zondag 29 november 2015

Kun je er nog wel in geloven? Preek 29 november, 1e Advent 2015


Afgelopen vrijdag bladerden diaken Anton van Diessen van de parochie en ik door de gebedenboeken die in de Sint Jan en de Antoniuskerk hebben gelegen na de aanslagen in Parijs. Vanuit die gebeden en opmerkingen hadden we de wake voor de slachtoffers van terreur vormgegeven anderhalve week terug. Een journaliste van Omroep Brabant Radio vroeg ons wat ons het meest trof van wat mensen hadden opgeschreven. Mij viel de roep op dat er een einde komt aan het geweld. Dat er vrede komt. Een noodkreet: Heer, stop het geweld! Mooi gezegd. En we voelen het allemaal ook wel ergens: als dat eens waar kon zijn... Tegelijkertijd voelen we ook dat het een mooi ideaal is, maar dat het er niet snel van zal komen. Zo is de wereld nu eenmaal. De dreiging voelen we soms erg dichtbij. Maar het leven gaat ook gewoon door. Wat, als het er eens echt van zou komen? Zouden we het dan geloven?

We leven in ons leven met veel dingen waar we hard aan werken en die ons lukken. Een eigen bedrijf, een schooldiploma, dingen creëren of ontwikkelen met je talenten, in het werk met projecten of met mensen, kinderen, en in het contact met mensen, of de zorg voor onze naasten. Daarin lukken dingen. En soms lukt het zelfs om het verschil te maken. En tegelijkertijd leven we ook met veel dingen die niet lukken. Omdat we er niets aan kunnen doen, bijvoorbeeld aan oorlogen ver weg, of dat onze naasten ziek zijn. En ook dingen waarvan we het gevoel hebben dat we daar onvoldoende in kunnen betekenen. Neem het milieu, waarin je keuzen kunt maken in wat je aanschaft en verbruikt, in het afval dat je scheidt en de auto die je rijdt of de energie die je verbruikt. Maar het resultaat lijkt soms te verwaarlozen. Er lukken veel dingen niet, en andere dingen lukken ons onvoldoende om daar werkelijk een ommekeer in aan te brengen. Er zijn ook dingen die door onze schuld misgaan, of door ons nalaten. Het lukt ons niet altijd om goed met elkaar om te gaan. Zelfs als dat minimaal ook de schuld is van de ander, het is wel iets dat ons leven tekent.

Verlangen en verwachtingen
Waarin zou jij willen dat er een ommekeer zou komen? Wat zou jij willen dat er radicaal anders ging, in de wereld, in jouw leven? Wat zou je willen dat stopt, dat anders wordt? Welke droom zou je willen laten uitkomen, die nu zo irrealistisch lijkt? Uit deze verlangens worden toekomstverwachtingen geboren. Toekomstverwachtingen die we blijven vertellen aan elkaar. Zal er ooit een dag van vrede zijn? We geven de moed niet op. Ooit een dag zonder pijn, zonder verdriet? Hoe moeilijk ook, als de een het niet meer kan hopen, houdt de ander de hoop levend. Ooit een dag zonder strijd, ook met en in mezelf? We houden er ons al sorry zeggend aan vast. Zulke toekomstverwachtingen worden gevoed uit ons geloof. We leven in de hoop op een nieuwe wereld. Waarin geen dood meer is, geen armoede en geen pijn. En alles wat je in je leven kwelt of moeilijk maakt. Ouder worden, gemis, ziekte, verdriet, gebrokenheid, de zorgen om de wereld. En vrij van onze schuld. Waarin we werkelijk genade vinden voor wat ons niet lukt.

Advent is verwachten
Zo leven we in geloof vanuit een toekomstverwachting, die allerlei andere kanten van de medaille schetst van het leven in deze wereld. De tijd van Advent is een tijd die deze toekomstverwachting extra aanwakkert. We verwachten niet alleen het kerstkind waarvan we weten dat dat toch al geboren is. We verwachten dat de geboorte van dat kind ook daadwerkelijk een verandering zal aanbrengen in de wereld. De komst van Jezus gaat niet alleen over het kerstkind, maar ook over de wederkomst van Jezus, die een nieuwe tijd inluidt. De geboorte van het kerstkind is een voorbeschouwing op hoe God een ommekeer wil brengen in ons leven. De vraag is alleen: wat doe je als die ommekeer daadwerkelijk voor de deur staat? Geloof je het dan ook? Of is het vooral een mooi verhaal, een mooie droom?

