“Hoor, een
stem zegt: ‘Roep!’ En de mens antwoordt: ‘Wat zou ik roepen? De mens is als gras,
hij bloeit als een veldbloem. Het gras verdort en de bloem verwelkt wanneer de
adem van de Heer erover blaast. Ja, als gras is dit volk.’”
Wie wil het nog horen?
Wat zouden
wij roepen? Over de goede boodschap van God, het Evangelie? Wie wil het nog
horen? Als ik om me heen luister in de zoektocht naar hoe we met elkaar in
gesprek kunnen gaan over de toekomst van de gemeente met het oog op de
invulling van de predikantsvacature, dan bekruipt me wel eens het gevoel dat we
er eigenlijk niet meer zo in geloven. Wel in die goede boodschap, maar niet in
dat roepen.
Nashvilleverklaring
Bovendien
zijn we in dat roepen veel voorzichtiger geworden. We beleven dat steeds meer
mensen heel anders in het leven staan, en wie zijn wij dan? Bovendien heeft al
te zeker van de daken schreeuwen van onze boodschap ook veel leed veroorzaakt. Ook
deze week komen herinneringen boven bij de Nashvilleverklaring aan een kerk
waarin de norm werd gesteld aan wat normaal was. En waarin geen ruimte is voor
wie anders is. De theologie die daarachter steekt hebben we veelal achter ons
gelaten, al is daar tegelijkertijd ook weinig voor terug in de plaats gekomen.
Daardoor weten we het ook niet altijd meer. Wat kun je nog geloven? En wat zou
je er dan over roepen, als je het zelf al niet altijd meer weet?
Loopt het af?
Het roept
het besef, de angst of misschien al de berusting op dat het met deze generatie
wel eens afgelopen zou kunnen zijn. En dan houden we het nog wel een aantal
jaren vol, en ronden we het netjes af, en doet iemand na ons misschien wel het
licht uit.
Kerk in de verdrukking
“Troost,
troost mijn volk, zegt jullie God.” Dat is geen troost bij rouw van wat voorbij
gaat. Nee: “Spreek moed in”, want blijkbaar is er hoop. Ook in Jesaja’s tijd wordt
gevoeld: ‘Wat blijft er van ons over?’ Het is een bedreigende tijd waarin Israël
tussen de grootmachten van het Perzische Rijk en het Babylonische Rijk platgedrukt
wordt. En zo is er in onze tijd zoveel dat belangstelling voor de kerk en het
Evangelie wegdrukt. Letterlijk de drukte, maar ook de vele keuzemogelijkheden
die er zijn, en waar mensen al bijna in verzuipen.
Er is een weg
En toch is
er reden om te troosten en moed in te spreken. Er is blijkbaar een weg te banen
voor God, een weg door de woestijn. Ja, ondanks dat ons eigen kerk-zijn en ons
eigen geloven zo kwetsbaar is en zo snel kan vergaan als het gras. Want, zegt
Jesaja, ‘het woord van onze God houdt altijd stand.’ Mooi gezegd, maar wat
betekent dat voor ons? Kunnen wij daar meer aan hebben dan alleen een houvast
dat het na ons misschien dan toch wel doorgaat? Ook al geloven we daar misschien
zelf niet zo in.
Niet alles wat kan is heilzaam
Kijk eens
naar Johannes de Doper. Hij staat daar te roepen. In de woestijn. En wat hij
roept wil niet iedereen graag horen. Wat hij zegt schuurt. En de vrouw van
Herodes kan dat niet goed hebben. Johannes’ woorden gaan in tegen wat normaal
wordt gevonden, en dat alles zomaar kan. Hij zou een mooie profeet zijn in een
tijd waarin mensen dingen doen en op Facebook zetten met de tekst: ‘Gewoon
omdat het kan.’ Niet alles wat kan is heilzaam en maakt je tot een heel en compleet
mens. En dus roept Johannes. Misschien ook tegen beter weten in. Want hij wil
geen betweter zijn. Maar zo gaat het niet goed. Hij zal zich een roepende in de
woestijn hebben gevoeld, zoals we dat zijn gaan noemen. Maar hij weet ook dat
het niet van hem afhangt. ‘Nee, ik ben niet de messias’, zegt hij. ‘Ik doop
jullie met water, maar er komt iemand die meer vermag dan ik. Hij zal jullie dopen
met de heilige Geest en met vuur.’
