Ook te beluisteren via Kerkomroep
Hebt u ook wel
eens het gevoel dat het geloof zo waardevol is dat u dat graag met meer mensen
zou willen delen? En dan bedoel ik dat niet vanuit een teleurgesteld gevoel dat
steeds meer mensen, misschien zelfs uw kinderen, het schip verlaten en alleen u
nog voelt hoe waardevol het is. Ik heb het nu over een gevoel dat het geloof
meer potentie heeft, meer mensen zou kunnen interesseren en warm maken, dan het
nu doet. Hebt u dat gevoel ook wel eens? Een positief gevoel bedoel ik dus. Dat
wij misschien met een kleinere club zijn, maar dat het geloof in zichzelf niet
aan kracht heeft ingeboet, nog steeds van deze tijd is, en van de toekomst. En
dat het gaat over wezenlijke dingen, die andere mensen ook bezighouden, maar
waar het geloof het verschil kan maken? Dat je op momenten dat het moeilijk
wordt in het leven denkt: hier zou het geloof iets kunnen toevoegen voor veel
meer mensen? Dat je het gevoel hebt dat het geloof weer perspectief kan geven
aan mensen? Dat het geloof iets te zeggen heeft over belangrijke dingen in het
leven, en over de dood, en daarbij kan troosten en bemoedigen, of juist kracht
geven? Dat het geloof kortom een waardevolle aanvulling of inkadering is van
het leven in al zijn facetten: vreugde, verdriet, opleiding, studie, relatie,
werk, kinderen, ouder worden, uiterlijk, en alles wat je innerlijk voelt, je
identiteit, alles waarvoor je passie hebt, waarden en normen, ziekte, succes,
en noem zo maar nog veel meer dingen op. Hebt u ook wel eens het gevoel dat het
geloof veel meer mensen zou kunnen aanspreken, omdat het geloof werkelijk
ergens over gaat en God mensen iets te zeggen heeft dat ze waardevol zouden
kunnen vinden?
‘Ja, dat zou
mooi zijn’, hoor ik u denken, ‘maar in die luxe situatie zitten we nu niet.’ En
dat klopt. Er is de teleurstelling bij velen dat zelfs de eigen kinderen het
geloof niet meer overnemen, laat staan naar de kerk gaan. En we mogen allang
blij zijn als die paar dopelingen ook daadwerkelijk met hun ouders actief het
geloof gaan beleven. En de samenleving lijkt steeds minder behoefte te hebben
aan onze manier van tegen het leven aankijken. Meer en meer wordt de kerk in
een minderheidsrol gedrukt, zeker als er zaken als het niet inenten door
streng-gereformeerden prominent in het nieuws komen. Dat doet het geloof geen
goed. En, om in dat beeld te blijven, je krijgt haast het gevoel dat steeds
meer mensen als het ware immuun worden voor het verhaal van ons geloof.
Maar is dat
alles? Is dat alles waar we voor staan? Staan wij alleen nog maar voor wat wij
nog belangrijk vinden als een soort happy few, maar de rest niet meer? Bekruipt
u nergens het gevoel dat behalve dat het voor onszelf aardig zou zijn als meer
mensen door het geloof geïnspireerd zouden worden, er zoveel meer potentieel
aan mensen die geïnspireerd zouden kunnen raken door het geloof, als God ze
maar zou aanspreken? Ja, ik ken de neergaande trends. Maar misschien zegt dat
meer over de kerk dan over de potentie van het geloof.
De teksten van
vandaag gaan over die toekomst. ‘De oogst is groot’ zegt Jezus. En ook rondom
Jeruzalem bij Jesaja is het een groot gejubel en feest. De situatie waarin deze
teksten echter spreken over de toekomst, het heden dus van de teksten; die
situatie is veel minder florissant. In de tijd van Jesaja spreekt hij in een
situatie dat Jeruzalem is verwoest en dat een heilig restje van het volk Israël
zich afvraagt wat er nog van hun droom, van hun geloof, van hun identiteit die
zo gevormd wordt door hun relatie met God, over is. En in de tijd van Jezus
zijn de volgelingen van Jezus nog maar een marginaal verschijnsel. Een druppel
op een gloeiende plaat. Niks geen wereldkerk nog, maar een stel volgelingen
rondom een Joodse timmermanszoon die de Geest heeft gekregen en mensen
inspireert en meeneemt. En in die situatie – en begrijp dus goed dat dat geen
luxe situatie was – in die situatie zegt Jezus: ‘De oogst is groot, maar
arbeiders zijn er weinig: vraag dus de eigenaar van de oogst of hij arbeiders
wil sturen om de oogst binnen te halen.’ En namens de eigenaar doet Jezus dat:
72 man stuurt hij de wereld in. 72 is het getal van de volken; zoveel volken
zouden er op aarde leven. De potentie zit niet zozeer in de eigen club, in het
eigen volk, maar in de buitenwereld. Zoals ook wij de potentie van het geloof
niet zozeer in eigen kring, maar in de buitenwereld moeten vinden. We zijn in
ons heden te druk met ons eigen verleden, dat zoveel anderen die op afstand
zijn geraakt heeft belast, dat we niet toekomen aan het treden buiten onze
eigen grenzen en de wereld ingaan. En dat was toch de zendingsopdracht van onze
Heer? Ja, het is jammer dat mensen afhaken, maar dat verleden kun je niet
terughalen. Je kunt ze alleen met een toekomstvisioen terughalen, waarin de
hele wereld is meegenomen. Dat is de wereld waarin zij ook leven, die aan de
rand zijn geraakt.