Mooie praatjes, geen verwachting meer
Lukas begint zijn verhaal over Jezus met die verwachting. Nou ja, verwachting. Eigenlijk is er weinig meer van de verwachting over. Een mooi verhaal ja, een mooie droom. Maar in het leven van Zacharias en Elizabeth leeft er geen verwachting meer. En in de meest concrete zin is dat zichtbaar en intens voelbaar. Elizabeth is onvruchtbaar en zal nooit een kind krijgen. Hoe vroom en gelovig ze ook zijn, en hoe strikt ze zich ook houden aan alle geboden en wetten van God, zoals het er staat; ze hadden geen kinderen en zullen ze nooit krijgen. Je voelt de aanvechting. Met alle vrome uitspraken die de priester Zacharias paraat zal hebben, zal er toch ook verbittering zijn. God is ons vergeten. Mooie praatjes allemaal over de toekomst, maar aan ons gaat die toekomst voorbij. Wij blijven in het verleden. Hier stopt het. Het zal vast ooit goed komen, maar niet met ons.

Zacharias en Elizabeth zullen net als ieder gedwongen kinderloos echtpaar er het beste van hebben gemaakt. En ook hun aandacht op andere zaken hebben gericht. Zacharias zal zich als priester hebben gewijd aan zijn dienst in het geloof; Elizabeth zal, wie weet, zich nog gewijd hebben aan de zorg voor anderen, misschien zelfs kinderen. In een traditioneel rollenpatroon zoals dat er toen was. Maar ergens zal het zijn blijven knagen. Of misschien zelfs dat niet meer. En zal het een hooguit weemoedig terugverlangen zijn naar de hoop en de verwachting die ze ooit hadden. En geloofden ze er niet meer in. Een mooi verhaal, een mooie droom.

Meer dan een kind, geen hoop meer
We mogen ze aan hun namen herinneren, Zacharias en Elisabeth. De man heet dat God gedenkt. En de vrouw dat God een belofte heeft gedaan. Dus samen heten ze dat God zijn belofte gedenkt. En in de Bijbel is iemand zoals hij heet. Ja, een mooi verhaal, een mooie droom.

Maar het kan toch ook goed komen zonder kind? Ach, het leven kan zoveel brengen, maar juist hier treft het Zacharias en Elisabeth als vrome gelovigen van Israël diep in het hart. Want, het gaat niet alleen om hen. Zij kunnen hun persoonlijke verdriet best verwerken en ombuigen in iets anders, maar als vrome gelovigen leven ze in het besef dat de echte oplossing, de echte verlossing, van alles wat er in dit leven niet lukt, niet komt door wat de mens ervan maakt, door wat wij ervan maken. En we doen ons best, hooguit. De echte verlossing komt van God. Daar werk je zelf niet aan. Die wordt je in de schoot geworpen.

Israël leeft in het diepe besef dat kinderen niet alleen een persoonlijke vervulling zijn van je leven, of in die tijden ook je oudedagsvoorziening. Bij de geboorte van ieder kind komt de komst van de Messias dichterbij. En daarom is de onvruchtbaarheid van Elisabeth voor haar en Zacharias zo'n aanvechting. De belofte van God, die stopt bij hen. Als er geen kinderen meer worden geboren, is de hoop verloren.

Natuurlijk, ook zij zullen het breder hebben gezien; er worden andere kinderen geboren. Maar begrijp hierdoor hoe diep het hen raakt in hun geloof. Wij hoeven er niet meer over in te zitten, want de Messias is al geboren. Maar voor hen was het nog verwachting. Of ijdele hoop, misschien?

En toch...
In ieder geval hadden Zacharias en Elisabeth het niet meer verwacht. Vast ook niet dat Zacharias door het lot werd aangewezen om naar de tempel van Jeruzalem te gaan en daar het reukoffer op te dragen in het heiligdom van de Heer, zoals er staat. Zacharias zal zo vaak niet uitgekozen zijn. Waarom nu wel? Maar hij wordt door het lot aangewezen. En bij dat lot klinkt altijd God mee. Maar bij Zacharias, die heet dat God gedenkt, gaat geen lampje branden. Bij ons nu wel. Zou het dan toch?

