zondag 7 juli 2013

Trek de wereld in, in vrede - preek 30 juni 2013


Ook te beluisteren via Kerkomroep

Hebt u ook wel eens het gevoel dat het geloof zo waardevol is dat u dat graag met meer mensen zou willen delen? En dan bedoel ik dat niet vanuit een teleurgesteld gevoel dat steeds meer mensen, misschien zelfs uw kinderen, het schip verlaten en alleen u nog voelt hoe waardevol het is. Ik heb het nu over een gevoel dat het geloof meer potentie heeft, meer mensen zou kunnen interesseren en warm maken, dan het nu doet. Hebt u dat gevoel ook wel eens? Een positief gevoel bedoel ik dus. Dat wij misschien met een kleinere club zijn, maar dat het geloof in zichzelf niet aan kracht heeft ingeboet, nog steeds van deze tijd is, en van de toekomst. En dat het gaat over wezenlijke dingen, die andere mensen ook bezighouden, maar waar het geloof het verschil kan maken? Dat je op momenten dat het moeilijk wordt in het leven denkt: hier zou het geloof iets kunnen toevoegen voor veel meer mensen? Dat je het gevoel hebt dat het geloof weer perspectief kan geven aan mensen? Dat het geloof iets te zeggen heeft over belangrijke dingen in het leven, en over de dood, en daarbij kan troosten en bemoedigen, of juist kracht geven? Dat het geloof kortom een waardevolle aanvulling of inkadering is van het leven in al zijn facetten: vreugde, verdriet, opleiding, studie, relatie, werk, kinderen, ouder worden, uiterlijk, en alles wat je innerlijk voelt, je identiteit, alles waarvoor je passie hebt, waarden en normen, ziekte, succes, en noem zo maar nog veel meer dingen op. Hebt u ook wel eens het gevoel dat het geloof veel meer mensen zou kunnen aanspreken, omdat het geloof werkelijk ergens over gaat en God mensen iets te zeggen heeft dat ze waardevol zouden kunnen vinden?

‘Ja, dat zou mooi zijn’, hoor ik u denken, ‘maar in die luxe situatie zitten we nu niet.’ En dat klopt. Er is de teleurstelling bij velen dat zelfs de eigen kinderen het geloof niet meer overnemen, laat staan naar de kerk gaan. En we mogen allang blij zijn als die paar dopelingen ook daadwerkelijk met hun ouders actief het geloof gaan beleven. En de samenleving lijkt steeds minder behoefte te hebben aan onze manier van tegen het leven aankijken. Meer en meer wordt de kerk in een minderheidsrol gedrukt, zeker als er zaken als het niet inenten door streng-gereformeerden prominent in het nieuws komen. Dat doet het geloof geen goed. En, om in dat beeld te blijven, je krijgt haast het gevoel dat steeds meer mensen als het ware immuun worden voor het verhaal van ons geloof.

Maar is dat alles? Is dat alles waar we voor staan? Staan wij alleen nog maar voor wat wij nog belangrijk vinden als een soort happy few, maar de rest niet meer? Bekruipt u nergens het gevoel dat behalve dat het voor onszelf aardig zou zijn als meer mensen door het geloof geïnspireerd zouden worden, er zoveel meer potentieel aan mensen die geïnspireerd zouden kunnen raken door het geloof, als God ze maar zou aanspreken? Ja, ik ken de neergaande trends. Maar misschien zegt dat meer over de kerk dan over de potentie van het geloof.

De teksten van vandaag gaan over die toekomst. ‘De oogst is groot’ zegt Jezus. En ook rondom Jeruzalem bij Jesaja is het een groot gejubel en feest. De situatie waarin deze teksten echter spreken over de toekomst, het heden dus van de teksten; die situatie is veel minder florissant. In de tijd van Jesaja spreekt hij in een situatie dat Jeruzalem is verwoest en dat een heilig restje van het volk Israël zich afvraagt wat er nog van hun droom, van hun geloof, van hun identiteit die zo gevormd wordt door hun relatie met God, over is. En in de tijd van Jezus zijn de volgelingen van Jezus nog maar een marginaal verschijnsel. Een druppel op een gloeiende plaat. Niks geen wereldkerk nog, maar een stel volgelingen rondom een Joodse timmermanszoon die de Geest heeft gekregen en mensen inspireert en meeneemt. En in die situatie – en begrijp dus goed dat dat geen luxe situatie was – in die situatie zegt Jezus: ‘De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig: vraag dus de eigenaar van de oogst of hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te halen.’ En namens de eigenaar doet Jezus dat: 72 man stuurt hij de wereld in. 72 is het getal van de volken; zoveel volken zouden er op aarde leven. De potentie zit niet zozeer in de eigen club, in het eigen volk, maar in de buitenwereld. Zoals ook wij de potentie van het geloof niet zozeer in eigen kring, maar in de buitenwereld moeten vinden. We zijn in ons heden te druk met ons eigen verleden, dat zoveel anderen die op afstand zijn geraakt heeft belast, dat we niet toekomen aan het treden buiten onze eigen grenzen en de wereld ingaan. En dat was toch de zendingsopdracht van onze Heer? Ja, het is jammer dat mensen afhaken, maar dat verleden kun je niet terughalen. Je kunt ze alleen met een toekomstvisioen terughalen, waarin de hele wereld is meegenomen. Dat is de wereld waarin zij ook leven, die aan de rand zijn geraakt.

