Tekst: psalm 139
De dienst is na te luisteren via de Kerkomroep (Waalwijk, Ambrosiuskerk)
Vrienden van Jezus,
Ik wil het met jullie over vriendschap hebben. Want vriendschap is belangrijk voor ons allemaal. Nu zou je zeggen: aan vrienden geen gebrek als ik allerlei profielen op Facebook en Hyves zie. Maar we weten ook dat dat niet allemaal echte vrienden zijn. Het zijn wat je in het Engels friends noemt; mensen die je kent, waar je wel eens mee omgaat of die je wel eens tegenkomt. En dan kun je er zo ineens een paar honderd hebben. Dat is geen uitzondering. Maar daartussen zitten gelukkig ook vaak familie en echte vrienden. Want daar moet je het van hebben.
Wat maakt iemand tot een echte vriend? Roep maar! Het moet iemand zijn die er is als je hem of haar nodig hebt. Iemand met wie je kan lachen en huilen. Iemand die het niet stom vind wat je doet. Iemand die weet dat je ook wel eens iets fout doet, maar daar niet de hele tijd op terug blijft komen. Een kameraad. Een hartsvriendin. Iemand die je steunt. Mag ik het misschien samenvatten met: iemand die je kent? Ja, niet als een kennis, maar iemand die weet wie jij bent? Die snapt waarom je iets leuk vindt en ergens helemaal voor kunt gaan. Maar die ook snapt waarom iets pijn doet en je verdriet hebt; waarom je je even niet groot kunt houden. Iemand bij wie je gewoon jezelf kunt zijn.
Dat soort vrienden zijn er niet veel. En prijs jezelf gelukkig als je er één, twee of drie hebt. Dat maakt anderen niet tot mindere vrienden; met hen is het natuurlijk gezellig en ze zijn er ook voor je, maar als het erop aankomt, zijn het drie één, twee of misschien drie die jou echt blijken te kennen. Wat een zegen.
Weet je wat nog mooier is? Als iemand je beter kent dan jezelf. Dat gaat niet over iemand die het beter weet voor je eigen bestwil. Nee, iemand die je beter kent dan jezelf. Want zeg nou zelf, soms kan het zo’n chaos in je hoofd zijn, of hou je jezelf groot maar weet je niet waarvoor, of blijf je met pijn rondlopen van een pesterij, of van een gebroken relatie, of van een mislukt schooljaar, of van een slechte relatie met ouders en vrienden. Het lukt je dan zelf niet, nee zelfs niet om dat te vertellen aan een ander, want je weet de woorden niet. Als je voor een onmogelijke beslissing staat, wel of niet doorleren, wel of niet een andere baan, wel of niet stoppen met je relatie of er juist één aangaan; dan zou je soms willen dat er iemand was die door al je verwardheid of onzekerheid kan heenkijken en precies weet waar de knoop zit, en die weet welke kant je opmoet met je leven.
De Bijbeltekst van vandaag is een lied, een psalm. En in die psalm gaat het over zo’n vriendschap. Mensen ervaren zo’n vriendschap met God. Een vriendschap waarin Hij ons echt kent. Hij was er vanaf het begin van je leven bij, en daarom weet Hij hoe je in elkaar zit. Daarom spreekt de psalm ook over onze nieren die Hij vormde. Daar stroomt in het toenmalige wereldbeeld het leven door. Ons wezen is voor God geen geheim. Voel je daar niet bevreesd voor. Dat je geen geheim voor God bent. Het kwelt vaak veel meer dat je een geheim met je meeneemt, dan dat iemand je geheim kent en het goed vindt. Ik las in de krant dat onlangs op het dr. Mollercollege een Challenge Day is georganiseerd. Misschien heb je het deze zomer op televisie gezien hoe dat op andere scholen werd gedaan, met Arie Boomsma. De uitdaging van die dag is geheimen met elkaar te durven delen over jezelf, je thuissituatie, bijzonderheden die je anders maken dan anderen. De uitwerking van zo’n dag is dat er veel meer respect voor elkaar is hoe iemand in elkaar steekt, wat hem of haar bezighoudt, en zelfs ook wat iemand kwelt, omdat iemand gepest wordt, een zieke ouder of broer of zusje heeft en het daar heel moeilijk mee heeft, of omdat iemand een verleden met zich meedraagt.
God is zo’n vriend waarvoor je geen geheimen hoeft te hebben. ‘God, u kent mij, u doorgrond mij, u weet het als ik zit of sta, u ziet van verre mijn gedachten, ga ik op weg, of rust ik uit, u merkt het op, met al mijn wegen bent u vertrouwd.’ En zo gaat de psalm nog even door. Het bijbellied zegt het zelfs heel scherp: ‘Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen, hoe aan uw blikken ontkomen?’ Mag een vriend je zo dicht op de huid zitten? Is dat niet een beetje eng? Misschien is het een beetje eng, omdat je je misschien ook wel eens schaamt voor een geheim. Er zijn van die dingen die je liever niet vertelt. Bijvoorbeeld omdat je weet of vermoed dat een ander het stom zal vinden of fout. Er zijn van die dingen waar je niet trots op bent. Op wat je dacht, op wat je deed, op wat je niet deed. En God zal de laatste zijn om te zeggen dat dat niet zo is. Er gaan dingen mis, en we doen dingen niet goed, en we laten ook dingen liggen. En toch, juist daarom, is God zo’n goede vriend. Hij streept die schuld weg. Voor hem bestaat die schuld niet. Laat het hem koud? Zeker niet. Hij zou geen vriend zijn als Hij er niet onder zou lijden. Maar Hij wil niet dat wíj er nog onder lijden. Zo kunnen wij niet verder, en Hij ook niet met ons. Hij vindt het vele malen belangrijker dat we niet meer in het donker leven.
Want als het donker is, en we met onszelf in de put zitten, als we zeggen met de woorden van de psalm: ‘Laat het duister mij opslokken, het licht om mij heen veranderen in nacht’, dan nog is dat duister niet donker genoeg voor God om jou te vinden. God is zo’n vriend die, als jij de weg kwijt raakt, jou terugvindt, of, als je op een kruispunt staat, jou de weg kan wijzen. Omdat Hij jou kent.
Een waardevolle vriend dus. En je kan Hem nog op Facebook toevoegen ook. Hij staat erop, zag ik gisteren…vier keer. In verschillende gedaanten: als bekend persoon, als interesse, als producent, en als plaatselijk bedrijf…. Mensen blijken het meeste geïnteresseerd in de interesse-God, en daarna in de bekende persoon. God als interessegebied. We willen gekend worden door iemand die echt interesse in ons heeft. Zo’n God wil je wel als vriend en wil je zelf toch ook leren kennen?
En als iemand dan iets slechts over die Vriend zegt, zou je je dan niet voor kunnen stellen dat je zegt: wie aan Hem komt, komt aan mij? Zijn vijanden zijn mijn vijanden? Zo sta je toch ook voor je eigen vrienden? Daarom zijn die paar zinnen in de psalm terecht gekomen die een beetje uit de toon vallen. ‘Zou ik niet haten wie u haten, Heer?’ Ach, de psalmdichter weet ook meteen: dat zeg ik nou wel, en God weet dat ik zo in elkaar zit, maar dat ben ik, voor God hoeft dat niet. Daarom zegt hij erachter aan: ‘Doorgrond mij, God, en ken mijn hart, peil mij, weet wat mij kwelt, en zie of ik geen verkeerd weg ga, en leid mij over de weg die eeuwig is.’
zondag 29 januari 2012
Twee voorgangers en Tweemaal Troost
Vanavond treedt Gerald Troost op in de Ambrosiuskerk, tijdens de missionaire jongerendienst van de Protestantse Gemeente Waalwijk. Ik mag in die dienst de meditatie verzorgen.
In de omgang met de mooie liederen van Gerald Troost viel me op dat we verschillende accenten leggen in onze geloofsbeleving. Ik vond herkenning, maar soms ook moeite om mijn eigen accenten naast de liederen en opwekkingsliederen van de samenzang te leggen. Hoe kom je tot één geheel wanneer twee voorgangers in de dienst verschillende accenten leggen in hun boodschap? Het was een zoektocht en ook best wel een worsteling, en ik vond herkenning in het boekje van Gerald Troost zelf, dat hij schreef met zijn oom, André Troost, predikant binnen onze Protestantse Kerk in Nederland, in Heusden. Verschillende thema's komen hierin aan bod in een correspondentie tussen de twee gedreven christenen, die beiden hun roeping hebben gevonden in het uitdragen van hun geloof. Het wordt duidelijk dat de verschillende accenten, die ook zij ontdekken in elkaars geloof, elkaar verrijken. Ze stellen kritische vragen aan elkaar, ontdekken eenzijdigheden bij elkaar, en moeite met elkaars traditie en gewoonten. Zo vinden ze elkaar in de achtergronden daarvan, in het geloof in Jezus. Ik hoop van harte dat dit vanavond ook het geval is.
'Tweemaal Troost' is een mooi en persoonlijk geloofsgesprek voor wie ervaart dat de theologie en liturgie van onze kerk zijn beperkingen heeft, verrijking vindt in de evangelische beweging, maar ook voelt dat hij de protestantse traditie met zich meedraagt, of niet zou willen verliezen.
In de omgang met de mooie liederen van Gerald Troost viel me op dat we verschillende accenten leggen in onze geloofsbeleving. Ik vond herkenning, maar soms ook moeite om mijn eigen accenten naast de liederen en opwekkingsliederen van de samenzang te leggen. Hoe kom je tot één geheel wanneer twee voorgangers in de dienst verschillende accenten leggen in hun boodschap? Het was een zoektocht en ook best wel een worsteling, en ik vond herkenning in het boekje van Gerald Troost zelf, dat hij schreef met zijn oom, André Troost, predikant binnen onze Protestantse Kerk in Nederland, in Heusden. Verschillende thema's komen hierin aan bod in een correspondentie tussen de twee gedreven christenen, die beiden hun roeping hebben gevonden in het uitdragen van hun geloof. Het wordt duidelijk dat de verschillende accenten, die ook zij ontdekken in elkaars geloof, elkaar verrijken. Ze stellen kritische vragen aan elkaar, ontdekken eenzijdigheden bij elkaar, en moeite met elkaars traditie en gewoonten. Zo vinden ze elkaar in de achtergronden daarvan, in het geloof in Jezus. Ik hoop van harte dat dit vanavond ook het geval is.