In de tempel schrikt Zacharias hevig bij het zien van een engel van de Heer. Hoeveel je er ook over zegt, en hoeveel wij er nu ook over zingen in de Adventstijd: wat zou je doen als er één voor je staat? En daarmee bedoel ik de meest prangende vraag: zou je het geloven?

Zou je het geloven?
En zou je hem geloven als zo'n engel voorspelt dat alles gaat gebeuren wat je in je dromen droomde? Dromen die je door alle levenswijsheid niet meer reëel vindt. Mooie verhalen, mooie dromen. Zou je het geloven als daadwerkelijk de wereld nieuw zal worden? Dat je pijn, je verdriet, je schuld, je onmacht, je wanhoop, je angst, je zorgen verdwijnen?

'Als bode zal hij voor God uit gaan met de geest en de kracht van Elia om ouders met hun kinderen te verzoenen en om zondaars tot rechtvaardigheid te brengen, en zo zal hij het volk gereedmaken voor de Heer.' Geloof je dat nog, als je zoveel van het leven hebt gezien? Zacharias vraagt het maar: 'Hoe kan ik weten of dat waar is? Ik ben immers een oude man en ook mijn vrouw is al op leeftijd.' Dat is niet alleen maar iets over de biologische klok. Dan zou hij kunnen volstaan met alleen een opmerking over zijn vrouw. Nee, zij zijn samen oud. Ze hebben het leven al samen afgesloten, en wachten op wat noodzakelijkerwijs komt; het einde van hun leven.

Hou maar even je mond
Maar de engel antwoordt: 'Ik ben Gabriël.' Nog zo'n naam. De gabber van God, heet hij. Die altijd in Gods nabijheid is. Hij is het, de eeuwige zelf, die deze nieuwe tijding aankondigt. Die doorgaat bij wat er niet in ons leven lukt. Die doorgaat bij waar het in ons leven lijkt op te houden. Die doorgaat... ook als wij er niet meer in geloven. Dat het zin zou hebben er nog in te geloven. Hij die doorgaat, die opnieuw begint, zegt dan nu: hou maar even je mond. Je hebt genoeg je dromen weggeredeneerd. Eenieder die nog gelooft tot rede gebracht. De verwachtingen getemperd. Zelf er teveel maar het beste van gemaakt. Niet meer willen geloven dat een echt nieuw begin van God komt.

God trekt zich ons lot aan. Ook als wij er niet meer in geloven. Misschien moeten wij ook maar eens even onze mond houden... En zien wat er komt...

zondag 22 november 2015

Hoe kun je de moed niet verliezen bij alles wat er in de wereld gebeurt? (preek Gedachteniszondag 22-11-15)


Waar gaat het heen? Waar gaan we heen? Elke gebeurtenis, waarbij een mens het leven laat, of de dreiging daarvan voelt; elke keer, wanneer een mens het levenseinde ziet en voelt, vragen we ons af: waar gaat het heen? Waar gaan we heen?

Een overlijden kan een afsluiting zijn van een langer of korter ziekbed. En elk ziekbed kent zijn eigen karakter: rustig, of juist heel grimmig, langzaam maar zeker, of heel agressief. En elk mens ervaart het anders. Zo'n afsluiting van een leven met iemand is ook een afsluiting van een periode in je leven, en een afsluiting van een relatie. Als echtgenoot, als kind, als vriend, als gemeentelid. Een afsluiting daarmee ook van alles wat er gebeurd is in die relatie. Van wat je in de verbondenheid allemaal met elkaar beleefde. Met wat onuitgesproken blijft of toch nog uitgesproken is. Of wat nu eenmaal zo was, en nooit verder zal helen. Of vol dierbare herinneringen en afgerond, samen, hoe pijnlijk ook het gemis is. Je voelt bij die afsluiting hoe definitief het is. En met wat er over is, en met wie er over zijn kun je denken: waar gaat het heen? Waar gaan we heen?