Jezus spoort
vervolgens de 72 aan zonder bagage de wereld in te gaan. Zonder
overlevingspakket. De bedoeling van Jezus is dus dat de 72 daadwerkelijk gast
zijn bij mensen en als het ware niet met hun eigen zakje boterhammen ergens aan
tafel schuiven. De wereld ingaan met het woord van Jezus is bij mensen te gast
zijn. Het gaat er niet om wat wij te zeggen hebben. Het gaat erom of God ter
sprake kan komen in de ontmoeting met anderen. En wij brengen God niet ter
sprake. Dat doet God wel. God brengt zichzelf wel ter sprake, zoals Zijn
woorden de wereld schiepen. Wees dus niet al te bang om het gesprek aan te
gaan, en alsof de hoge woorden uit jouw mond moeten komen over God en Jezus.
Nee, het gaat om de ontmoeting met mensen en wat daarin ter sprake komt. Wat
mensen inspireert, en dan komt jouw inspiratie ook om de hoek kijken. Gewoon
zoals je bent en wat je drijft. En dan kan God ter sprake komen als dat iets
opwekt bij de ander. Omdat God meekomt met jouw verhaal. Omdat God besloten
ligt in de verhalen die in de Bijbel staan. Zo is het immers Gods woord. God
komt daarin tevoorschijn. Gods woorden zijn dus meer dan onze woorden. En God
komt zelf wel ter sprake als wij open zijn over wat ons drijft.
En de 72 worden
de wereld in gedreven. Zonder bagage. Maar één ding gaat voor hen uit: vrede.
‘Als jullie een huis binnengaan’, zegt Jezus, ‘zeg dan eerst: “Vrede voor dit
huis!” Als er een vredelievend mens woont, zal jullie vrede met hem zijn; zo
niet, dan zal die vrede bij je terugkeren.’ Het is dezelfde vrede die we ook
bij Jesaja vinden, en die in zijn visioen naar Jeruzalem toestroomt als een
rivier. Die vrede die voor de leerlingen uit gaat is de voorwaarde om met
elkaar te kunnen spreken, een absolute voorwaarde om God überhaupt ter sprake
te laten komen. Iedereen kent vast wel ontmoetingen met mensen die niets moeten
hebben van je geloof, en waar ook geen redelijk woord mee te wisselen is. Geen
ontmoeting dus maar een monoloog en een oordeel van de andere kant. Die vrede
is ook een opdracht aan onszelf: het in vrede laten gebeuren van de ontmoeting,
zonder oordeel of vijandigheid. Niet beter weten, hoezeer je ook in het geloof
vertrouwt. Het gaat niet om beter weten of de waarheid in pacht hebben. Het
gaat gewoon om iets waardevols dat je wilt delen, maar iemand moet het in
vrijheid kunnen ontvangen wil het ooit kunnen landen in iemands leven. In de
vrede kan het geloof pas landen in iemands hart. Als we teveel ons best doen
blijven we aan de oppervlakte van anderen omdat ze hun hart niet zullen openen,
en creëren we zelf vijandigheid. Daarom is die vrede zo belangrijk. Een vrede,
sjaloom, die ons ook draagt. Het is een voorwaarde, het gaat voor ons uit in de
ontmoeting met anderen, en het zorgt ook dat we niet te kwetsbaar worden. De
vrede keert vanzelf naar ons terug als we niet welkom zijn. Hoezeer we kunnen
balen van vijandigheid; heb er maar vrede mee. Er is toch niets aan te doen.
En dat is wat
mij betreft ook de zin van de laatste zinnen van dit stuk Evangelie wanneer het
gaat over het lot van de steden waar de leerlingen niet welkom zijn. Aan ons is
het niet om het Koninkrijk van God te stichten door iedereen te dwingen dat te
zien en mee te beleven. We doen ons best ons geloof voor te leven en in gesprek
te brengen met anderen, en als dat niet geaccepteerd wordt: jammer dan. Ja,
inderdaad heel jammer, want we vinden het waardevol. Maar meer dan dat: het
koninkrijk van God is nabij. Dat betekent: het geloof is wel realiteit. Geen
verzinsel, of iets waar wij nou toevallig supporters van zijn, en anderen van
iets anders. Nee, het geloof is realiteit. God is realiteit. Hoe en wat dan?
Ja, daar hebben we ook niet altijd woorden voor, en iedereen maakt er zijn
eigen voorstelling bij, maar het is wel realiteit. Die droom, ook van
Jeruzalem, zoals Jesaja die schetst, van Jeruzalem die als een moeder haar
kinderen voedt en troost, is een visioen dat ons vandaag draagt en inspireert
om op weg te gaan, de wereld in. En niet te blijven bij dat het alleen maar
minder wordt, of maar een marginale bedoening is. Misschien kunnen we met minder
wel meer doen. Omdat we voelen dat het geloof niet vanzelfsprekend is, maar het
wel van waarde is, en van waarde kan zijn voor de wereld, Gods wereld, waarin
Hij zijn Koninkrijk sticht.
Lof zij U
Christus, in Eeuwigheid.