'Tweemaal Troost' is een mooi en persoonlijk geloofsgesprek voor wie ervaart dat de theologie en liturgie van onze kerk zijn beperkingen heeft, verrijking vindt in de evangelische beweging, maar ook voelt dat hij de protestantse traditie met zich meedraagt, of niet zou willen verliezen.
Wat doe je met de oogst van het kerkenwerk? - preek 29 januari 2012
Tekst: 1 Korinthiërs 9: 1-18
Geluidsfragment/podcast
In de wereld na de opstanding en het heengaan van Jezus reist een opvallende apostel rond. Zijn naam is Paulus. Hij is opvallend, ja eigenlijk een vreemde eend in de bijt. En dan heb ik het niet eens zozeer over zijn boodschap. Ik heb het niet over de inhoud, maar over de vorm. Allereerst kan hij zich er niet op voorstaan dat hij een vriend van Jezus was. Paulus heeft Jezus voor zover wij weten nooit zien optreden of horen spreken. Nee, sterker nog, hij maakte zich sterk voor de vervolging van de eerste christenen. Hij was daar buitengewoon fanatiek in. Tot hij Jezus tegenkwam, ja toch, op de weg naar Damascus. Zijn houding tegenover Jezus draaide 180 graden om, en hij werd misschien wel de fanatiekste apostel onder de apostelen die Jezus gezien hadden. Paulus was dus erg kwetsbaar. Niet alleen door zijn boodschap, maar alleen al door de loop van zijn gelovig leven. Zijn geloofwaardigheid hing ervan af of mensen wilden aannemen dat Jezus hem, pas na diens heengaan, bij Zijn apostelen had gevoegd. En hem zo het gezag van een apostel had geschonken. Een vreemde eend in de bijt dus. Niet zomaar ‘een van ons’ waarvan we wisten dat hij dichtbij Jezus was, en daarna diens boodschap heeft doorverteld. Maar wel moet gezegd worden dat de boodschap die Paulus bracht aansloeg. En het was ook wel duidelijk dat dat niet Paulus’ verdienste was, maar iets dat ze ‘de werking van de heilige Geest’ zijn gaan noemen. De Geest waaide onder de jonge christelijke gemeenten. De mensen waren enthousiast, geïnspireerd. Dus er moest wel iets zijn met die Paulus; hij praatte met gezag, en niet op basis alleen van eigen kennis en kunde.
Maar er was nog iets. Hij wilde zich maar niet voegen in de normale gang van zaken hoe ontvangende geloofsgemeenschappen met rondtrekkende apostelen omgingen. Het was gebruikelijk dat rondtrekkende apostelen en profeten kost en inwoning ontvingen in de plaatsen waar zij hun boodschap verkondigden. En zoals dat gaat in geloofsgemeenschappen: dat was niet alleen gebruik, het was ook theologisch gefundeerd. Er waren niet alleen praktische redenen daarvoor, nee, mensen waren ervan overtuigd dat het zo moest vanwege hogere redenen. En daarmee was het meer een soort wet dan een gebruik geworden. En Paulus, die hield zich daar niet aan. Hij hoefde geen kost en inwoning. Hij hoefde geen inkomsten te ontvangen uit zijn werk voor de kerk. Nee, hij was zelfstandig, hij werkte, en hij wilde daarvoor niet afhankelijk zijn van de geloofsgemeenschap. Dat moet mensen een doorn in het oog geweest zijn. Want zo hoort het niet. En als het gebruik dat is ontstaan zelfs geloofsmatig gelegitimeerd is, nee, zelfs verplicht, dan ontstaat vanzelf de vraag of deze rare gast, die zo ongrijpbaar is, omdat hij onafhankelijk is, wel werkelijk een apostel kan zijn? Iemand, gestuurd door Jezus zelf.
Dit is de situatie waar Paulus zich in bevindt als hij het stuk van vandaag uit de eerste brief aan de Korinthiërs schrijft. Een best penibele situatie dus. Er zullen allerlei emoties spelen binnen de geloofsgemeenschap, als Paulus een stuk levensonderhoud niet aanneemt. Je kunt je voorstellen hoe mensen die jarenlang hun geloofsleraren onderhielden en opvingen, zich toch ook wat gepasseerd voelen. En dat zelfstandige van hem maakt hem wat ongrijpbaar. Paulus had immers een gewoon beroep, tentenmaker vertelt de historie, en was daarmee niet afhankelijk van de geloofsgemeenschap die hij diende. Dat maakte hem ongrijpbaar, en dat vinden mensen niet altijd prettig.
Maar anders dan zijn publiek was het voor hem niet zo’n strak theologisch principe waarmee hij tegen zijn publiek inging. Nee, hij beaamt hun theologische uitgangspunten zelfs. In vers 4 tot en met 11 onderstreept hij het recht dat hij heeft als apostel op levensonderhoud. En hij zou zelfs een echtgenote mogen meenemen op zijn reizen; iets wat een gemiddelde minister of staatssecretaris in onze tijd meteen moet verantwoorden… Hij onderstreept het zelfs met de wet van Mozes, die zegt: ‘U mag een dorsend rund niet muilbanden.’ Voor Paulus gaat het hier niet om een diervriendelijk voorschrift, zoals het vermoedelijk oorspronkelijk is bedoeld, maar om een beeld voor mensen. Met andere woorden: iemand mag genieten van de vruchten van zijn arbeid. En eerlijk is eerlijk: Jezus zei iets soortgelijks in zijn voorschrift uit Lucas 10, als hij de tweeënzeventig leerlingen uitzendt. Hij zegt: ‘Blijf in dat huis, en eet en drink wat men je aanbiedt, want de arbeider is zijn loon waard.’ Dus Paulus heeft gelijk als hij zegt: ‘Als wij geestelijke zaken onder u hebben gezaaid, is het dan teveel gevraagd dat we materiële zaken van u oogsten?’ Sterker nog: hij komt met een formulering die bijna als een kerkordelijke bepaling overkomt: ‘de Heer heeft bepaald dat zij door te verkondigen in hun levensonderhoud mogen voorzien.’
Maar nu komt het: hij doet het niet. En dat klinkt gek als je zijn verdediging van het gebruik hoort. Maar voor hem is het slechts een recht, en geen plicht. Hij is vrij om te kiezen. Daarom begint hij het hoofdstuk met de vragen: ‘Ik zou zelf niet vrij zijn? Ik zou geen apostel zijn?’ Bestaat vrijheid erin dat je je overgeeft aan de zorgen van anderen; en zou dat maken dat je apostel bent; omdat je als het ware eigendom bent de geloofsgemeenschap? Of gaat het echt alleen om de verkondiging van de boodschap van Jezus die maakt dat Paulus is wie hij is, namelijk apostel? Paulus, ja, hij is zelfstandig. Hij voorziet in zijn eigen onderhoud en daardoor heeft hij net als alle anderen in de geloofsgemeenschap meer aan zijn hoofd dan alleen de zaken van de geloofsgemeenschap en de verkondiging. Maar maakt hem dat een minder vrij mens? Maakt dat dat hij minder goed het gedachtegoed van de geloofsgemeenschap kan verkondigen?
Het frappante is dat deze kwestie in onze landelijke kerk onlangs actueel is geworden. In Zwolle is een predikant bevestigd die zijn traktement, zoals dat zo mooi heet, heeft geweigerd. Om een heel simpele reden: hij heeft het niet nodig. Hij werkt in deeltijd als bankdirecteur, en de andere tijd werkt hij als gemeentepredikant. De aarzelingen en de kritiek waren groot. Volgens een artikel in Trouw is er wel vier jaar over vergaderd of dat wel kon, en mocht het alleen op proef en met de uitdrukkelijke bepaling dat het nergens anders mocht gebeuren. De predikantenvakbond had toen al scherpe kritiek geuit. Het zou ongelijkheid geven tussen betaalde en onbetaalde predikanten, en, citaat: ‘de markt tussen gemeenten en predikanten bevuilen’. Toe maar. Later zag ik op Twitter een studiegenoot melden dat zij de collega in kwestie kent, en weet te vertellen dat als hij wel betaald had moeten worden, hij ook niet was aangenomen. Hij is extra. En een zegen voor die gemeente. Dus waar praten we over?
Maar de tekst van vandaag laat precies zien waar de discussie hier op stuk loopt. Niemand kan ter discussie stellen dat bij bepaalde functies binnen de kerk de werkers in hun levensonderhoud worden voorzien. Daar zijn goede gronden voor. Maar het is geen plicht dat aan te nemen. En de kern daarvan zit in vers 17: ‘Als ik het uit eigen beweging zou doen, zou ik recht op betaling hebben. Maar ik doe het niet uit vrije wil; deze opdracht is mij toevertrouwd?’ Is hij toch niet vrij dan? Jawel; vrij om zelf in zijn levensonderhoud te voorzien. Maar de opdracht is hem toevertrouwd. Hij doet zijn arbeid in de geloofsgemeenschap niet omdat dit een wijze is om in zijn onderhoud te voorzien. Hij is geroepen tot dit werk, en kiest ervoor om op een andere wijze in zijn levensonderhoud te voorzien, en daarin de gemeente niet tot last te zijn. Die opdracht is hem toevertrouwd.