Dreiging 
Dreiging roept die vragen ook op. Waar gaat het heen? Waar gaan we heen?

zondag 8 november 2015

Waar ben jij dankbaar voor en wat kun je zelf doen? (uitleg bij Bijbelverhaal Kind&Kerkviering 8 november 2015)

Uit de Samenleesbijbel (Bijbel in Gewone Taal):

Spreuken 6: 6-11 (We keken hierbij naar het begin van een aflevering van de Smurfen (eerste 3 minuten)

Luilak, kijk eens naar de mieren. Kijk goed naar wat ze doen, en leer daarvan. Mieren hebben geen baas of leider, niemand zegt wat ze moeten doen. Toch verzamelen ze in de zomer hun eten. Ze zorgen voor een goede voorraad voor de winter. Hoe lang blijf jij nog liggen, luilak? Wanneer kom je uit je bed? Je zegt steeds: ‘Nog heel even! Ik wil nog even mijn ogen dichthouden, ik wil nog even blijven liggen.’ Maar pas op! Er komt een dag dat je niets meer te eten hebt. Dan zul je plotseling arm zijn.

Marcus 4: 26-29
Jezus zei tegen de mensen: ‘Gods nieuwe wereld lijkt op een man die zaad gestrooid heeft op het land. Die man gaat slapen en staat weer op. Elke dag opnieuw. Intussen groeit het zaad in de grond, en het wordt koren. Hoe dat gebeurt weet de man niet. Het is de aarde zelf die het laat groeien. Van de eerste groene puntjes tot het koren vol graankorrels. Zodra het koor rijp is, snijdt de man het af. Want dan is de tijd van de oogst gekomen.’

Wat is het toch mooi hè: je stopt een zaadje in de grond. En je geeft het elke dag een beetje water. Je haalt het onkruid een beetje weg. En dan gaat het groeien. En dan wordt het een bloem, of een plant, of groente, in de moestuin. Geen idee hoe dat eigenlijk gaat. En zo is dat met die man in het Bijbelverhaal ook. Hij heeft zaad gestrooid op zijn land. Aan het eind van een dag hard werken gaat hij slapen en staat hij weer op. En zo doet hij dat elke dag opnieuw. En intussen groeit het zaad in de grond, en het wordt koren. En de man heeft geen idee hoe dat gebeurt. Het is de aarde zelf die het laat groeien. Ineens komen er worteltjes aan dat zaadje en heel voorzichtig komt er dan een klein plantje uit. Komt het boven de grond. En wordt het iets heel moois.

Het is dus de aarde die het zaad laat groeien. Als we maar lang genoeg wachten kan komt het plantje vanzelf naar boven. Maar betekent dat dat we dan niets meer hoeven te doen als de aarde het zaadje laat groeien? Natuurlijk wel! We moeten het wel water geven. En het onkruid weghalen. Maar verder moeten we geduld hebben en afwachten.

Je moet er wel iets voor doen
Daarom zegt God ook tegen de luilak: hé sta eens op. Blijf eens niet zo lang liggen. Als je niets doet, zul je ook niets krijgen. En heb je straks geen voedsel om te eten. Want je moet wel een zaadje in de grond stoppen. Anders kan de aarde er geen plantje uit laten groeien natuurlijk. Hij laat de luilak naar de mieren kijken. We hebben ze net gezien. En dat doen die mieren? Die halen overal voedsel vandaag in de zomer. En dan doen ze voor de winter. Om te zorgen dat ze ook voedsel hebben als het heel koud is en het sneeuwt en vriest.

En ze doen dat, vertelt God, zonder leider. Ze hebben geen baas. Niet iemand die zegt wat ze moeten doen. Dat doen ze gewoon. En waarom doen ze dat gewoon? Omdat ze anders geen eten in de winter hebben. Dus je moet niet afwachten tot dat iemand zegt dat je iets moet gaan doen. Je mag ook best een beetje eigen baas zijn en tegen jezelf zeggen wat je moet doen. Als ik goed wil leren voetballen, dan zeg ik tegen mezelf: ik ga naar de training en ik ga heel goed trainen. Want ik wil goed kunnen voetballen. Als ik mooie muziek wil leren spelen, of later in een bandje of een orkest wil spelen, dan zeg ik tegen mezelf: ik wil hard gaan oefenen en leren van de muziekleraar om goed te kunnen spelen. En alle papa's en mama's worden veel gelukkiger als ze niet gaan werken omdat een baas dat zegt, maar als ze denken: ik wil zorgen dat ik te eten heb, en een leuk huis, en dat we op vakantie kunnen, en iets aan andere mensen kunnen geven.

