dinsdag 20 augustus 2013

Indrukwekkende reportage Nieuwsuur over geweld tegen christenen in Egypte

Sinds het geweld tussen het leger van Egypte en de Moslimsbroederschap zijn er vele kerken in brand gestoken. Ook winkels en andere instellingen van christenen moeten het ontgelden.

Nieuwsuur maakte er een indrukwekkende reportage over. Indrukwekkend omdat:
1. De journalisten zich niet laten verleiden tot al te makkelijke tegenstellingen (moslims-christenen) maar de christenen zelf aan het woord laten: "Dit is het werk van extremisten. Moslims en christenen zijn broeders."
2. De journalisten de moed hebben gehad om als eerste in Minya te gaan kijken, nog voordat het regime in Egypte er een volledig verzorgde reis voor westerse journalisten van heeft gemaakt, voor hun eigen gewin.
3. De journalisten de moed hadden om tegen de lauwheid van veel media in, dit wel onder de aandacht te brengen.
3. De christenen in de verwoeste kerk van Minya een lied zingen, dat wij in ons Liedboek voor de Kerken hebben staan als gezang 474:

1
God roept ons, broeders, tot de daad;
zijn werk wacht, treedt dan aan
en weest gereed om elke weg,
die Hij u wijst, te gaan.
Wij weten dat, wat komen mag,
toch hij slechts wint, die waagt,
en wie zichzelve geven wil
door 't donker vlammen draagt.

2
God roept, en in Hem is de kracht,
die onze zwakheid staalt.
Dit is de vreugd, dat Hij het doel
en onze vaart bepaalt.
Dat Hij ons over grenzen heen
laat zien het groot gezicht
van aller mensen broederschap
in 't ene, godlijk licht.

3
God roept, en wat de mensen scheidt
dat zij geen scheiding meer;
zijn liefde houde ons allen saâm
en samen met de Heer.
Want wat er in de wereld woed',
toch is het God die wint
en in een elk die Hem behoort
het nieuwe rijk begint.

Laten de beelden de teksten voor zich spreken.



U kunt een bemoediging sturen aan de christenen daar. Oud-medestudent van mij Willem-Jan de Wit werkt in Caïro en schreef vanmorgen op Facebook het volgende:

Zowel in Nieuwsuur als in het RD afgelopen vrijdag kwam ds. Sameh Ibrahim aan het woord, de predikant van één van de uitgebrande kerken in Minya. Mocht u een goede wens of bemoediging voor hem en zijn gemeente hebben, plaatst u deze dan (bij voorkeur in het Engels) als reactie op http://willemjdewit.com/2013/08/19/no-hate-was-being-preached-praying-in-a-burnt-church-minya-egypt/. Ik ken ds. Sameh Ibrahim goed en zal hem attenderen op nieuwe reacties.

P.S. (23/08) Inmiddels heeft Willem-Jan de Wit een blog geschreven over de inhoud van het lied dat de christenen in Minya zongen, en een suggestie gedaan voor een andere Nederlandse tekst op die melodie. Gezang 474 is inderdaad niet in het Nieuwe Liedboek verschenen, en Willem-Jan legt de historische context uit. Voor zijn blog klik hier.

zondag 18 augustus 2013

Oordeel zelf! - Preek 18 augustus 2013


Luister op Kerkomroep.nl

Oordelen is niet zo moeilijk. We weten wel wat goed is om te doen en wat niet. Opvallend in het evangeliestuk van vandaag is dat Jezus nergens zegt wat mensen wel of niet goed doen. Dus dat is wel bekend. En wij weten het ook wel over onszelf. Oordelen is niet zo moeilijk, maar wel ongemakkelijk als het om onszelf gaat. We weten dat allerlei dingen niet goed doen en dat er allerlei dingen waar we bij betrokken zijn niet goed gaan. Maar we zijn snel geneigd te zeggen dat het nu eenmaal zo is, of dat je het niet zo zwart-wit moet zien. Maar dat doet Jezus dus wel vandaag. Zijn woorden in Lucas 12 worden steeds scherper en spuwen vandaag vuur. ‘Ik ben gekomen om op aarde een vuur te ontsteken, en wat zou ik graag willen dat het al brandde!’ Maar let wel, het gaat hem hier weliswaar niet om een gezellig zomers kampvuur, maar ook niet om een vernietigend vuur. Vuur heeft in de bijbel een zuiverende betekenis, zoals vuur bijvoorbeeld ook steriliseert. En diep in ons hart weten we wel wat dat betekent, maar we zijn er zo aan gewend geraakt dat goede dingen met minder goede dingen vermengd zijn, dat we dat accepteren. En nog goed vinden ook. Natuurlijk doen we dingen fout, maar we doen ook zoveel dingen goed, toch? Bovendien zijn er toch ook allerlei redenen aan te geven waarom je tegen iemand bent uitgevallen, of waarom je iets hebt nagelaten, iemand bent vergeten of wat dan ook? Het is een mengelingen van excuses en smoesjes waar we ons in de loop van ons leven steeds meer in vastdraaien. Waardoor we de waarheid moeten gaan omzeilen, ontkennen of verhullen en leren leven met onze schuld, maar ook met dat wat ons wordt aangedaan. We lijken met elkaar een soort status quo in stand te houden waarin we elkaar niet teveel wijzen op elkaars fouten, en omdat we dat toch wat onbevredigend vinden wijzen we dan nog wel eens naar anderen, liefst buiten de groep of iemand die opvalt, zodat jou zelf in ieder geval geen blaam treft.