En daar ligt ook de verbinding met het bredere kerkenwerk. We doen ons kerkenwerk omdat we ons daartoe geroepen voelen. En daar mogen we best van oogsten. En daar mogen we misschien ook best wel eens meer aandacht aan besteden. Als ik in onze gemeente kijk, dan vervult het mij van dankbaarheid en trots hoeveel mensen actief zijn in onze gemeente, en hoeveel mensen ook veel van hun tijd en energie steken in het kerkenwerk! Er gebeuren hele mooie dingen; en daar mogen we van genieten! En als er dan een keer iets stukloopt, dan is ook heel goed voelbaar dat die oogst is uitgebleven of teniet gedaan. We geven het beste van onszelf en zetten ons er ook voor in, en hoezeer we niet beloond hoeven te worden, toch is het zo dat de ploeger en de dorser beiden werken in de hoop op een aandeel in de oogst. We mogen zeker genieten van de oogst, maar het is niet datgene waar het om gaat. Het gaat erom dát we het doen, voor de kerk van Christus. En wat Paulus wil voorstaan is dat hij zijn werk in de kerk niet doet om een beloning op te kunnen eisen. Want die heeft hij al: dat hij het evangelie verkondigt zonder er iets voor terug te krijgen. De beloning zit in het werk en het genieten van het resultaat ervan zelf, niet in wat je ervoor terugkrijgt.
Geluidsfragment/podcast
In de wereld na de opstanding en het heengaan van Jezus reist een opvallende apostel rond. Zijn naam is Paulus. Hij is opvallend, ja eigenlijk een vreemde eend in de bijt. En dan heb ik het niet eens zozeer over zijn boodschap. Ik heb het niet over de inhoud, maar over de vorm. Allereerst kan hij zich er niet op voorstaan dat hij een vriend van Jezus was. Paulus heeft Jezus voor zover wij weten nooit zien optreden of horen spreken. Nee, sterker nog, hij maakte zich sterk voor de vervolging van de eerste christenen. Hij was daar buitengewoon fanatiek in. Tot hij Jezus tegenkwam, ja toch, op de weg naar Damascus. Zijn houding tegenover Jezus draaide 180 graden om, en hij werd misschien wel de fanatiekste apostel onder de apostelen die Jezus gezien hadden. Paulus was dus erg kwetsbaar. Niet alleen door zijn boodschap, maar alleen al door de loop van zijn gelovig leven. Zijn geloofwaardigheid hing ervan af of mensen wilden aannemen dat Jezus hem, pas na diens heengaan, bij Zijn apostelen had gevoegd. En hem zo het gezag van een apostel had geschonken. Een vreemde eend in de bijt dus. Niet zomaar ‘een van ons’ waarvan we wisten dat hij dichtbij Jezus was, en daarna diens boodschap heeft doorverteld. Maar wel moet gezegd worden dat de boodschap die Paulus bracht aansloeg. En het was ook wel duidelijk dat dat niet Paulus’ verdienste was, maar iets dat ze ‘de werking van de heilige Geest’ zijn gaan noemen. De Geest waaide onder de jonge christelijke gemeenten. De mensen waren enthousiast, geïnspireerd. Dus er moest wel iets zijn met die Paulus; hij praatte met gezag, en niet op basis alleen van eigen kennis en kunde.
Maar er was nog iets. Hij wilde zich maar niet voegen in de normale gang van zaken hoe ontvangende geloofsgemeenschappen met rondtrekkende apostelen omgingen. Het was gebruikelijk dat rondtrekkende apostelen en profeten kost en inwoning ontvingen in de plaatsen waar zij hun boodschap verkondigden. En zoals dat gaat in geloofsgemeenschappen: dat was niet alleen gebruik, het was ook theologisch gefundeerd. Er waren niet alleen praktische redenen daarvoor, nee, mensen waren ervan overtuigd dat het zo moest vanwege hogere redenen. En daarmee was het meer een soort wet dan een gebruik geworden. En Paulus, die hield zich daar niet aan. Hij hoefde geen kost en inwoning. Hij hoefde geen inkomsten te ontvangen uit zijn werk voor de kerk. Nee, hij was zelfstandig, hij werkte, en hij wilde daarvoor niet afhankelijk zijn van de geloofsgemeenschap. Dat moet mensen een doorn in het oog geweest zijn. Want zo hoort het niet. En als het gebruik dat is ontstaan zelfs geloofsmatig gelegitimeerd is, nee, zelfs verplicht, dan ontstaat vanzelf de vraag of deze rare gast, die zo ongrijpbaar is, omdat hij onafhankelijk is, wel werkelijk een apostel kan zijn? Iemand, gestuurd door Jezus zelf.
Dit is de situatie waar Paulus zich in bevindt als hij het stuk van vandaag uit de eerste brief aan de Korinthiërs schrijft. Een best penibele situatie dus. Er zullen allerlei emoties spelen binnen de geloofsgemeenschap, als Paulus een stuk levensonderhoud niet aanneemt. Je kunt je voorstellen hoe mensen die jarenlang hun geloofsleraren onderhielden en opvingen, zich toch ook wat gepasseerd voelen. En dat zelfstandige van hem maakt hem wat ongrijpbaar. Paulus had immers een gewoon beroep, tentenmaker vertelt de historie, en was daarmee niet afhankelijk van de geloofsgemeenschap die hij diende. Dat maakte hem ongrijpbaar, en dat vinden mensen niet altijd prettig.
Maar anders dan zijn publiek was het voor hem niet zo’n strak theologisch principe waarmee hij tegen zijn publiek inging. Nee, hij beaamt hun theologische uitgangspunten zelfs. In vers 4 tot en met 11 onderstreept hij het recht dat hij heeft als apostel op levensonderhoud. En hij zou zelfs een echtgenote mogen meenemen op zijn reizen; iets wat een gemiddelde minister of staatssecretaris in onze tijd meteen moet verantwoorden… Hij onderstreept het zelfs met de wet van Mozes, die zegt: ‘U mag een dorsend rund niet muilbanden.’ Voor Paulus gaat het hier niet om een diervriendelijk voorschrift, zoals het vermoedelijk oorspronkelijk is bedoeld, maar om een beeld voor mensen. Met andere woorden: iemand mag genieten van de vruchten van zijn arbeid. En eerlijk is eerlijk: Jezus zei iets soortgelijks in zijn voorschrift uit Lucas 10, als hij de tweeënzeventig leerlingen uitzendt. Hij zegt: ‘Blijf in dat huis, en eet en drink wat men je aanbiedt, want de arbeider is zijn loon waard.’ Dus Paulus heeft gelijk als hij zegt: ‘Als wij geestelijke zaken onder u hebben gezaaid, is het dan teveel gevraagd dat we materiële zaken van u oogsten?’ Sterker nog: hij komt met een formulering die bijna als een kerkordelijke bepaling overkomt: ‘de Heer heeft bepaald dat zij door te verkondigen in hun levensonderhoud mogen voorzien.’
Maar nu komt het: hij doet het niet. En dat klinkt gek als je zijn verdediging van het gebruik hoort. Maar voor hem is het slechts een recht, en geen plicht. Hij is vrij om te kiezen. Daarom begint hij het hoofdstuk met de vragen: ‘Ik zou zelf niet vrij zijn? Ik zou geen apostel zijn?’ Bestaat vrijheid erin dat je je overgeeft aan de zorgen van anderen; en zou dat maken dat je apostel bent; omdat je als het ware eigendom bent de geloofsgemeenschap? Of gaat het echt alleen om de verkondiging van de boodschap van Jezus die maakt dat Paulus is wie hij is, namelijk apostel? Paulus, ja, hij is zelfstandig. Hij voorziet in zijn eigen onderhoud en daardoor heeft hij net als alle anderen in de geloofsgemeenschap meer aan zijn hoofd dan alleen de zaken van de geloofsgemeenschap en de verkondiging. Maar maakt hem dat een minder vrij mens? Maakt dat dat hij minder goed het gedachtegoed van de geloofsgemeenschap kan verkondigen?
Het frappante is dat deze kwestie in onze landelijke kerk onlangs actueel is geworden. In Zwolle is een predikant bevestigd die zijn traktement, zoals dat zo mooi heet, heeft geweigerd. Om een heel simpele reden: hij heeft het niet nodig. Hij werkt in deeltijd als bankdirecteur, en de andere tijd werkt hij als gemeentepredikant. De aarzelingen en de kritiek waren groot. Volgens een artikel in Trouw is er wel vier jaar over vergaderd of dat wel kon, en mocht het alleen op proef en met de uitdrukkelijke bepaling dat het nergens anders mocht gebeuren. De predikantenvakbond had toen al scherpe kritiek geuit. Het zou ongelijkheid geven tussen betaalde en onbetaalde predikanten, en, citaat: ‘de markt tussen gemeenten en predikanten bevuilen’. Toe maar. Later zag ik op Twitter een studiegenoot melden dat zij de collega in kwestie kent, en weet te vertellen dat als hij wel betaald had moeten worden, hij ook niet was aangenomen. Hij is extra. En een zegen voor die gemeente. Dus waar praten we over?
Maar de tekst van vandaag laat precies zien waar de discussie hier op stuk loopt. Niemand kan ter discussie stellen dat bij bepaalde functies binnen de kerk de werkers in hun levensonderhoud worden voorzien. Daar zijn goede gronden voor. Maar het is geen plicht dat aan te nemen. En de kern daarvan zit in vers 17: ‘Als ik het uit eigen beweging zou doen, zou ik recht op betaling hebben. Maar ik doe het niet uit vrije wil; deze opdracht is mij toevertrouwd?’ Is hij toch niet vrij dan? Jawel; vrij om zelf in zijn levensonderhoud te voorzien. Maar de opdracht is hem toevertrouwd. Hij doet zijn arbeid in de geloofsgemeenschap niet omdat dit een wijze is om in zijn onderhoud te voorzien. Hij is geroepen tot dit werk, en kiest ervoor om op een andere wijze in zijn levensonderhoud te voorzien, en daarin de gemeente niet tot last te zijn. Die opdracht is hem toevertrouwd.