Wat doe ik en wat doet God
Dus kom uit je bed, en ga aan de slag! Je moet er wel wat voor doen! Tegelijkertijd vertelt de Jezus ook van dat zaadje dat zomaar groeit in de aarde. Zomaar. Daar heeft God voor gezorgd. Dus we mogen God dankbaar zijn dat het zaadje groeit en dat er koren uitkomt waar we brood van kunnen maken. Is dat niet een beetje gek? We werken hard en zo verdienen we ons eten en onze kleding en onze vakantie. En dan moeten we God daarvoor bedanken? We hebben toch zelf hard gewerkt? Ja ook. Als je een mooie tekening hebt gemaakt, dan is het natuurlijk raar om te zeggen: God, bedankt voor deze mooie tekening! Maar je kunt wel zeggen: God, dank u wel, dat ik tekenen kan. En dat er papier is, en stiften. Dat mijn ouders dat kunnen kopen. Als je een doelpunt hebt gescoord, dan is het natuurlijk raar om te zeggen: God, goed gescoord! Nee, dat heb jij gedaan. Maar je kunt wel God bedanken dat je kunt voetballen, en dat er andere jongens en meiden zijn om mee te voetballen.

God zorgt voor een nieuwe wereld

Als jij dus iets gaat doen en je beste beetje voorzet, dan zorgt God ervoor dat er iets moois uit ontstaat. Dat belooft Hij. Hoe dan ook. En daarom mogen we dank je wel zeggen tegen God. En zo belooft God dat er ook een nieuwe wereld komt, Zijn Koninkrijk. Wij kunnen Gods nieuwe wereld, Gods Koninkrijk, niet maken, maar God zorgt ervoor dat als wij ons best doen, dat de wereld dan een stuk mooier wordt. Dat de wereld nieuw wordt. Dat de hele wereld dan goed zal zijn. En dan mogen we rusten, net als God, die aan het einde van de schepping zei: het is goed geworden. Ik neem een dagje rust. Ik ga even een luchtje scheppen.

zondag 1 november 2015

Wat is het allerbelangrijkste om te doen? (preek 1 november 2015)


Wat is het belangrijkste om te doen in het leven? Als we dat om ons heen zouden vragen, dan zouden de antwoorden denk ik vooral gaan over goede dingen doen in je leven. Uiteindelijk voelen de meeste mensen, ook in hun grote rijkdom of in hun drukte, wel aan dat het goed is om te delen met elkaar en je voor elkaar in te zetten. Elkaar te helpen, er voor elkaar te zijn. Iedereen heeft daarin zijn eigen voorkeuren. De een helpen is wat makkelijker dan de andere. En het ene doel kan ook wat meer aanspreken dan een ander. En zo zijn we met zijn allen, ieder op zijn eigen manier, bezig om goede dingen te doen. Want dat doe je gewoon, dat hoort erbij. De een wat meer dan de ander, en de een wat actiever en de andere wat passiever, maar steunen wil iedereen dat wel. Vanzelfsprekend is het niet, want het kost ook wat, maar we vinden het wel normaal. Zolang we maar niet ter discussie stellen of het genoeg is wat ieder voor zich doet.

Wanneer doe je het goed?
Want dan begeef je je op glad ijs. Ieder doet voor zich wat goed is in zijn ogen. Dat maakt het, met alle goede bedoelingen en alle saamhorigheid bij inzamelacties, toch vooral een individuele aangelegenheid. De afweging die je voortdurend moet maken welke goede doelen je steunt is echter niet simpel. Kan er nog €3 voor dat doel per maand bij? Het lijkt zo'n klein bedrag. Maar waarom dan niet voor dat andere doel? Het is je eigen gevoel, je eigen betrokkenheid, en het tijdstip waarop je ervoor gebeld wordt, dat de doorslag geeft.

