woensdag 23 januari 2019

Hoe komen wij in het dreigende wereldnieuws ons lot te boven? Preek over Esther 1 en 2

Het verhaal van Esther stuitte mij deze week onverwacht tegen de borst. In eerste instantie dacht ik: leuk, we gaan het over Esther hebben: dat heb ik altijd een boeiend verhaal gevonden. 

Het spannende verhaal van een meisje dat koningin wordt heeft in eerste instantie iets van een sprookje. En wordt vervolgens heel serieus als het aankomt op de redding van haar eigen volk. En durft Esther dan, met al haar voorrechten, haar nek uit te steken, met gevaar voor eigen leven? Durf je je luxe-leventje en durf je je leven op het spel te zetten als er onrecht wordt gedaan aan je eigen mensen? En zou je anders kunnen? Want kun je er wel aan ontkomen? Zo is Esther een ongelofelijk spannend verhaal van een vrouw, die nota bene haar afkomst moet verbergen met een veel normalere schuilnaam, terwijl ook God zich verborgen houdt. Waar is God in deze dreiging, waarin een mens de moed moet opbrengen om op te staan tegen onrecht? Mensen lijken overgeleverd aan het lot, aan het toeval. En dan blijkt toch die toeval de logica van God. Een ongelofelijk actueel verhaal dat raakt aan racisme, anti-semitisme, discriminatie, vooroordelen en zelfs volkerenmoord.

Schoonheidswedstrijd

Maar actueel zijn ook de eerste twee hoofdstukken om een andere reden. En daarom stuitte het verhaal van Esther mij nu tegen de borst. Die schoonheidswedstrijd die gehouden wordt in het tweede hoofdstuk kan toch niet meer?

zondag 13 januari 2019

Waarom heeft het zin om over het Evangelie te blijven vertellen? - preek 13 januari 2019



“Hoor, een stem zegt: ‘Roep!’ En de mens antwoordt: ‘Wat zou ik roepen? De mens is als gras, hij bloeit als een veldbloem. Het gras verdort en de bloem verwelkt wanneer de adem van de Heer erover blaast. Ja, als gras is dit volk.’”

Wie wil het nog horen?

Wat zouden wij roepen? Over de goede boodschap van God, het Evangelie? Wie wil het nog horen? Als ik om me heen luister in de zoektocht naar hoe we met elkaar in gesprek kunnen gaan over de toekomst van de gemeente met het oog op de invulling van de predikantsvacature, dan bekruipt me wel eens het gevoel dat we er eigenlijk niet meer zo in geloven. Wel in die goede boodschap, maar niet in dat roepen.

Nashvilleverklaring

Bovendien zijn we in dat roepen veel voorzichtiger geworden. We beleven dat steeds meer mensen heel anders in het leven staan, en wie zijn wij dan? Bovendien heeft al te zeker van de daken schreeuwen van onze boodschap ook veel leed veroorzaakt. Ook deze week komen herinneringen boven bij de Nashvilleverklaring aan een kerk waarin de norm werd gesteld aan wat normaal was. En waarin geen ruimte is voor wie anders is. De theologie die daarachter steekt hebben we veelal achter ons gelaten, al is daar tegelijkertijd ook weinig voor terug in de plaats gekomen. Daardoor weten we het ook niet altijd meer. Wat kun je nog geloven? En wat zou je er dan over roepen, als je het zelf al niet altijd meer weet?

Loopt het af?

Het roept het besef, de angst of misschien al de berusting op dat het met deze generatie wel eens afgelopen zou kunnen zijn. En dan houden we het nog wel een aantal jaren vol, en ronden we het netjes af, en doet iemand na ons misschien wel het licht uit.

Kerk in de verdrukking

“Troost, troost mijn volk, zegt jullie God.” Dat is geen troost bij rouw van wat voorbij gaat. Nee: “Spreek moed in”, want blijkbaar is er hoop. Ook in Jesaja’s tijd wordt gevoeld: ‘Wat blijft er van ons over?’ Het is een bedreigende tijd waarin Israël tussen de grootmachten van het Perzische Rijk en het Babylonische Rijk platgedrukt wordt. En zo is er in onze tijd zoveel dat belangstelling voor de kerk en het Evangelie wegdrukt. Letterlijk de drukte, maar ook de vele keuzemogelijkheden die er zijn, en waar mensen al bijna in verzuipen.