En daar ligt ook de verbinding met het bredere kerkenwerk. We doen ons kerkenwerk omdat we ons daartoe geroepen voelen. En daar mogen we best van oogsten. En daar mogen we misschien ook best wel eens meer aandacht aan besteden. Als ik in onze gemeente kijk, dan vervult het mij van dankbaarheid en trots hoeveel mensen actief zijn in onze gemeente, en hoeveel mensen ook veel van hun tijd en energie steken in het kerkenwerk! Er gebeuren hele mooie dingen; en daar mogen we van genieten! En als er dan een keer iets stukloopt, dan is ook heel goed voelbaar dat die oogst is uitgebleven of teniet gedaan. We geven het beste van onszelf en zetten ons er ook voor in, en hoezeer we niet beloond hoeven te worden, toch is het zo dat de ploeger en de dorser beiden werken in de hoop op een aandeel in de oogst. We mogen zeker genieten van de oogst, maar het is niet datgene waar het om gaat. Het gaat erom dát we het doen, voor de kerk van Christus. En wat Paulus wil voorstaan is dat hij zijn werk in de kerk niet doet om een beloning op te kunnen eisen. Want die heeft hij al: dat hij het evangelie verkondigt zonder er iets voor terug te krijgen. De beloning zit in het werk en het genieten van het resultaat ervan zelf, niet in wat je ervoor terugkrijgt.
dinsdag 24 januari 2012
Sirkelslag 2012 - voor jongeren van 11 tot en met 15 jaar!
Doe mee aan Sirkelslag!
Sirkelslag speel je als groep, gewoon in je eigen woonplaats tegen duizenden andere jongeren in Nederland. Online sta je in verbinding met elkaar.
Om klokslag 19.30 zit je met je eigen groep bij elkaar. Je weet niet welke opdrachten uitgevoerd moeten worden, het enige dat je weet is dat duizenden jongeren op datzelfde tijdstip ook klaar zitten om de strijd aan te gaan tegen jouw groep.
Vanuit Hilversum legt Klaas van Kruistum, via Xnoizz positive radio (www.xnoizz.nl), 5 nu nog onbekende opdrachten uit. Wie weet wint jouw groep het VIP arrangement voor het Xnoizz Flevofestival 2012. Vrijdag 3 februari 19.30u - 21.30. www.sirkelslag.nl
Ben je tussen de 11 en de 15 jaar dan ben je van harte welkom!
Wanneer: Vrijdag 3 februari 2012.
Hoe laat: om 19.00 uur, want om 19.30 uur start de wedstrijd.
Waar: Het Anker, Ambrosiusweg 25 te Waalwijk.
We hebben jou dus nodig bij één van de twee teams, dus reserveer 3e februari en geef je op voor een gezellige en spannende avond!
Geef je voor 30 januari op!
Trudy: trudypullens[at]hotmail.com
Bert: bert.broersma[at]scania.com
Meer informatie vind je hier!
Sirkelslag speel je als groep, gewoon in je eigen woonplaats tegen duizenden andere jongeren in Nederland. Online sta je in verbinding met elkaar.
Om klokslag 19.30 zit je met je eigen groep bij elkaar. Je weet niet welke opdrachten uitgevoerd moeten worden, het enige dat je weet is dat duizenden jongeren op datzelfde tijdstip ook klaar zitten om de strijd aan te gaan tegen jouw groep.
Vanuit Hilversum legt Klaas van Kruistum, via Xnoizz positive radio (www.xnoizz.nl), 5 nu nog onbekende opdrachten uit. Wie weet wint jouw groep het VIP arrangement voor het Xnoizz Flevofestival 2012. Vrijdag 3 februari 19.30u - 21.30. www.sirkelslag.nl
Ben je tussen de 11 en de 15 jaar dan ben je van harte welkom!
Wanneer: Vrijdag 3 februari 2012.
Hoe laat: om 19.00 uur, want om 19.30 uur start de wedstrijd.
Waar: Het Anker, Ambrosiusweg 25 te Waalwijk.
We hebben jou dus nodig bij één van de twee teams, dus reserveer 3e februari en geef je op voor een gezellige en spannende avond!
Geef je voor 30 januari op!
Trudy: trudypullens[at]hotmail.com
Bert: bert.broersma[at]scania.com
Meer informatie vind je hier!
maandag 23 januari 2012
Antwoord op je roeping! - preek 22 januari 2011
Tekst: 1 Samuël 3: 1-10 en Marcus 1: 14-20
In de naamgeving van kinderen komt het steeds minder voor dat kinderen meer namen krijgen dan alleen hun roepnaam. Deze traditie houden wij nog wel in ere als je het doopboek erop naleest, maar toch. Als je de ouders vraagt, en niet specifiek de doopouders van vandaag, maar doopouders in het algemeen, maar ook te bevestigen ambtsdragers, wat hún volledige naam is; dan komt er vaak een opmerking bij die enige verlegenheid laat zien wanneer de hele naam genoemd zou worden. Vooral ook misschien omdat die volledige naam niet bekend is bij anderen, en dan wat ongemakkelijk voelt. Hoezeer alle namen ook in ons paspoort staan, we zijn gekend bij elkaar bij onze roepnaam. En onze hele naam noemen voelt dan vaak als teveel van het goede. De reden om toch al die namen te noemen bij de doop van een kind of bij een bevestiging is dat dit je doopnamen zijn. Dit zijn de namen die geschreven staan in de palm van Gods hand. En God verbindt aan die doopnamen Zijn Naam: Ik zal er zijn is die naam. Dus klinken die namen van de ouders wanneer een kind gedoopt wordt, of bij een bevestiging als ambtsdrager, maar ook bij een huwelijk. Zo kennen God en jij elkaar. Jij met al je namen en God met zijn samengestelde naam, een werkwoord: Ik zal er zijn!
Buiten deze momenten, en buiten tal van formulieren bovendien die je moet invullen met je volledige naam, worden we bij onze roepnaam genoemd. Door wie we geroepen kunnen worden, hebben we net aan de kinderen gevraagd. Met u wil ik een laag dieper gaan: waar vóel je je toe geroepen? Die vraag gaat over roeping. In tegenstelling tot roepnamen is roeping juist een wat ouderwets begrip geworden. Roeping lijkt alleen nog te gaan over hele bijzondere mensen, die het verschil maken. Zoals Jezus, en ja, de discipelen. Een roeping lijkt niet iets voor een gewoon leven en een gewone baan, maar iets voor uitzonderlingen. En die discipelen lijken daar een mooi voorbeeld van. Toch is dat nog maar de vraag. Natuurlijk is het uitzonderlijk dat een select groepje mannen wordt geroepen door Jezus, waarvoor ze hun werk, en hun familie moeten achterlaten. Maar voor het verstaan van roeping is dat maar bijzaak. Veel belangrijker zijn juist de minder opvallende zaken als je het verhaal leest. Allereerst dat Jezus deze mensen roept in Galilea. Hij roept deze mensen niet in het religieuze centrum van Jeruzalem, die oppervrome stad Gods. Nee, Jezus roept deze mensen in het multireligieuze Galilea. Jezus roept de mensen dus niet, laten we maar zeggen, in het klooster of in christelijke levensgemeenschappen, maar gewoon op straat, of in dit geval in de haven, of zo u wilt, in het schip…. Jezus roept dus hele gewone mensen, die heel gewoon werk hebben. Het lijkt alleen wel alsof dat werk er niet toe doet. Ze moeten hun werk neerleggen en hem volgen. En toch klopt dat ook niet. Want Jezus spreekt hen niet aan met vrome en wereldvreemde woorden. Hij spreekt visserslatijn om het zo maar te zeggen. Hij zegt: ‘Kom, volg mij! Ik zal jullie vissers van mensen maken.’ Kortom, hij roept gewone mensen in een gewone diverse samenleving en hij roept ze op basis van hun gewone alledaagse bezigheden.
Waar voel je je toe geroepen? Die vraag gaat dus over de roeping van ieder van ons in ons eigen gewone leven. Of je nu jong of oud bent, werkend, betaald of onbetaald, werkeloos, gepensioneerd, met of zonder relatie, met of zonder kinderen, in goede of minder goede gezondheid: allemaal hebben we een roeping. Maar versta die roeping niet als iets onhaalbaars, waaraan je zeker in minder gelukkige omstandigheden of met minder gaven niet aan kunt voldoen. Roeping is geen onhaalbare exameneis, maar een op jouw leven toegesneden richting.
Zoveel, vaak ook jonge mensen, vragen zich af welke levensinvulling er nu eigenlijk bij hen past. Welk werk ligt me nu, en welke studie? Hoe kan ik het beste ouder voor mijn kind zijn? Hoe kan ik zonder relatie toch een zinvolle invulling aan mijn leven geven; zinvol voor mezelf en voor de wereld? Maar ook later in het leven kunnen vragen opkomen hoe je met het voortschrijden van de jaren en met het wegvallen van jonge vanzelfsprekendheden tot zegen kunt zijn voor jezelf en de wereld om je heen? Roeping geeft richting aan je leven, omdat God ieder mens tot leven roept en ieders leven tot zegen wil maken.
Als roeping dan geen exameneis is maar een richting om je leven tot zegen te maken; is roeping dan helemaal niet kritisch? Natuurlijk wel. Maar roeping eist niet het onmogelijke van je. Roeping vraagt van je in jezelf te zoeken wat jou tot zegen kan maken voor jezelf en voor anderen. Roeping is dus ook bemoedigend voor wie het leven als zinloos ervaart. En roeping is kritisch tot wie zijn leven alleen functioneel vindt voor zichzelf en geen boodschap heeft aan de wereld om hem heen, en aan God. Zo alleen als het klinkt, zo is het ook. God geeft met zijn roeping van mensen de mogelijkheid het beste uit jezelf te halen, in verbondenheid met hem en de mensen om je heen. Zodat je tot zegen zult zijn, voor elkaar, voor jezelf, en voor God.