Een betere wereld begint bij mij?
Daarmee wordt het ook iets dat je voor jezelf doet. Natuurlijk, het gaat om het goede doel, en de wereld die er hopelijk wat beter van wordt. Maar het stelt ook ons gevoel gerust dat we er wat aan bijdragen. Alsof er onderhuids toch ook een schuldgevoel is dat we afkopen, of we bevestiging zoeken dat het verder oké is dat we zelf zoveel hebben. Natuurlijk, we worden gedreven door onze betrokkenheid bij de mensen en de wereld om ons heen. En de ervaringen die we zelf in ons leven hebben tijdens verre reizen of met ziekten van onze dierbaren. Maar dat begint vaker dan we misschien willen bij onszelf. Ik wil je uitnodigen om met mij de vraag te onderzoeken: Wat is je werkelijke drijfveer? Daar wil ik niets slechts van zeggen. Ik wil onderzoeken wat onze werkelijke drijfveer vaak is om goed te doen. En daar horen denk ik veel meer dan we willen weten redenen bij die in onszelf liggen. Samen je voor een goed doel inzetten betekent ook dat je erbij hoort. En dat hebben wijzelf nodig. En dan neemt het argument 'ja, maar het levert toch veel op' mijn vraag niet weg: waarom doe je het? Een betere wereld begint bij jezelf: ja, als het gaat om dat het ergens moet beginnen en niet iedereen naar elkaar moet gaan staan te kijken wie er begint. Maar begint een betere wereld ook echt bij jou zelf?

Lastige vragen voor Jezus: hoe kan hij het goed doen?
Er komt een man bij Jezus. En hij stelt hem de vraag wat het allerbelangrijkste is om te doen. Een schriftgeleerde is hij staat er. Iemand die goed op de hoogte is van de bijbel. Die uit de bijbel wil halen hoe je kunt geloven en wat belangrijk is om te doen. Hij is de derde in rij die een vraag stelt aan Jezus. Eerst komen de Farizeeën en de Herodianen bij Jezus. Het zijn mensen van de religieuze macht in de wereld. En zij proberen met hem een politiek geschil te krijgen over het betalen van belastingen aan de keizer. Daarna komend de Sadduceeën bij Jezus. Mensen van de tempel. En zij proberen met hem een theologisch geschil te krijgen over de opstanding. Met een geniale vorm van bijbels omdenken overstijgt Jezus de vragen. We zullen er dinsdagavond met Jezus over in gesprek gaan tijdens de korte bijbelstudie om zeven uur.

De schriftgeleerde die nu op Jezus afkomt heeft naar die antwoorden geluisterd. En hij kan ermee instemmen. Zo zakelijk staat het er. 'Hij had gemerkt dat hij hun correct had geantwoord.' Ik neem aan dat hij er echter niet als examinator zat, maar ook het gevoel had dat het klopte. Misschien er zelfs enthousiast van werd. Maar zo vertelt Markus niet. Die vertelt kort maar krachtig. En op de man af. Dus stelt de schriftgeleerde zijn vraag: 'Wat is van alle geboden het belangrijkste gebod?' We krijgen een antwoord in delen. 'Het voornaamste is: "Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht." Het op een na laatste is dit: "Heb uw naaste lief als uzelf."

Jezus bedenkt het antwoord niet zelf
Het staat er zo dat als je meeleest je kunt zien dat het citaten zijn. Jezus haalt twee bijbelverzen aan die de schriftgeleerde zo goed kent. Hij verzint dus niet iets, maar grijpt terug op de bijbel die zijn gesprekspartner kent. Maar die lijkt twee voor de prijs van één te krijgen. Niet alleen het 'voornaamste' om te doen, maar ook het 'op een na belangrijkste'. Dat is een beetje bedrieglijk. Want er staat niet letterlijk 'het op een na belangrijkste'. Er staat 'het tweede'. Het staat er dus naast. Samen op de eerste plek. Ik kan er geen rangorde in bespeuren die onze vertaling suggereert. Er staat gewoon: het eerste en het tweede.