Maar Jezus is niet zo iemand, hoewel zijn woorden scherp klinken. Hij is nog steeds de vredelievende herder. Maar Hij weet ook dat je vrede steeds moet bevechten. En dat je dus soms de waarheid moet zeggen. En dus noemt Hij zijn hoorders huichelaars, of letterlijk hypocrieten. Dat is een van oorsprong Grieks woord, dat des te interessanter is, omdat de betekenis heel duidelijk in dit stuk naar voren komt. Later roept Hij zijn hoorders op om bij een verschil van mening het niet van een rechter te laten afhangen wat diens oordeel is, maar er zelf uit te komen. Het Griekse woord voor rechter is kritès. Iemand die een hypo-kritès is, die oordeelt wel, net als een rechter, maar hij doet er iets mee, of eigenlijk: hij doet er niets mee. Hij schermt met het oordeel. Hij oordeelt wel, maar hij doet er niets mee. En zo komt Jezus tot de uitspraak: Waarom bepalen jullie niet uit jezelf wat juist is? Een wonderlijke zin, in een bijbel die zo vol voorschriften staat. Maar die veronderstelt Jezus als bekend. Mensen, zegt Hij, jullie weten wat goed is om te doen en wat niet. Waarom oordeel je dan daar niet naar en doe je het goede? Jullie weten het weer naar waarheid te voorspellen, maar als het op jullie zelf aankomt, dan zie je het wel, maar je doet er niets mee! Auw… Maar Jezus zegt dit niet om ons een hak te zetten, maar wel om ons te helpen in te zien dat we een veel beter leven kunnen hebben, en de eeuwigheid binnen handbereik, als we veel meer op onze eigen oordelen over onszelf zouden afgaan. Niet omdat God dat wil bepalen, maar omdat we dat zelf ook wel kunnen. Maar doe het dan ook. 

God wil een God van nabij zijn, en daar voelen we ons ook het beste bij, maar Hij is ook een God van ver, zegt Hij in Jeremia. ‘Als iemand iets verbergt, zou ik hem dan niet zien? – spreekt de Heer. Ben ik niet overal, in de hemel en op aarde? – spreekt de Heer.’ Een angstig oud beeld kan hier opdoemen van een God die alles van je ziet, en overal je weet te vinden. Maar zoals zo vaak lezen we dan niet wat er staat, maar wat er niet staat. Er staat helemaal niet dat God alles en iedereen in de gaten houdt en er lekker over wil oordelen. Waar het hier om gaat is dat God ook een beetje afstand wil houden om een overview te hebben, overzicht te houden over wat er met het goede gebeurt. Hij beschrijft hoe er leugenaars zijn die als valse profeten God als het ware incasseren, annexeren, de waarheid denken te bezitten. En God zegt: ho ho, je kunt me niet hebben, want ik ben ook een God van ver. Praat elkaar niet na en zeg niet te weten wat ik vind, maar oordeel zelf, dan wil ik voor jou God zijn. Jou nabij zijn. In je eigen oordelen, die soms niet makkelijk zijn.