Maar hoe weet je nu waartoe je geroepen bent? Veel mensen zie ik onrustig om zich heen zoeken en steeds weer opnieuw proberen hun leven zinvol of zinvoller in te richten. Daaromheen zoeken ze onrustig naar verklaringen waarom het eerst niet lukte en nu wel moet lukken of blijven ze steken. Het lijkt zo’n eenzame bedoening, die roeping. Zoek het maar eens uit wat je roeping is. Maar zo eenzaam hoeft het niet te zijn. Dat leren we van de roeping van Samuël. Allereerst valt een detail op dat hij alert is in zijn slaap. Terwijl Eli tegen hem zegt dat hij maar weer moet gaan slapen, blijft Samuël waakzaam in zijn slaap. Ik zoek naar een betekenis daarvan, en die zit hem er in ieder geval niet in dat je niet moet slapen maar wakker moet blijven. Dat houdt geen mens vol. Misschien zit de betekenis wel hier in dat om je roeping te vinden, je je vragen niet moet weg sussen. Soms moet het leven even gewoon door, maar vragen naar waar je werkelijk tot je recht komt als door God geschapen mens, zijn geen luxe, maar zijn een vervulling van je leven. En dat betekent niet dat niet pas het geval is als je je droombaan, je droomhuis of je droomrelatie niet hebt. Dat maakt je leven op zich niet zinvol. Zinvol wordt je leven door te zoeken naar je roeping in het leven dat je al leeft. Daar wordt je geroepen. En die vraag laat zich niet weg sussen door de constatering dat het leven nu eenmaal niet anders is en zo verder gaat. Klopt, maar ook daarin heb je een roeping.
Hoe ontdek je die roeping dan? Eli zegt tegen Samuël na 3 wake-up calls: ‘Wanneer je wordt geroepen, moet je antwoorden: ‘Spreek, Heer, uw dienaar luistert.’’ Dus: roeping betekent antwoorden. Dus niet zelf verwoorden. Veel mensen formuleren graag hun eigen roeping. Gevormd door verlangens, idealen, verwachtingen, van henzelf en door anderen. Maar je roept jezelf niet, je wordt geroepen. Door God. God roept jou en mij. En wij? Wij moeten antwoorden. En ons antwoord is: Spreek, ik luister. Tweeledig. Het besef dat we geroepen zijn, betekent dat we op zoek gaan naar sprekers of naar dingen die spreken. Wat spreekt je aan? Waar wordt je warm van? Wat drijft je voort? Waar wordt je door aangesproken? En dat hoeven we niet na te praten, daar mogen we naar luisteren. We zijn geneigd snel antwoorden te willen vinden. En daardoor vergeten we wel eens te luisteren. Natuurlijk kun je verder praten over wat je aanspreekt. Maar dan gaat het om wat je aanspreekt, en niet om jezelf. Luister naar wat je aanspreekt. Zoek waar dat zijn plek krijgt in je leven. Sta open voor wat en wie er dan op je af komt. Dat is voorwaar heel moeilijk, maar met die houvast, dat God je niet zomaar roept tot niets, maar dat Hij iets met je leven voor ogen heeft. Dat het niet zinloos zal zijn om te luisteren als Hij spreekt.
En we zijn allemaal door Hem even gewaardeerd. Ook dat clubje discipelen wat zo menselijk als maar zijn kan. En daaromheen waren nog meer mensen, en ook vrouwen, juist zij, die de roep van hun Heer verstonden.
Vandaag dopen wij, en we dopen met de volledige naam van een nieuw kind van God. Dat ook zij haar roeping mag vinden in haar leven. Daartoe zalven wij haar ook. Dat zij tot zegen mag zijn.
In de naamgeving van kinderen komt het steeds minder voor dat kinderen meer namen krijgen dan alleen hun roepnaam. Deze traditie houden wij nog wel in ere als je het doopboek erop naleest, maar toch. Als je de ouders vraagt, en niet specifiek de doopouders van vandaag, maar doopouders in het algemeen, maar ook te bevestigen ambtsdragers, wat hún volledige naam is; dan komt er vaak een opmerking bij die enige verlegenheid laat zien wanneer de hele naam genoemd zou worden. Vooral ook misschien omdat die volledige naam niet bekend is bij anderen, en dan wat ongemakkelijk voelt. Hoezeer alle namen ook in ons paspoort staan, we zijn gekend bij elkaar bij onze roepnaam. En onze hele naam noemen voelt dan vaak als teveel van het goede. De reden om toch al die namen te noemen bij de doop van een kind of bij een bevestiging is dat dit je doopnamen zijn. Dit zijn de namen die geschreven staan in de palm van Gods hand. En God verbindt aan die doopnamen Zijn Naam: Ik zal er zijn is die naam. Dus klinken die namen van de ouders wanneer een kind gedoopt wordt, of bij een bevestiging als ambtsdrager, maar ook bij een huwelijk. Zo kennen God en jij elkaar. Jij met al je namen en God met zijn samengestelde naam, een werkwoord: Ik zal er zijn!
Buiten deze momenten, en buiten tal van formulieren bovendien die je moet invullen met je volledige naam, worden we bij onze roepnaam genoemd. Door wie we geroepen kunnen worden, hebben we net aan de kinderen gevraagd. Met u wil ik een laag dieper gaan: waar vóel je je toe geroepen? Die vraag gaat over roeping. In tegenstelling tot roepnamen is roeping juist een wat ouderwets begrip geworden. Roeping lijkt alleen nog te gaan over hele bijzondere mensen, die het verschil maken. Zoals Jezus, en ja, de discipelen. Een roeping lijkt niet iets voor een gewoon leven en een gewone baan, maar iets voor uitzonderlingen. En die discipelen lijken daar een mooi voorbeeld van. Toch is dat nog maar de vraag. Natuurlijk is het uitzonderlijk dat een select groepje mannen wordt geroepen door Jezus, waarvoor ze hun werk, en hun familie moeten achterlaten. Maar voor het verstaan van roeping is dat maar bijzaak. Veel belangrijker zijn juist de minder opvallende zaken als je het verhaal leest. Allereerst dat Jezus deze mensen roept in Galilea. Hij roept deze mensen niet in het religieuze centrum van Jeruzalem, die oppervrome stad Gods. Nee, Jezus roept deze mensen in het multireligieuze Galilea. Jezus roept de mensen dus niet, laten we maar zeggen, in het klooster of in christelijke levensgemeenschappen, maar gewoon op straat, of in dit geval in de haven, of zo u wilt, in het schip…. Jezus roept dus hele gewone mensen, die heel gewoon werk hebben. Het lijkt alleen wel alsof dat werk er niet toe doet. Ze moeten hun werk neerleggen en hem volgen. En toch klopt dat ook niet. Want Jezus spreekt hen niet aan met vrome en wereldvreemde woorden. Hij spreekt visserslatijn om het zo maar te zeggen. Hij zegt: ‘Kom, volg mij! Ik zal jullie vissers van mensen maken.’ Kortom, hij roept gewone mensen in een gewone diverse samenleving en hij roept ze op basis van hun gewone alledaagse bezigheden.
Waar voel je je toe geroepen? Die vraag gaat dus over de roeping van ieder van ons in ons eigen gewone leven. Of je nu jong of oud bent, werkend, betaald of onbetaald, werkeloos, gepensioneerd, met of zonder relatie, met of zonder kinderen, in goede of minder goede gezondheid: allemaal hebben we een roeping. Maar versta die roeping niet als iets onhaalbaars, waaraan je zeker in minder gelukkige omstandigheden of met minder gaven niet aan kunt voldoen. Roeping is geen onhaalbare exameneis, maar een op jouw leven toegesneden richting.
Zoveel, vaak ook jonge mensen, vragen zich af welke levensinvulling er nu eigenlijk bij hen past. Welk werk ligt me nu, en welke studie? Hoe kan ik het beste ouder voor mijn kind zijn? Hoe kan ik zonder relatie toch een zinvolle invulling aan mijn leven geven; zinvol voor mezelf en voor de wereld? Maar ook later in het leven kunnen vragen opkomen hoe je met het voortschrijden van de jaren en met het wegvallen van jonge vanzelfsprekendheden tot zegen kunt zijn voor jezelf en de wereld om je heen? Roeping geeft richting aan je leven, omdat God ieder mens tot leven roept en ieders leven tot zegen wil maken.
Als roeping dan geen exameneis is maar een richting om je leven tot zegen te maken; is roeping dan helemaal niet kritisch? Natuurlijk wel. Maar roeping eist niet het onmogelijke van je. Roeping vraagt van je in jezelf te zoeken wat jou tot zegen kan maken voor jezelf en voor anderen. Roeping is dus ook bemoedigend voor wie het leven als zinloos ervaart. En roeping is kritisch tot wie zijn leven alleen functioneel vindt voor zichzelf en geen boodschap heeft aan de wereld om hem heen, en aan God. Zo alleen als het klinkt, zo is het ook. God geeft met zijn roeping van mensen de mogelijkheid het beste uit jezelf te halen, in verbondenheid met hem en de mensen om je heen. Zodat je tot zegen zult zijn, voor elkaar, voor jezelf, en voor God.
Maar hoe weet je nu waartoe je geroepen bent? Veel mensen zie ik onrustig om zich heen zoeken en steeds weer opnieuw proberen hun leven zinvol of zinvoller in te richten. Daaromheen zoeken ze onrustig naar verklaringen waarom het eerst niet lukte en nu wel moet lukken of blijven ze steken. Het lijkt zo’n eenzame bedoening, die roeping. Zoek het maar eens uit wat je roeping is. Maar zo eenzaam hoeft het niet te zijn. Dat leren we van de roeping van Samuël. Allereerst valt een detail op dat hij alert is in zijn slaap. Terwijl Eli tegen hem zegt dat hij maar weer moet gaan slapen, blijft Samuël waakzaam in zijn slaap. Ik zoek naar een betekenis daarvan, en die zit hem er in ieder geval niet in dat je niet moet slapen maar wakker moet blijven. Dat houdt geen mens vol. Misschien zit de betekenis wel hier in dat om je roeping te vinden, je je vragen niet moet weg sussen. Soms moet het leven even gewoon door, maar vragen naar waar je werkelijk tot je recht komt als door God geschapen mens, zijn geen luxe, maar zijn een vervulling van je leven. En dat betekent niet dat niet pas het geval is als je je droombaan, je droomhuis of je droomrelatie niet hebt. Dat maakt je leven op zich niet zinvol. Zinvol wordt je leven door te zoeken naar je roeping in het leven dat je al leeft. Daar wordt je geroepen. En die vraag laat zich niet weg sussen door de constatering dat het leven nu eenmaal niet anders is en zo verder gaat. Klopt, maar ook daarin heb je een roeping.