Wat betekent liefhebben als jezelf?
Bovendien lijkt het tweede deel te suggereren dat je naaste liefhebben voortkomt uit liefde voor jezelf. Er staat namelijk net als in vele andere vertalingen: 'Heb uw naaste lief als uzelf.' Het Grieks van het Nieuwe Testament is hier wat vager dan het Hebreeuws van het Oude Testament waar dit citaat uitkomt. Daar staat: 'Heb uw naaste lief die gelijk is aan u.' Heb je naaste lief die is zoals jij. De ander is net als jij mens, met verlangens, hoop, geloof en liefde. Met vreugde en verdriet, gezondheid en ziekte, met oorlog en vrede, met rampen en voorspoed. Heb je naaste lief die mens is zoals jij.

Je drijfveer daarvoor lijkt dan echter niet meer te zijn dan medemenselijkheid. Maar het antwoord van Jezus gaat dieper. Als hij zegt: heb je naaste lief die mens is zoals jij, dan verwijst hij terug naar het bijbelboek Leviticus waar boven het geciteerde stuk staat: 'Wees heilig, want ik, de Heer, jullie God, ben heilig.' Dat is apart. Wat betekent dat: heilig zijn? Iemand vroeg zich in de voorbereiding af of heilig zijn betekent dat je in een hutje op de hei moet gaan zitten heilig zijn. Apart van de rest. Bij heilig zijn hebben we altijd een perfect beeld. En er is onder weldoeners al zoveel schijnheiligheid. Moeten we dan heilig zijn? Dat redden we nooit. Meer dan ons best kunnen we niet doen. Maar dat wordt hier niet bedoeld. Heilig zijn betekent niet dat je jezelf op de borst kunt kloppen van: wat doe ik het toch goed? Dat gaat het bij goede dingen doen nooit om. Het is niet meer dan normaal dat je dat doet. Of om met Jezus te spreken: je hebt je loon al gehad. Heilig zijn is ook niet beter dan anderen zijn, want terecht zei iemand anders dat ongelovigen soms meer goed lijken te doen dan gelovigen. Ook hierin zit dus weer geen rangorde. In dit geval tussen gelovigen en niet gelovigen.

Hoe kun je heilig zijn?
Heilig zijn betekent niet dat er een rangorde moet zijn in goed doen en dat wij de beste zijn. Er zit wel een kader om het goed doen door gelovigen heen. En dat kader is: 'Wees heilig, want ik, de Heer jullie God, ben heilig.' Of met het andere citaat dat Jezus aanhaalt: 'Luister, de Heer, onze God, is de enige God; heb de Heer uw God, lief, met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht.' Dat komt als eerste omdat het de bron is van het tweede. Velen kunnen met dat liefhebben van je naaste beter overweg dan met het liefhebben van God, met heel je hart, je ziel, je verstand en je kracht. En heilig zijn staat ook ver van ons af. Wat zou ons beter maken dan anderen? Maar daar gaat het niet om. Het gaat om onze bron. Heilig zijn betekent dat je wat je doet om te proberen goed te doen, in het teken stelt van God. En niet van jezelf. Wat je doet om te proberen goed te doen stel je apart. Maak je niet afhankelijk van wat de wereld nou zozeer van je vraagt; en waarmee je een goed imago zou kunnen krijgen, of een goed gevoel, omdat er op je wordt ingepraat. Wat je doet om te proberen goed te doen stelt je apart, maak je heilig, stel je in het teken van God.


Wat is je bron, je drijfveer om goed te doen?
God liefhebben met heel je hart, met heel je ziel, met heel je verstand en met al je kracht betekent niet meer dan dat God de bron van liefde is. En die bron moeten we niet verwaarlozen. Zonder dat kunnen we de ander niet werkelijk liefhebben die is zoals wij. Want wat zijn wij? Wij zijn beeld van God. Die ander is een beeld van God. In de ander komt God naar ons toe. Doet God een appèl op ons. En worden wij aangesproken door de bron van de Liefde zelf. Heilig zijn betekent ons niet laten leiden door al die stemmen om ons heen en in onszelf van die onmogelijke afweging wat we moeten doen en wanneer we het goed doen, maar dat we ons richten op God. De enige God ook nog eens. Dat is een makkelijke keuze: er is er maar één. Dat scheelt weer. Kies daar dan voor, en laat God de bron zijn van wat je doet. Voor de naaste, die is zoals jij. Beeld van God.