Er is een weg

En toch is er reden om te troosten en moed in te spreken. Er is blijkbaar een weg te banen voor God, een weg door de woestijn. Ja, ondanks dat ons eigen kerk-zijn en ons eigen geloven zo kwetsbaar is en zo snel kan vergaan als het gras. Want, zegt Jesaja, ‘het woord van onze God houdt altijd stand.’ Mooi gezegd, maar wat betekent dat voor ons? Kunnen wij daar meer aan hebben dan alleen een houvast dat het na ons misschien dan toch wel doorgaat? Ook al geloven we daar misschien zelf niet zo in.

Niet alles wat kan is heilzaam

Kijk eens naar Johannes de Doper. Hij staat daar te roepen. In de woestijn. En wat hij roept wil niet iedereen graag horen. Wat hij zegt schuurt. En de vrouw van Herodes kan dat niet goed hebben. Johannes’ woorden gaan in tegen wat normaal wordt gevonden, en dat alles zomaar kan. Hij zou een mooie profeet zijn in een tijd waarin mensen dingen doen en op Facebook zetten met de tekst: ‘Gewoon omdat het kan.’ Niet alles wat kan is heilzaam en maakt je tot een heel en compleet mens. En dus roept Johannes. Misschien ook tegen beter weten in. Want hij wil geen betweter zijn. Maar zo gaat het niet goed. Hij zal zich een roepende in de woestijn hebben gevoeld, zoals we dat zijn gaan noemen. Maar hij weet ook dat het niet van hem afhangt. ‘Nee, ik ben niet de messias’, zegt hij. ‘Ik doop jullie met water, maar er komt iemand die meer vermag dan ik. Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur.’

Jezus belichaamt Gods woord

Waar Jesaja dus zegt: het hangt niet van ons af, want het woord van God houdt altijd stand, wijst Johannes concreet naar iemand: Jezus. In de traditie wordt hij het vleesgeworden woord genoemd. Incarnatie met een moeilijk woord: in het vlees gekomen. Dat riekt naar oude taal en oude theologie, met name door dat woord ‘vlees’. Laten we het nieuw omschrijven: In Jezus herkent de traditie iemand die het woord van God belichaamt. Dat is heel mooi, want dan blijven de woorden niet in de lucht hangen. De woorden van God krijgen concreet gestalte. Ze brengen iets teweeg. Dat zullen we later in het leven van Jezus ook gaan zien. Zijn woorden zijn niet zomaar woorden. Ze brengen iets teweeg.

Moed

Daar mogen we moed uit putten. De geboorte van Jezus, zijn menswording, zoals dat zo mooi heet, betekent dat het woord van God zich in ons bestaan nestelt. Er is iemand onder ons die dat belichaamt. En die ons in beweging zet. Ook wij kunnen die woorden van God belichamen, en dus ook uitdelen en doorgeven.

'Waar zijn ze?'

Zijn er dan wel handen om het aan door te geven? Ja, per definitie, omdát het woord van God onder ons is komen wonen, mens is geworden. Alleen moeten we wel op zoek gaan wáár dat woord dan mensen in beweging zet. Dat zijn niet automatisch meer onze kinderen en mensen die nieuw in onze kerk komen. Dat automatisme dat mensen wel naar de kerk komen als het om geloven gaat is er niet meer. Dus de vraag ‘Waar zijn ze?’ is niet de goede vraag.

Of misschien toch tegelijkertijd wel. Want inderdaad: waar zijn ze dan wel? Laten we maar eens op zoek gaan. Op scholen, in je buurt, op je werk, in je klas, verzin het maar. Waar zijn mensen? Daar kan het Evangelie mensen in beweging zetten. Gewoon, omdat het kan 😉. Omdat het woord van God niet zomaar een verhaal is, en zomaar een visie op het leven, zoals er zovelen zijn. Dit woord van God wordt concreet, in Jezus. In Jezus wordt het belichaamd. En in ons krijgt het handen en voeten. En op zoveel plekken meer waar mensen geïnspireerd worden door Jezus’ woorden.

Inspiratie

In dat woord inspiratie, in de Geest, zit die heilige Geest, die we op Jezus zien neerdalen bij zijn doop. Misschien kun je je daar nog meer bij voorstellen dan iemand die het woord van God belichaamt. Er is een heel bijzonder lijntje tussen God en Jezus: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik mijn vreugde.’ Waar mensen geïnspireerd worden geven ze Gods woorden handen en voeten en komen ze in beweging. Niet omdat wij dat doen, maar omdat Gods woorden onder ons wonen. Het hangt gelukkig niet van ons af.

Het licht blijft aan

En dan blijft het licht dus branden. Is het niet hier, dan wel ergens anders, of hier op dezelfde of een andere manier. Zoals dominee Ruth vorige week aanhaalde uit Johannes 1: “In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen.” Om daaraan het volgende vers toe te voegen: “Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen.”