Hoe ontdek je die roeping dan? Eli zegt tegen Samuël na 3 wake-up calls: ‘Wanneer je wordt geroepen, moet je antwoorden: ‘Spreek, Heer, uw dienaar luistert.’’ Dus: roeping betekent antwoorden. Dus niet zelf verwoorden. Veel mensen formuleren graag hun eigen roeping. Gevormd door verlangens, idealen, verwachtingen, van henzelf en door anderen. Maar je roept jezelf niet, je wordt geroepen. Door God. God roept jou en mij. En wij? Wij moeten antwoorden. En ons antwoord is: Spreek, ik luister. Tweeledig. Het besef dat we geroepen zijn, betekent dat we op zoek gaan naar sprekers of naar dingen die spreken. Wat spreekt je aan? Waar wordt je warm van? Wat drijft je voort? Waar wordt je door aangesproken? En dat hoeven we niet na te praten, daar mogen we naar luisteren. We zijn geneigd snel antwoorden te willen vinden. En daardoor vergeten we wel eens te luisteren. Natuurlijk kun je verder praten over wat je aanspreekt. Maar dan gaat het om wat je aanspreekt, en niet om jezelf. Luister naar wat je aanspreekt. Zoek waar dat zijn plek krijgt in je leven. Sta open voor wat en wie er dan op je af komt. Dat is voorwaar heel moeilijk, maar met die houvast, dat God je niet zomaar roept tot niets, maar dat Hij iets met je leven voor ogen heeft. Dat het niet zinloos zal zijn om te luisteren als Hij spreekt.
En we zijn allemaal door Hem even gewaardeerd. Ook dat clubje discipelen wat zo menselijk als maar zijn kan. En daaromheen waren nog meer mensen, en ook vrouwen, juist zij, die de roep van hun Heer verstonden.
Vandaag dopen wij, en we dopen met de volledige naam van een nieuw kind van God. Dat ook zij haar roeping mag vinden in haar leven. Daartoe zalven wij haar ook. Dat zij tot zegen mag zijn.
woensdag 18 januari 2012
'Des Hommes et des Dieux' - vooruitblik
Zojuist de film 'Des Hommes et des Dieux' gezien, die we maandag 23 januari gaan vertonen in de Ambrosiuskerk om 20.00u.
Een indrukwekkende film. Acht Franse monniken leven in het Algerije van de jaren '90, dat verscheurd wordt door een bloedige burgeroorlog tussen een corrupt leger en islamitische fundamentalisten.
De monniken zijn met hun klooster vergroeid met de dorpsgemeenschap, en leven in harmonie met de moslims. Kern daarvan is de liefde voor elkaar, die ook de Koran voorschrijft.
De monniken komen in het nauw als ze in hun barmhartigheid ook medische zorg verlenen aan terroristen. Zo worden ze vogelvrij.
Hoe houden ze het uit? Blijven ze? En waarvoor dan?
De film laat de radeloosheid, de wanhoop, de twijfel, maar ook de moed in al zijn diepgang zien. Het zijn geen helden, het zijn mensen, mensen van God, die niet anders kunnen dan blijven... en zullen sterven.
De manier waarop gefilmd is hoe ze dat onder ogen zien, tijdens een avondmaaltijd, is aangrijpend. Niets is gemaakt, kortzichtig of naïef aan hun besluit te blijven, en hun bereidheid te sterven. Niet als martelaar, maar als getuige van de liefde, tot het laatst. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze (1 Korinthiërs 13: 7).
Wees van harte uitgenodigd om deze film mee te komen bekijken. Of er een gesprek na is hangt af wat die bij jou oproept. En de film spreekt voor zich, en neem je met je mee.
Een mooie film, als je dat zo zeggen mag, in de zin van eerbiedig gemaakt. Maar daarmee ook geen actiefilm. De film heeft de snelheid van de rust van het klooster als een dreigende stilte naar wat onvermijdelijk komen gaat. Dat laat het stille spel goed tot zijn recht komen. Een film die de moeite waard is.
Een indrukwekkende film. Acht Franse monniken leven in het Algerije van de jaren '90, dat verscheurd wordt door een bloedige burgeroorlog tussen een corrupt leger en islamitische fundamentalisten.
De monniken zijn met hun klooster vergroeid met de dorpsgemeenschap, en leven in harmonie met de moslims. Kern daarvan is de liefde voor elkaar, die ook de Koran voorschrijft.
De monniken komen in het nauw als ze in hun barmhartigheid ook medische zorg verlenen aan terroristen. Zo worden ze vogelvrij.
Hoe houden ze het uit? Blijven ze? En waarvoor dan?
De film laat de radeloosheid, de wanhoop, de twijfel, maar ook de moed in al zijn diepgang zien. Het zijn geen helden, het zijn mensen, mensen van God, die niet anders kunnen dan blijven... en zullen sterven.
De manier waarop gefilmd is hoe ze dat onder ogen zien, tijdens een avondmaaltijd, is aangrijpend. Niets is gemaakt, kortzichtig of naïef aan hun besluit te blijven, en hun bereidheid te sterven. Niet als martelaar, maar als getuige van de liefde, tot het laatst. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze (1 Korinthiërs 13: 7).
Wees van harte uitgenodigd om deze film mee te komen bekijken. Of er een gesprek na is hangt af wat die bij jou oproept. En de film spreekt voor zich, en neem je met je mee.
Een mooie film, als je dat zo zeggen mag, in de zin van eerbiedig gemaakt. Maar daarmee ook geen actiefilm. De film heeft de snelheid van de rust van het klooster als een dreigende stilte naar wat onvermijdelijk komen gaat. Dat laat het stille spel goed tot zijn recht komen. Een film die de moeite waard is.
zaterdag 14 januari 2012
'Schone schijn' - thema van Sunday Half Hour zondag 15 januari Nieuwerkerk a/d IJssel
'De mens kijkt naar het uiterlijk, maar de Heer kijkt naar het hart', zegt Samuël in 1 Samuël 16: 4b-7.
Hoe kijken wij naar anderen? Hoe belangrijk is uiterlijk voor ons? En: wat geven we van ons mooie en perfecte aan God.
Morgen tijdens het Sunday Half Hour in het Ontmoetingscentrum van de Protestantse Gemeente van Nieuwerkerk a/d IJssel gaat het daarover.
En hoe kijkt God dan naar het uiterlijk? We lezen de verbijsterende tekst Leviticus 21: 16-23...
Ter inleiding een verhaal van Paul van Vliet: Henkie
Ik zat van de zomer op de boulevard in Scheveningen op een terrasje en ineens zag ik Henkie lopen.
Henkie Berkebach.
Wij hebben samen op school gezeten en we hadden elkaar in ruim dertig jaar niet meer gezien. ‘De Bult’ noemden wij hem. Ik herkende hem meteen. Hij leek alleen nog kleiner en zijn gezicht wat ronder geworden. Maar de bult zat er nog: een rugzak voor het leven.
Ik riep: ‘Hee, Henkie!’ Hij keek om, zag me en kwam bij me zitten. We raakten over van alles aan de praat, van vroeger en nu. En ook over de vraag wanneer je tevreden bent met jezelf. Ik dacht: Hij moet daar toch alles van weten!
Henkie zei: ‘Het verschil tussen jou en mij is niet zo groot, hoor. Ik ben waarschijnlijk op dezelfde manier verwekt als jij. Alleen bij mij is er een klein zandkorreltje meegeglipt. Een “bedrijfsongeval” zou je kunnen zeggen.’
Ik vroeg hem of hij nooit in opstand was gekomen tegen de gevolgen van dat zandkorreltje. Bitterheid had gevoeld. Of agressie.
‘Vroeger wel,’ zei Henkie. ‘En ook machteloze woede. Vooral als we gingen voetballen en ik altijd als laatste overbleef bij het partijen kiezen. Maar nu niet meer hoor. Allang niet meer. Ik weet hoe ik die rugzak moet dragen om het gewicht niet te voelen.
Alleen met nieuwe mensen vraag ik me toch altijd weer af: Wat zouden ze denken? Maar dat gaat gauw over. De problemen komen soms later. Als ze gaan zeggen dat ik het zo goed doe ondanks mijn handicap. Dat het zo flink van me is en zo knap. Kijk, dat is goed bedoeld, maar dan zetten ze mij apart. Meer apart dan ze zelf weten. Apart en hoger, op een voetstuk, waar ik niet op wil. Ook omdat ik daar niet zo gemakkelijk afkom!
Verder ben ik best tevreden. En dat mag ook wel. Als m’n vader en moeder nu hadden geleefd, dan was ik er helemaal niet geweest. Hadden ze me afgekeurd bij de vruchtwaterpunctie. Dan was ik nooit door die vlokkentest heen gekomen. En moet je horen: ik ben toch mooi vergelijkingsmateriaal? Als je mij ziet, hoef jij die facelift toch niet meer?
Het enige waar ik me wel es bang over maak de laatste tijd is, dat alles in de toekomst perfect en volmaakt moet. Als er een oor van een kopje breekt, flikker je dat kopje weg. Als een kind één scheve tand heeft, moet z’n gebit voor twee jaar in de ijzeren steigers. Tomaten zijn zo rood en rond als biljartballen en appels lijken wel ontworpen door een industriële vormgever.
En als mevrouw wat ouder wordt, neemt meneer een jong vriendinnetje. Er is geen plaats meer voor kneusjes. Dat vind ik eng. Straks wil iedereen dat “Zwitserlevengevoel!: schoon, gezond, aangeharkt en Alp-Frisch!’
We zaten nog een tijdje zwijgend te kijken naar de zon die langzaam in de zee zakte. Toen zei ik: ‘Wat een perfecte dag!’ ‘Ja,’ zei Henkie, ‘dat komt omdat het gisteren regende…!’
Hoe kijken wij naar anderen? Hoe belangrijk is uiterlijk voor ons? En: wat geven we van ons mooie en perfecte aan God.
Morgen tijdens het Sunday Half Hour in het Ontmoetingscentrum van de Protestantse Gemeente van Nieuwerkerk a/d IJssel gaat het daarover.
En hoe kijkt God dan naar het uiterlijk? We lezen de verbijsterende tekst Leviticus 21: 16-23...
