'Het was een
nacht, anders dan and're nachten
want in het
duister loerde het verraad.
Bij elke
leerling kwam het in gedachten:
o, ik toch niet,
zo'n gruwelijke daad?'
Wonderlijk
eigenlijk, en wat goed dat de voorbereiders van deze liturgie het zagen: waarom
schiet bij elke leerling in gedachten: 'Ik toch niet, Heer?' Wat maakte dat ze
dat dachten van zichzelf? Een andere evangelist, Lucas, schrijft een veel
voorspelbaardere reactie op: 'Ze vroegen zich onder elkaar af wie van hen
zoiets zou kunnen doen.' Je kunt je zomaar voorstellen dat ze zouden zeggen:
'Is hij het?' Alsof ze aan het nomineren slaan wie de Judas is onder hen. Maar
dat zeggen ze niet. Ze zeggen: 'Ik toch niet, Heer?'
Onzeker
Wat gaat er toch in hen om dat ze dat zeggen? Als Jezus zegt: 'Eén van jullie zal mij uitleveren', dan zou je toch zeggen dat ze zelf weten of ze iets van plan zijn? Nou, dat is te zeggen. Vergeet niet dat zij op dat moment niet weten welke daad er bij het verraad hoort. Wij weten wat Judas gaat doen. Jezus misschien ook wel. Maar de leerlingen weten niet waar Jezus precies op doelt. 'Een van jullie zal mij uitleveren, verraden'. Kennelijk maakt Jezus' uitspraak hen onzeker. Het is meer dan een schok dat er onder hen een verrader is. Ze schrikken ook omdat het kennelijk iets in hen raakt. Wat zou dat zijn? In ieder geval een soort twijfel. Misschien twijfel of ze het kunnen volhouden dichtbij Jezus te blijven? Het vraagt best wel wat van ze. En wie weet hoe anderen erover praten. Hoe lang kun je tegenover anderen volhouden dat je bij Jezus hoort, ondanks alle vragen en misschien wel verwensingen? Hoe sterk ben je in je geloof? Nou, kennelijk valt dat nogal mee bij de leerlingen van Jezus. Of tegen.
Twijfel
En dat raakt aan onze twijfel.