Tekst: Lucas 1: 5-25
Afgelopen
vrijdag bladerden diaken Anton van Diessen van de parochie en ik door de
gebedenboeken die in de Sint Jan en de Antoniuskerk hebben gelegen na de
aanslagen in Parijs. Vanuit die gebeden en opmerkingen hadden we de wake voor
de slachtoffers van terreur vormgegeven anderhalve week terug. Een journaliste
van Omroep Brabant Radio vroeg ons wat ons het meest trof van wat mensen hadden
opgeschreven. Mij viel de roep op dat er een einde komt aan het geweld. Dat er
vrede komt. Een noodkreet: Heer, stop het geweld! Mooi gezegd. En we voelen het
allemaal ook wel ergens: als dat eens waar kon zijn... Tegelijkertijd voelen we
ook dat het een mooi ideaal is, maar dat het er niet snel van zal komen. Zo is
de wereld nu eenmaal. De dreiging voelen we soms erg dichtbij. Maar het leven
gaat ook gewoon door. Wat, als het er eens echt van zou komen? Zouden we het
dan geloven?
We leven in ons
leven met veel dingen waar we hard aan werken en die ons lukken. Een eigen
bedrijf, een schooldiploma, dingen creëren of ontwikkelen met je talenten, in
het werk met projecten of met mensen, kinderen, en in het contact met mensen,
of de zorg voor onze naasten. Daarin lukken dingen. En soms lukt het zelfs om
het verschil te maken. En tegelijkertijd leven we ook met veel dingen die niet
lukken. Omdat we er niets aan kunnen doen, bijvoorbeeld aan oorlogen ver weg,
of dat onze naasten ziek zijn. En ook dingen waarvan we het gevoel hebben dat
we daar onvoldoende in kunnen betekenen. Neem het milieu, waarin je keuzen kunt
maken in wat je aanschaft en verbruikt, in het afval dat je scheidt en de auto
die je rijdt of de energie die je verbruikt. Maar het resultaat lijkt soms te
verwaarlozen. Er lukken veel dingen niet, en andere dingen lukken ons
onvoldoende om daar werkelijk een ommekeer in aan te brengen. Er zijn ook
dingen die door onze schuld misgaan, of door ons nalaten. Het lukt ons niet
altijd om goed met elkaar om te gaan. Zelfs als dat minimaal ook de schuld is
van de ander, het is wel iets dat ons leven tekent.
Waarin zou jij
willen dat er een ommekeer zou komen? Wat zou jij willen dat er radicaal anders
ging, in de wereld, in jouw leven? Wat zou je willen dat stopt, dat anders
wordt? Welke droom zou je willen laten uitkomen, die nu zo irrealistisch lijkt?
Uit deze verlangens worden toekomstverwachtingen geboren. Toekomstverwachtingen
die we blijven vertellen aan elkaar. Zal er ooit een dag van vrede zijn? We
geven de moed niet op. Ooit een dag zonder pijn, zonder verdriet? Hoe moeilijk
ook, als de een het niet meer kan hopen, houdt de ander de hoop levend. Ooit
een dag zonder strijd, ook met en in mezelf? We houden er ons al sorry zeggend
aan vast. Zulke toekomstverwachtingen worden gevoed uit ons geloof. We leven in
de hoop op een nieuwe wereld. Waarin geen dood meer is, geen armoede en geen
pijn. En alles wat je in je leven kwelt of moeilijk maakt. Ouder worden, gemis,
ziekte, verdriet, gebrokenheid, de zorgen om de wereld. En vrij van onze
schuld. Waarin we werkelijk genade vinden voor wat ons niet lukt.
Advent is verwachten
Zo leven we in
geloof vanuit een toekomstverwachting, die allerlei andere kanten van de
medaille schetst van het leven in deze wereld. De tijd van Advent is een tijd die
deze toekomstverwachting extra aanwakkert. We verwachten niet alleen het
kerstkind waarvan we weten dat dat toch al geboren is. We verwachten dat de
geboorte van dat kind ook daadwerkelijk een verandering zal aanbrengen in de
wereld. De komst van Jezus gaat niet alleen over het kerstkind, maar ook over
de wederkomst van Jezus, die een nieuwe tijd inluidt. De geboorte van het
kerstkind is een voorbeschouwing op hoe God een ommekeer wil brengen in ons
leven. De vraag is alleen: wat doe je als die ommekeer daadwerkelijk voor de
deur staat? Geloof je het dan ook? Of is het vooral een mooi verhaal, een mooie
droom?
Lukas begint
zijn verhaal over Jezus met die verwachting. Nou ja, verwachting. Eigenlijk is
er weinig meer van de verwachting over. Een mooi verhaal ja, een mooie droom. Maar
in het leven van Zacharias en Elizabeth leeft er geen verwachting meer. En in
de meest concrete zin is dat zichtbaar en intens voelbaar. Elizabeth is
onvruchtbaar en zal nooit een kind krijgen. Hoe vroom en gelovig ze ook zijn,
en hoe strikt ze zich ook houden aan alle geboden en wetten van God, zoals het
er staat; ze hadden geen kinderen en zullen ze nooit krijgen. Je voelt de
aanvechting. Met alle vrome uitspraken die de priester Zacharias paraat zal
hebben, zal er toch ook verbittering zijn. God is ons vergeten. Mooie praatjes
allemaal over de toekomst, maar aan ons gaat die toekomst voorbij. Wij blijven
in het verleden. Hier stopt het. Het zal vast ooit goed komen, maar niet met
ons.