Ter inleiding een verhaal van Paul van Vliet: Henkie
Ik zat van de zomer op de boulevard in Scheveningen op een terrasje en ineens zag ik Henkie lopen.
Henkie Berkebach.
Wij hebben samen op school gezeten en we hadden elkaar in ruim dertig jaar niet meer gezien. ‘De Bult’ noemden wij hem. Ik herkende hem meteen. Hij leek alleen nog kleiner en zijn gezicht wat ronder geworden. Maar de bult zat er nog: een rugzak voor het leven.
Ik riep: ‘Hee, Henkie!’ Hij keek om, zag me en kwam bij me zitten. We raakten over van alles aan de praat, van vroeger en nu. En ook over de vraag wanneer je tevreden bent met jezelf. Ik dacht: Hij moet daar toch alles van weten!
Henkie zei: ‘Het verschil tussen jou en mij is niet zo groot, hoor. Ik ben waarschijnlijk op dezelfde manier verwekt als jij. Alleen bij mij is er een klein zandkorreltje meegeglipt. Een “bedrijfsongeval” zou je kunnen zeggen.’
Ik vroeg hem of hij nooit in opstand was gekomen tegen de gevolgen van dat zandkorreltje. Bitterheid had gevoeld. Of agressie.
‘Vroeger wel,’ zei Henkie. ‘En ook machteloze woede. Vooral als we gingen voetballen en ik altijd als laatste overbleef bij het partijen kiezen. Maar nu niet meer hoor. Allang niet meer. Ik weet hoe ik die rugzak moet dragen om het gewicht niet te voelen.
Alleen met nieuwe mensen vraag ik me toch altijd weer af: Wat zouden ze denken? Maar dat gaat gauw over. De problemen komen soms later. Als ze gaan zeggen dat ik het zo goed doe ondanks mijn handicap. Dat het zo flink van me is en zo knap. Kijk, dat is goed bedoeld, maar dan zetten ze mij apart. Meer apart dan ze zelf weten. Apart en hoger, op een voetstuk, waar ik niet op wil. Ook omdat ik daar niet zo gemakkelijk afkom!
Verder ben ik best tevreden. En dat mag ook wel. Als m’n vader en moeder nu hadden geleefd, dan was ik er helemaal niet geweest. Hadden ze me afgekeurd bij de vruchtwaterpunctie. Dan was ik nooit door die vlokkentest heen gekomen. En moet je horen: ik ben toch mooi vergelijkingsmateriaal? Als je mij ziet, hoef jij die facelift toch niet meer?
Het enige waar ik me wel es bang over maak de laatste tijd is, dat alles in de toekomst perfect en volmaakt moet. Als er een oor van een kopje breekt, flikker je dat kopje weg. Als een kind één scheve tand heeft, moet z’n gebit voor twee jaar in de ijzeren steigers. Tomaten zijn zo rood en rond als biljartballen en appels lijken wel ontworpen door een industriële vormgever.
En als mevrouw wat ouder wordt, neemt meneer een jong vriendinnetje. Er is geen plaats meer voor kneusjes. Dat vind ik eng. Straks wil iedereen dat “Zwitserlevengevoel!: schoon, gezond, aangeharkt en Alp-Frisch!’
We zaten nog een tijdje zwijgend te kijken naar de zon die langzaam in de zee zakte. Toen zei ik: ‘Wat een perfecte dag!’ ‘Ja,’ zei Henkie, ‘dat komt omdat het gisteren regende…!’
Gerald Troost treedt op in Waalwijkse kerk
Bekende christelijke zanger verzorgt muziek in missionaire jongerendienst
Op zondag 29 januari zingt Gerald Troost tijdens de missionaire jongerendienst in de Ambrosiuskerk in Waalwijk. De christelijke zanger, bekend van zijn cd’s en optredens op festivals en voor de radio, zingt eigen nummers met zijn band en begeleidt samenzang. Dominee Otto Grevink gaat voor in de dienst. De dienst is een initiatief van de Protestantse Gemeente Waalwijk, waartoe de Ambrosiuskerk behoort. De dienst begint om 19.00u. Toegang is gratis. Er wordt een collecte gehouden voor de kosten en voor een goed doel.
Gerald Troost is een veelzijdig en gewaardeerd artiest uit Veenendaal. In de afgelopen jaren schreef Gerald meer dan 100 nummers en gaf honderden concerten, workshops en trainingen die een breed publiek wisten te boeien. Verder is Gerald actief als DISC trainer en betrokken bij verschillende christelijke organisaties als Wake Up Veenendaal en Dorcas Hulp.
Na de opleiding Maatschappelijk werk, een aantal rockbands kwam in het jaar 2000 de volledige CD ‘Met andere ogen’ op de markt. De CD bevatte nummers als Toevallig niet, Steeds dichterbij jou, Thuis en was een schot in de roos. Na het succes van ‘Met andere ogen’ bleek Gerald geen ééndagsvlieg en volgden er verschillende CD’s en boeken. Dagelijks ontvangt Gerald ontroerende mailtjes van mensen die geraakt zijn door een optreden, een CD of spreekbeurt.
Gerald Troost verzorgd wekelijks optredens met een voltallige begeleidingsband of in een kleinere setting. Het ‘Troost On Tour Crew’ ondersteunt de zanger in het verzorgen van licht & geluid, nazorg en grafische vormgeving. Gerald Troost heeft optredens gegeven op de EO-jongerendag, Flevo Festival, Yorin, Radio 2, Radio 3, Festivals, regionale omroepen etc. Verder verzorgt Gerald ook regelmatig passende optredens op scholen, koorjubilea, bruiloften en kerkdiensten.
Over zijn missie zegt Gerald: ‘Ik wil heel graag mensen wijzen op de schoonheid van het evangelie en ik besef dat mijn muziek krachtiger wordt als ik Jezus centraal zet in al mijn activiteiten en producten. Ik wil laten zien wat God in mijn leven heeft veranderd. Zijn liefde voor mij is de drijfveer waaruit ik leef. Geloven, voor mij, is niet achterhaald of saai, maar avontuurlijk en van levensbelang. De komende tijd zal ik naast het produceren CD’s en boeken, mensen blijven coachen als DISC trainer en me blijven inzetten voor het werk van De Hoop, Wake Up Veenendaal en Dorcas Hulp.
Voor meer informatie: www.geraldtroost.nl en via Nelinda Troost, nelinda@geraldtroost.nl
Op zondag 29 januari zingt Gerald Troost tijdens de missionaire jongerendienst in de Ambrosiuskerk in Waalwijk. De christelijke zanger, bekend van zijn cd’s en optredens op festivals en voor de radio, zingt eigen nummers met zijn band en begeleidt samenzang. Dominee Otto Grevink gaat voor in de dienst. De dienst is een initiatief van de Protestantse Gemeente Waalwijk, waartoe de Ambrosiuskerk behoort. De dienst begint om 19.00u. Toegang is gratis. Er wordt een collecte gehouden voor de kosten en voor een goed doel.
Gerald Troost is een veelzijdig en gewaardeerd artiest uit Veenendaal. In de afgelopen jaren schreef Gerald meer dan 100 nummers en gaf honderden concerten, workshops en trainingen die een breed publiek wisten te boeien. Verder is Gerald actief als DISC trainer en betrokken bij verschillende christelijke organisaties als Wake Up Veenendaal en Dorcas Hulp.
Na de opleiding Maatschappelijk werk, een aantal rockbands kwam in het jaar 2000 de volledige CD ‘Met andere ogen’ op de markt. De CD bevatte nummers als Toevallig niet, Steeds dichterbij jou, Thuis en was een schot in de roos. Na het succes van ‘Met andere ogen’ bleek Gerald geen ééndagsvlieg en volgden er verschillende CD’s en boeken. Dagelijks ontvangt Gerald ontroerende mailtjes van mensen die geraakt zijn door een optreden, een CD of spreekbeurt.
Gerald Troost verzorgd wekelijks optredens met een voltallige begeleidingsband of in een kleinere setting. Het ‘Troost On Tour Crew’ ondersteunt de zanger in het verzorgen van licht & geluid, nazorg en grafische vormgeving. Gerald Troost heeft optredens gegeven op de EO-jongerendag, Flevo Festival, Yorin, Radio 2, Radio 3, Festivals, regionale omroepen etc. Verder verzorgt Gerald ook regelmatig passende optredens op scholen, koorjubilea, bruiloften en kerkdiensten.
Over zijn missie zegt Gerald: ‘Ik wil heel graag mensen wijzen op de schoonheid van het evangelie en ik besef dat mijn muziek krachtiger wordt als ik Jezus centraal zet in al mijn activiteiten en producten. Ik wil laten zien wat God in mijn leven heeft veranderd. Zijn liefde voor mij is de drijfveer waaruit ik leef. Geloven, voor mij, is niet achterhaald of saai, maar avontuurlijk en van levensbelang. De komende tijd zal ik naast het produceren CD’s en boeken, mensen blijven coachen als DISC trainer en me blijven inzetten voor het werk van De Hoop, Wake Up Veenendaal en Dorcas Hulp.
Voor meer informatie: www.geraldtroost.nl en via Nelinda Troost, nelinda@geraldtroost.nl
donderdag 12 januari 2012
Onbezoldigde dominee: een zegen!
Mag een dominee zijn salaris weigeren? Antwoord van de Predikantenbond: nee. Dit creëert ongelijkheid op de 'markt' en is een 'bedreiging voor de beroepsgroep'.
Wat is er aan de hand? Trouw meldt vandaag dat de Predikantenbond niet blij is dat de aanstaande predikant van de Sionskerk in Zwolle geen salaris wil ontvangen. Waarom hoeft hij dat niet te ontvangen? 'Voor het geld hoef ik het niet te doen.' Waarom niet? Hij heeft naast zijn deeltijdbaan als predikant nog een deeltijdbaan als bankdirecteur. Volkomen legitiem, zo lijkt het. Waarom zou je van de kerk geld vragen voor je arbeid als je het niet nodig hebt en de kerk het goed kan gebruiken? Saillant detail: op de site van Trouw staat naast het bericht over de dominee een bericht 'Inkomsten kerken blijven teruglopen'...