En Jezus laat zien hoe oordelen niet makkelijk kan zijn. Wanneer hij praat over het vuur dat Hij op aarde ontsteekt, van zegt Hij dat dat vuur verdeeldheid zal zaaien. Geen prettige boodschap zo op het eerste oog. Maar ook hier moet je weer lezen wat er wel staat en niet wat er niet staat. Jezus stelt het heel praktisch voor: ‘Vanaf vandaag zullen vijf in één huis verdeeld zijn: drie tegen twee en twee tegen drie. De vader zal tegenover zijn zoon staan en de zoon tegenover de vader, de moeder tegenover haar dochter en de dochter tegenover haar moeder, de schoonmoeder tegenover haar schoondochter en de schoondochter tegenover haar schoonmoeder.’ Ik ga u even meenemen in het spel van de logica: Dat de vader tegenover de zoon staat en de zoon ook tegenover de vader is consequent. Zo is het ook met de moeder en de dochter en de schoonmoeder en de schoondochter. Echter, nu hebben we zes rollen, terwijl het om maar vijf mensen ging. Vader, zoon, moeder, dochter, schoonmoeder, schoondochter. Dus: de moeder en de schoonmoeder zijn dezelfde. En de schoondochter is met de zoon getrouwd. Volgt u mij nog? We hebben dus een gezin van vader en moeder, zoon en diens vrouw en dochter. Als je vervolgens kijkt wie tegenover wie staat – vader en zoon, moeder en dochter en moeder en schoondochter – dan kun je niet logischerwijs concluderen welke twee er nu tegenover welke drie staan. We kunnen concluderen dat vader en moeder tegenover de drie kinderen staan. Maar evenzogoed kan de zoon en de moeder, tegenover schoondochter, vader en dochter staan. Wat ik met deze hersenkraker wil laten zien is dat Jezus doelbewust in het vage houdt wie tegenover wie staat. En wie er gelijk heeft. En volgens mij doet Hij dat omdat het er niet om gaat wie goed is en wie fout, maar dat de verdeeldheid heel complex is. Niet één tegen vier, maar twee tegen drie, of drie tegen twee. Een bijzonder ongemakkelijk situatie voor een gezin. Of het is een verdeeldheid die dwars door de huwelijken in dat gezin zou lopen, of het is een generatieconflict is tussen ouders en kinderen.

Waar het om gaat is dat een zuiverend vuur onze oordelen scherpt. Een zuiverend vuur verbrandt dat wat niet ter zake doet. Het ontrafelt complexe situaties en laat zien waar het echt om gaat. En dat geeft verdeeldheid. Een verdeeldheid die ongemakkelijk is, maar die nodig is om tot zuivere oordelen te komen. Anders praten we elkaar maar na en houden we ons collectief op de vlakte, stoppen we dingen in de doofpot, omdat je er maar niet zo zwaar aan moet tillen. Onaangenaam, want wie houdt er van ruzie? Maar ruzie is het niet. Het gaat er niet om over de ander te oordelen, maar zelf te oordelen wat juist is. Gewoon door te zien wat er aan de hand is. Net zoals je de regen ziet aankomen in het voorbeeld van Jezus, dat je weet wat het betekent wat er om je heen gebeurt. En dat als je iets niet goed vindt zoals er tussen mensen of met de wereld wordt omgegaan, dat je daar dan ook iets mee doet. Laten we in al onze drukte niet blijven hangen in de vrede te bewaren, maar laten we die vrede telkens weer bevechten door uit onszelf te bepalen wat juist is. Niet door elkaar te bestrijden, en zeker niet voor een rechter, want dat oordeel zou wel eens als een boemerang terug kunnen komen. Maar door open te staan voor het oordeel dat we zelf moeten maken. En doe dat in menslievendheid.

Tot slot een klein verhaal:
Een oude koning zei ooit: als ik een glas vul met ijskoud water, zal het springen. Als ik een glas vul met heet wat, zal het ook springen. Als ik het koude en het hete water meng, zal het lauw zijn. En het glas zal niet breken.
Zo is het ook met de mens: die kan niet leven door louter gerechtigheid, dat is te koud. Hij kan echter ook niet leven van louter barmhartigheid, dat is te warm.

Daarom wil onze God een God zijn van gerechtigheid én barmhartigheid. Een God van ver én een God van nabij. Want zo brengt Hij ons geluk en heil binnen handbereik.

dinsdag 13 augustus 2013

Wat niet slijt, gedijt - preek zondag 11 augustus 2013


Te beluisteren via kerkomroep

Voor alles wat er is onder de hemel is er één zekerheid, namelijk dat het slijt. Met deze Prediker-achtige zin wil ik de overweging vervolgen over Lucas 12. Voor alles wat er is onder de hemel is er één zekerheid, namelijk dat het slijt. Jezus vervolgt zijn betoog in het Evangelieverhaal: ‘Maak voor jezelf een geldbuidel die niet verslijt, een schat in de hemel die niet opraakt, waar een dief niet bij kan en die door geen mot kan worden aangevreten. Waar jullie schat is, daar zal ook jullie hart zijn.’