Jezus belichaamt Gods woord
Waar Jesaja
dus zegt: het hangt niet van ons af, want het woord van God houdt altijd stand,
wijst Johannes concreet naar iemand: Jezus. In de traditie wordt hij het
vleesgeworden woord genoemd. Incarnatie met een moeilijk woord: in het vlees
gekomen. Dat riekt naar oude taal en oude theologie, met name door dat woord ‘vlees’.
Laten we het nieuw omschrijven: In Jezus herkent de traditie iemand die het
woord van God belichaamt. Dat is heel mooi, want dan blijven de woorden niet in
de lucht hangen. De woorden van God krijgen concreet gestalte. Ze brengen iets
teweeg. Dat zullen we later in het leven van Jezus ook gaan zien. Zijn woorden
zijn niet zomaar woorden. Ze brengen iets teweeg.
Moed
Daar mogen
we moed uit putten. De geboorte van Jezus, zijn menswording, zoals dat zo mooi heet,
betekent dat het woord van God zich in ons bestaan nestelt. Er is iemand onder
ons die dat belichaamt. En die ons in beweging zet. Ook wij kunnen die woorden
van God belichamen, en dus ook uitdelen en doorgeven.
'Waar zijn ze?'
Zijn er
dan wel handen om het aan door te geven? Ja, per definitie, omdát het woord van
God onder ons is komen wonen, mens is geworden. Alleen moeten we wel op zoek
gaan wáár dat woord dan mensen in beweging zet. Dat zijn niet automatisch meer onze
kinderen en mensen die nieuw in onze kerk komen. Dat automatisme dat mensen wel
naar de kerk komen als het om geloven gaat is er niet meer. Dus de vraag ‘Waar
zijn ze?’ is niet de goede vraag.
Of
misschien toch tegelijkertijd wel. Want inderdaad: waar zijn ze dan wel? Laten
we maar eens op zoek gaan. Op scholen, in je buurt, op je werk, in je klas,
verzin het maar. Waar zijn mensen? Daar kan het Evangelie mensen in beweging
zetten. Gewoon, omdat het kan 😉.
Omdat het woord van God niet zomaar een verhaal is, en zomaar een visie op het
leven, zoals er zovelen zijn. Dit woord van God wordt concreet, in Jezus. In
Jezus wordt het belichaamd. En in ons krijgt het handen en voeten. En op zoveel
plekken meer waar mensen geïnspireerd worden door Jezus’ woorden.
Inspiratie
In dat woord inspiratie, in de Geest, zit die heilige Geest,
die we op Jezus zien neerdalen bij zijn doop. Misschien kun je je daar nog meer
bij voorstellen dan iemand die het woord van God belichaamt. Er is een heel
bijzonder lijntje tussen God en Jezus: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou
vind ik mijn vreugde.’ Waar mensen geïnspireerd worden geven ze Gods woorden
handen en voeten en komen ze in beweging. Niet omdat wij dat doen, maar omdat Gods
woorden onder ons wonen. Het hangt gelukkig niet van ons af.
Het licht blijft aan
En dan blijft
het licht dus branden. Is het niet hier, dan wel ergens anders, of hier op
dezelfde of een andere manier. Zoals dominee Ruth vorige week aanhaalde uit
Johannes 1: “In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen.”
Om daaraan het volgende vers toe te voegen: “Het licht schijnt in de duisternis
en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen.”