Een lovenswaardig initiatief, zou je zeggen. Maar de Predikantenbond is tegen dit 'novum', en is bang dat het vaker zal gaan gebeuren en de 'markt tussen gemeenten en predikanten' zal vervuilen.
Twee aanscherpingen: het is geen novum. Veertig jaar geleden was mijn opa al onbezoldigd (zelfs fulltime) predikant. Ook hij had het geld, op latere leeftijd in het ambt bevestigd, niet nodig. Sterker nog, hij ging ervoor vervroegd met pensioen.
Bovendien is het geen salaris. Ik zei het zojuist expres fout. Predikanten krijgen een tractement. Dat tractement is bedoeld om in het onderhoud te kunnen voorzien. Natuurlijk hoeft dat geen minimaal bedrag te zijn; we leggen niet de gelofte van armoede af. De hoogte van het tractement mag best vergelijkbaar zijn met salarissen voor academisch opgeleide mensen. We werken hard. Maar in beginsel is het bedoeld om de predikant (en zijn gezin) te onderhouden.
Dus wie het niet nodig heeft, zou het moeten mogen weigeren. Natuurlijk zijn veel predikanten afhankelijk van hun inkomsten in de vorm van hun tractement, preekbeurten enz. Maar laten we nu niet doen alsof hier een grote groep gratis predikanten aankomt die onze 'banen' in komt pikken.
Volgens mij is het een zegen voor de kerk dat predikanten zich onbezoldigd inzetten. Op veel plekken zou daarom wat extra's mogelijk zijn. Omdat er dan een extra predikant zou zijn of omdat er dan extra middelen zijn om andere dingen te doen.
Er is ook een inhoudelijke reden waarom dominee Ruilof van Putten zijn werk 'gratis' doet. 'Ik zie Nederland als een zendingsland'. En dat is het. Als bezoldigde predikant, rechtstreeks vanuit het VWO naar de universiteit gegaan om theologie te gaan studeren, en daarna predikant geworden, vraag ik me wel eens oprecht af of we de juiste weg gaan als predikant, door het als een beroep te zien. Ik herinner me dan de zendeling van het eerste uur Paulus, die vaak werd voorgesteld als tentenmaker. Hij werkte dus naast zijn arbeid voor de geloofsgemeenschappen die hij langsreisde. Hij vertelt erover in 1 Thessalonicenzen 2: 9: 'U herinnert u, broeders en zusters, hoe we ons hebben ingezet en ingespannen, hoe we dag en nacht hebben gewerkt om niemand van u tot last te zijn. Op zie manier hebben we u het evangelie van God verkondigd'.
Mogen we ons daarom nu niet eens afvragen of wat als aanstootgevend wordt gezien - een dominee die 'gratis' wil werken - niet een zoveelste aanklacht is tegen de geïnstitutionaliseerde kerk, die het besef ontbeert dat ze er niet is voor haar eigen behoud, maar voor het behoud van de mensheid? Stelt het geen concrete vragen: waarom zijn predikanten voor veel gemeenten te duur? Niet omdat predikanten teveel vragen - ze zijn het waard - maar ook niet omdat gemeenten voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten. Wel omdat het steeds vaker onhaalbaar wordt om een predikant te voorzien in onderhoud. Wanneer je Nederland als zendingsland ziet, begrijp je beter dat je niet van zekerheden kunt uitgaan, en zelf wellicht meer zult moeten investeren. Dat stelt kritische vragen aan onze blik op het 'beroep' predikant.
De Predikantenbond heeft er niets van begrepen, laten ze helaas zo duidelijk blijken op Radio 1. De dominee had het moeten aannemen en desnoods teruggeven of aan een goed doel geven. Dat klinkt mij misplaatst vroom in de oren.
Ik ben trots op deze dominee, omdat hij me er weer eens op wijst dat niet alleen de genade (gratia) gratis is, maar dat we ook deze arbeid pro Deo doen, bezoldigd of onbezoldigd. Ik wens u, collega Ruilof, van harte Gods zegen toe in uw arbeid, tot eer van Zijn gemeente.
Wat is er aan de hand? Trouw meldt vandaag dat de Predikantenbond niet blij is dat de aanstaande predikant van de Sionskerk in Zwolle geen salaris wil ontvangen. Waarom hoeft hij dat niet te ontvangen? 'Voor het geld hoef ik het niet te doen.' Waarom niet? Hij heeft naast zijn deeltijdbaan als predikant nog een deeltijdbaan als bankdirecteur. Volkomen legitiem, zo lijkt het. Waarom zou je van de kerk geld vragen voor je arbeid als je het niet nodig hebt en de kerk het goed kan gebruiken? Saillant detail: op de site van Trouw staat naast het bericht over de dominee een bericht 'Inkomsten kerken blijven teruglopen'...
Een lovenswaardig initiatief, zou je zeggen. Maar de Predikantenbond is tegen dit 'novum', en is bang dat het vaker zal gaan gebeuren en de 'markt tussen gemeenten en predikanten' zal vervuilen.
Twee aanscherpingen: het is geen novum. Veertig jaar geleden was mijn opa al onbezoldigd (zelfs fulltime) predikant. Ook hij had het geld, op latere leeftijd in het ambt bevestigd, niet nodig. Sterker nog, hij ging ervoor vervroegd met pensioen.
Bovendien is het geen salaris. Ik zei het zojuist expres fout. Predikanten krijgen een tractement. Dat tractement is bedoeld om in het onderhoud te kunnen voorzien. Natuurlijk hoeft dat geen minimaal bedrag te zijn; we leggen niet de gelofte van armoede af. De hoogte van het tractement mag best vergelijkbaar zijn met salarissen voor academisch opgeleide mensen. We werken hard. Maar in beginsel is het bedoeld om de predikant (en zijn gezin) te onderhouden.
Dus wie het niet nodig heeft, zou het moeten mogen weigeren. Natuurlijk zijn veel predikanten afhankelijk van hun inkomsten in de vorm van hun tractement, preekbeurten enz. Maar laten we nu niet doen alsof hier een grote groep gratis predikanten aankomt die onze 'banen' in komt pikken.
Volgens mij is het een zegen voor de kerk dat predikanten zich onbezoldigd inzetten. Op veel plekken zou daarom wat extra's mogelijk zijn. Omdat er dan een extra predikant zou zijn of omdat er dan extra middelen zijn om andere dingen te doen.
Er is ook een inhoudelijke reden waarom dominee Ruilof van Putten zijn werk 'gratis' doet. 'Ik zie Nederland als een zendingsland'. En dat is het. Als bezoldigde predikant, rechtstreeks vanuit het VWO naar de universiteit gegaan om theologie te gaan studeren, en daarna predikant geworden, vraag ik me wel eens oprecht af of we de juiste weg gaan als predikant, door het als een beroep te zien. Ik herinner me dan de zendeling van het eerste uur Paulus, die vaak werd voorgesteld als tentenmaker. Hij werkte dus naast zijn arbeid voor de geloofsgemeenschappen die hij langsreisde. Hij vertelt erover in 1 Thessalonicenzen 2: 9: 'U herinnert u, broeders en zusters, hoe we ons hebben ingezet en ingespannen, hoe we dag en nacht hebben gewerkt om niemand van u tot last te zijn. Op zie manier hebben we u het evangelie van God verkondigd'.
Mogen we ons daarom nu niet eens afvragen of wat als aanstootgevend wordt gezien - een dominee die 'gratis' wil werken - niet een zoveelste aanklacht is tegen de geïnstitutionaliseerde kerk, die het besef ontbeert dat ze er niet is voor haar eigen behoud, maar voor het behoud van de mensheid? Stelt het geen concrete vragen: waarom zijn predikanten voor veel gemeenten te duur? Niet omdat predikanten teveel vragen - ze zijn het waard - maar ook niet omdat gemeenten voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten. Wel omdat het steeds vaker onhaalbaar wordt om een predikant te voorzien in onderhoud. Wanneer je Nederland als zendingsland ziet, begrijp je beter dat je niet van zekerheden kunt uitgaan, en zelf wellicht meer zult moeten investeren. Dat stelt kritische vragen aan onze blik op het 'beroep' predikant.
De Predikantenbond heeft er niets van begrepen, laten ze helaas zo duidelijk blijken op Radio 1. De dominee had het moeten aannemen en desnoods teruggeven of aan een goed doel geven. Dat klinkt mij misplaatst vroom in de oren.
Ik ben trots op deze dominee, omdat hij me er weer eens op wijst dat niet alleen de genade (gratia) gratis is, maar dat we ook deze arbeid pro Deo doen, bezoldigd of onbezoldigd. Ik wens u, collega Ruilof, van harte Gods zegen toe in uw arbeid, tot eer van Zijn gemeente.
dinsdag 10 januari 2012
Een Nieuwjaarsconcert met passie - een impressie
Dynamisch concert onderstreept waarde van concert voor Sprang-Capelle
2012-01-07: Het aftellen naar het Nieuwjaarsconcert van Sprang-Capelle Musica was deze keer erg spannend. Toen het concert in eerste instantie niet door leek te kunnen gaan hebben sponsoren en verenigingen alles op alles gezet om het concert alsnog doorgang te laten vinden. En het werd een succes. Bij het begin van het concert met het lied The Final Countdown bleek de teller op een volle zaal te staan en stonden alle verenigingen en solisten klaar om er een dynamisch en aantrekkelijk concert van te maken. Thema was ‘Oud en Nieuw’.
Lees meer...
2012-01-07: Het aftellen naar het Nieuwjaarsconcert van Sprang-Capelle Musica was deze keer erg spannend. Toen het concert in eerste instantie niet door leek te kunnen gaan hebben sponsoren en verenigingen alles op alles gezet om het concert alsnog doorgang te laten vinden. En het werd een succes. Bij het begin van het concert met het lied The Final Countdown bleek de teller op een volle zaal te staan en stonden alle verenigingen en solisten klaar om er een dynamisch en aantrekkelijk concert van te maken. Thema was ‘Oud en Nieuw’.
Lees meer...
Abonneren op:
Posts (Atom)