De bijbel weet het goed: ons leven is aan slijtage onderhevig. We merken het aan ons lichaam, hoezeer we dat ook tegen proberen te gaan of proberen te verdoezelen. Maar ook alles wat wij verzamelen aan spullen slijt. En als dat nu eens een teken van goed gebruik zou zijn, maar vaak is het dat ook niet meer. Veel van de spullen die wij kopen of verzamelen zijn niet eens meer gericht op duurzaam gebruik. We leven in een wegwerpcultuur. En dat beperkt zich niet alleen tot verpakkingsmaterialen, maar zelfs tot apparaten. Kijk maar eens naar allerlei goedkope huishoudelijke apparatuur, die je toch ook niet meer laat repareren als ze snel kapot gaan. En mobiele telefoons zijn erop gemaakt twee jaar mee te gaan, en niet meer. En de ene iPad wordt ingehaald door de volgende. En we proberen als goedmakertje zoveel mogelijk materialen te recyclen, maar vergeten daarbij hoeveel energie dat kost. Dat er voor alles wat er is onder de hemel één zekerheid is, namelijk dat het slijt, is een feit. Maar zou Jezus er niet enorm van schrikken hoe erg wij dat slijten versnellen?

En zou Jezus dan niet aan ons vragen: en wat gooi je nu niet weg? En dan wordt het ongemakkelijker, want we gooien ook heel veel dingen níet weg. We bewaren, sparen en verzamelen van alles. Waar zit daar nu de angel? De angel zit hem erin dat we in onze spullen en in onze spaartegoeden zekerheid denken te vinden. We verzamelen zekerheden om ons heen. Is dat zo erg? Misgunt God ons het genoegen om van onze spullen te genieten, en om uit te kijken naar het besteden van ons appeltje voor de dorst. Dat we er lekker van op vakantie kunnen, of ons wat luxe kunnen veroorloven? Is dat wat God niet wil?

Natuurlijk misgunt God ons dat niet, al valt er vast nog iets te zeggen over hoe je je geld besteedt, maar dat snap je zelf ook wel. Waar het om gaat is dat God zegt: lieve mensen, ontleen daar nu geen zekerheid aan, want het slijt. En niet omdat God het wil, maar omdat het zo is. God zoekt het geluk van de mensen, van ons, en Hij ziet hoezeer we ons vastklampen aan wat niet blijvend is. En we weten toch allemaal dat het zo is, dat dingen slijten, of dat we ze verliezen? Dat dingen kapot gaan, ook heel dierbare spullen, die niet meer te repareren zijn? Dat dingen gestolen worden, op reis of in huis? En dat niet iedereen zijn pensioen haalt om van de vruchten van zijn sparen te genieten? Het is een geluk als je spullen en geld tot je beschikking hebt, maar als je spullen en geld hebt wil dat niet automatisch zeggen dat je ook gelukkig bent. Wat ons geluk en ons heil in de weg staat is dat we er zo vaak enorm druk mee zijn. En dat we er ons ook enorm druk om maken.

Hier moeten we even oppassen dat we niet voorbij gaan aan de terechte zorgen en drukte als er bijvoorbeeld wordt ingebroken, als je dingen verliest, en als je oudedagsvoorziening in gevaar komt. Allemaal zorgen die terecht drukte in je hoofd geven. Waar het vandaag om gaat dat ons heil en geluk in gevaar komen als we worden afgeleid door onze zorgen om geld en goed. Wanneer Jezus ons oproept in de tekst van vandaag om klaar te staan, dan bedoelt Hij dat we moeten stilstaan bij wat ons werkelijk geluk en heil brengt. En dat zijn niet de vergankelijke dingen, de dingen die slijten en het geld dat we kunnen verliezen. En nogmaals niet omdat God dat ons misgunt – dank God daar juist voor – maar omdat ons ware geluk en ons heil daar niet mee verbonden is. We kunnen er geen zekerheid aan ontlenen. En hoe meer je je eraan vast gaat klampen en je er druk om maakt dat dingen slijten en de waarde van wat je hebt kan dalen, hoe minder geluk en heil er op je pad komt. Want geluk is niet te koop en de hemel al helemaal niet. Te meer daar geluk en heil niet iets is om op te wachten, maar waar je aan kan werken door je op de goede dingen te richten. De woorden van Jezus roepen een ouderwets beeld op van in vrees en beven wachten totdat Jezus komt, maar in werkelijkheid gaat het om waken, om alert zijn op de dingen die belangrijk zijn. Om je niet te verliezen in onbelangrijke dingen. Onbelangrijke dingen die onbelangrijk zijn omdat ze vergankelijk zijn, voorbij gaan. We kunnen er nog zoveel belang aan hechten maar ze gaan voorbij. Ze kunnen bijdragen aan ons geluk en ons heil als we ons belang ergens anders instellen.