Zacharias en
Elizabeth zullen net als ieder gedwongen kinderloos echtpaar er het beste van
hebben gemaakt. En ook hun aandacht op andere zaken hebben gericht. Zacharias
zal zich als priester hebben gewijd aan zijn dienst in het geloof; Elizabeth
zal, wie weet, zich nog gewijd hebben aan de zorg voor anderen, misschien zelfs
kinderen. In een traditioneel rollenpatroon zoals dat er toen was. Maar ergens
zal het zijn blijven knagen. Of misschien zelfs dat niet meer. En zal het een
hooguit weemoedig terugverlangen zijn naar de hoop en de verwachting die ze
ooit hadden. En geloofden ze er niet meer in. Een mooi verhaal, een mooie
droom.
We mogen ze aan
hun namen herinneren, Zacharias en Elisabeth. De man heet dat God gedenkt. En
de vrouw dat God een belofte heeft gedaan. Dus samen heten ze dat God zijn
belofte gedenkt. En in de Bijbel is iemand zoals hij heet. Ja, een mooi
verhaal, een mooie droom.
Maar het kan
toch ook goed komen zonder kind? Ach, het leven kan zoveel brengen, maar juist
hier treft het Zacharias en Elisabeth als vrome gelovigen van Israël diep in
het hart. Want, het gaat niet alleen om hen. Zij kunnen hun persoonlijke
verdriet best verwerken en ombuigen in iets anders, maar als vrome gelovigen
leven ze in het besef dat de echte oplossing, de echte verlossing, van alles
wat er in dit leven niet lukt, niet komt door wat de mens ervan maakt, door wat
wij ervan maken. En we doen ons best, hooguit. De echte verlossing komt van
God. Daar werk je zelf niet aan. Die wordt je in de schoot geworpen.
Israël leeft in
het diepe besef dat kinderen niet alleen een persoonlijke vervulling zijn van
je leven, of in die tijden ook je oudedagsvoorziening. Bij de geboorte van
ieder kind komt de komst van de Messias dichterbij. En daarom is de
onvruchtbaarheid van Elisabeth voor haar en Zacharias zo'n aanvechting. De
belofte van God, die stopt bij hen. Als er geen kinderen meer worden geboren,
is de hoop verloren.
Natuurlijk, ook
zij zullen het breder hebben gezien; er worden andere kinderen geboren. Maar
begrijp hierdoor hoe diep het hen raakt in hun geloof. Wij hoeven er niet meer
over in te zitten, want de Messias is al geboren. Maar voor hen was het nog
verwachting. Of ijdele hoop, misschien?
En toch...
In ieder geval
hadden Zacharias en Elisabeth het niet meer verwacht. Vast ook niet dat
Zacharias door het lot werd aangewezen om naar de tempel van Jeruzalem te gaan
en daar het reukoffer op te dragen in het heiligdom van de Heer, zoals er
staat. Zacharias zal zo vaak niet uitgekozen zijn. Waarom nu wel? Maar hij wordt
door het lot aangewezen. En bij dat lot klinkt altijd God mee. Maar bij
Zacharias, die heet dat God gedenkt, gaat geen lampje branden. Bij ons nu wel.
Zou het dan toch?
In de tempel
schrikt Zacharias hevig bij het zien van een engel van de Heer. Hoeveel je er
ook over zegt, en hoeveel wij er nu ook over zingen in de Adventstijd: wat zou
je doen als er één voor je staat? En daarmee bedoel ik de meest prangende
vraag: zou je het geloven?
Zou je het geloven?
En zou je hem geloven
als zo'n engel voorspelt dat alles gaat gebeuren wat je in je dromen droomde?
Dromen die je door alle levenswijsheid niet meer reëel vindt. Mooie verhalen,
mooie dromen. Zou je het geloven als daadwerkelijk de wereld nieuw zal worden? Dat
je pijn, je verdriet, je schuld, je onmacht, je wanhoop, je angst, je zorgen
verdwijnen?
'Als bode zal
hij voor God uit gaan met de geest en de kracht van Elia om ouders met hun
kinderen te verzoenen en om zondaars tot rechtvaardigheid te brengen, en zo zal
hij het volk gereedmaken voor de Heer.' Geloof je dat nog, als je zoveel van
het leven hebt gezien? Zacharias vraagt het maar: 'Hoe kan ik weten of dat waar
is? Ik ben immers een oude man en ook mijn vrouw is al op leeftijd.' Dat is
niet alleen maar iets over de biologische klok. Dan zou hij kunnen volstaan met
alleen een opmerking over zijn vrouw. Nee, zij zijn samen oud. Ze hebben het
leven al samen afgesloten, en wachten op wat noodzakelijkerwijs komt; het einde
van hun leven.
Maar de engel
antwoordt: 'Ik ben Gabriël.' Nog zo'n naam. De gabber van God, heet hij. Die
altijd in Gods nabijheid is. Hij is het, de eeuwige zelf, die deze nieuwe
tijding aankondigt. Die doorgaat bij wat er niet in ons leven lukt. Die
doorgaat bij waar het in ons leven lijkt op te houden. Die doorgaat... ook als
wij er niet meer in geloven. Dat het zin zou hebben er nog in te geloven. Hij
die doorgaat, die opnieuw begint, zegt dan nu: hou maar even je mond. Je hebt
genoeg je dromen weggeredeneerd. Eenieder die nog gelooft tot rede gebracht. De
verwachtingen getemperd. Zelf er teveel maar het beste van gemaakt. Niet meer
willen geloven dat een echt nieuw begin van God komt.