Zo zegt Jezus: ‘Gelukkig de knechten die de heer bij zijn komst wakend aantreft. Ik verzeker jullie: hij zal zijn gordel omdoen, hen aan tafel nodigen en hen bedienen.’ Dit gaat niet over een leven zonder geneugden, en zelfs niet om onderdanigheid en je ontzeggen van alle genoegens van het leven. Het gaat erom ze de juiste plaats te geven. En kijk dan wat er gebeurt: de rollen worden omgedraaid: de heer wordt dienaar. Dat wij ons leven en ons geld en goed in dienst stellen van het leven met God maakt dat God ons op Zijn beurt dient. Niet als een voor wat hoort wat, maar omdat hier een gezamenlijk belang in schuilt. Namelijk: daarin is geluk en heil te vinden, en anders niet. Dat wil niet zeggen dat je schatrijk wordt als je God maar dient, zo kort door de bocht, zoals Spreuken het soms kan zeggen, is het niet. Het is geen middel tot een geldelijk of heilzaam doel, nee het is het doel op zich. En een mens krijgt wat hij nodig heeft, hij komt niet tekort. Hij komt misschien niet niets tekort, maar hij komt wel niet tekort. En wie het heft in eigen handen neemt zoals de dienaar in het laatste gedeelte en zijn knechten en dienstmeisjes gaat slaan, zal verrast worden door de komst van de heer die hem hetzelfde lot zal ondergaan. Wie heilzaam leeft zal het heil ontvangen. Wie onheilzaam leeft zal het onheil ontvangen. Kijk maar naar de agressie van die dienaar; het raakt me. Het staat er zo plomp verloren, dat hij zijn knechten en dienstmeisjes slaat. Hoeveel wordt er niet geslagen, en hoeveel geweld wordt er niet gebruikt, fysiek en verbaal, om bezittingen te beschermen of om een eigen wil op te leggen omdat het moet gaan zoals die persoon vindt dat het moet gaan, voor zijn eigen zogenaamde geluk? Worden we nu echt gelukkiger van de agressie in het verkeer, van alle drukte om te bemachtigen wat we willen hebben? Nee, sterker nog, als een slag in het gezicht word je het geluk ontnomen. Waren wij niet bedoeld om niet van de heb te zijn, maar om te leven, voor elkaar en voor God, en zo het heil te ontvangen?

Waar het al met al om gaat is om verantwoord met ons geld en goed om te gaan. Ze zijn middelen om te werken aan geluk en heil voor alle mensen, en geen doel op zich. Geluk en heil, dat is het doel. Hoe je dat moet doen moet ieder naar eigen kunnen afwegen en doen. In ieder geval zegt Jezus dat wie meer heeft meer verantwoordelijkheid heeft. En dat het niet bedoeld is om mensen iets af te pakken, maar om je te laten realiseren dat je gezegend bent als je geld en goederen tot je beschikking hebt. En dat je daar een zegen mee mag zijn, om die zegen ook ten volle te kunnen smaken. In vrede. En dan, dan zal ieder, zoals Jesaja zegt, zelf kunnen genieten van het werk van je handen.


De Bijbel verbiedt vaccinatie niet - opiniestuk Brabants Dagblad

OPINIE - Ook met een keuze voor inenting hoeven gelovigen niet los te laten dat ze afhankelijk zijn van God.
Verschillende politici, onder wie premier Mark Rutte, hebben predikanten opgeroepen hun gemeenteleden te bewegen hun kinderen te laten inenten. Met deze oproep zijn alle pijlen nu gericht op het geloof van mensen die hun kinderen niet willen laten inenten. Maar vaccinatie is eigenlijk helemaal geen thema in het christelijk geloof. De Bijbel zegt niet dat het niet mag. Omdat voorstanders zich overschreeuwen en zij mensen die kritisch tegenover vaccineren staan willen dwingen, is het toch een principieel geloofsthema geworden. Als voorstanders de discussie minder principieel zouden voeren, zouden kritische gelovigen niet het gevoel krijgen hun principes los te moeten laten.
Lees meer in het Brabants Dagblad