Jezus spoort vervolgens de 72 aan zonder bagage de wereld in te gaan. Zonder overlevingspakket. De bedoeling van Jezus is dus dat de 72 daadwerkelijk gast zijn bij mensen en als het ware niet met hun eigen zakje boterhammen ergens aan tafel schuiven. De wereld ingaan met het woord van Jezus is bij mensen te gast zijn. Het gaat er niet om wat wij te zeggen hebben. Het gaat erom of God ter sprake kan komen in de ontmoeting met anderen. En wij brengen God niet ter sprake. Dat doet God wel. God brengt zichzelf wel ter sprake, zoals Zijn woorden de wereld schiepen. Wees dus niet al te bang om het gesprek aan te gaan, en alsof de hoge woorden uit jouw mond moeten komen over God en Jezus. Nee, het gaat om de ontmoeting met mensen en wat daarin ter sprake komt. Wat mensen inspireert, en dan komt jouw inspiratie ook om de hoek kijken. Gewoon zoals je bent en wat je drijft. En dan kan God ter sprake komen als dat iets opwekt bij de ander. Omdat God meekomt met jouw verhaal. Omdat God besloten ligt in de verhalen die in de Bijbel staan. Zo is het immers Gods woord. God komt daarin tevoorschijn. Gods woorden zijn dus meer dan onze woorden. En God komt zelf wel ter sprake als wij open zijn over wat ons drijft.

En de 72 worden de wereld in gedreven. Zonder bagage. Maar één ding gaat voor hen uit: vrede. ‘Als jullie een huis binnengaan’, zegt Jezus, ‘zeg dan eerst: “Vrede voor dit huis!” Als er een vredelievend mens woont, zal jullie vrede met hem zijn; zo niet, dan zal die vrede bij je terugkeren.’ Het is dezelfde vrede die we ook bij Jesaja vinden, en die in zijn visioen naar Jeruzalem toestroomt als een rivier. Die vrede die voor de leerlingen uit gaat is de voorwaarde om met elkaar te kunnen spreken, een absolute voorwaarde om God überhaupt ter sprake te laten komen. Iedereen kent vast wel ontmoetingen met mensen die niets moeten hebben van je geloof, en waar ook geen redelijk woord mee te wisselen is. Geen ontmoeting dus maar een monoloog en een oordeel van de andere kant. Die vrede is ook een opdracht aan onszelf: het in vrede laten gebeuren van de ontmoeting, zonder oordeel of vijandigheid. Niet beter weten, hoezeer je ook in het geloof vertrouwt. Het gaat niet om beter weten of de waarheid in pacht hebben. Het gaat gewoon om iets waardevols dat je wilt delen, maar iemand moet het in vrijheid kunnen ontvangen wil het ooit kunnen landen in iemands leven. In de vrede kan het geloof pas landen in iemands hart. Als we teveel ons best doen blijven we aan de oppervlakte van anderen omdat ze hun hart niet zullen openen, en creëren we zelf vijandigheid. Daarom is die vrede zo belangrijk. Een vrede, sjaloom, die ons ook draagt. Het is een voorwaarde, het gaat voor ons uit in de ontmoeting met anderen, en het zorgt ook dat we niet te kwetsbaar worden. De vrede keert vanzelf naar ons terug als we niet welkom zijn. Hoezeer we kunnen balen van vijandigheid; heb er maar vrede mee. Er is toch niets aan te doen.

En dat is wat mij betreft ook de zin van de laatste zinnen van dit stuk Evangelie wanneer het gaat over het lot van de steden waar de leerlingen niet welkom zijn. Aan ons is het niet om het Koninkrijk van God te stichten door iedereen te dwingen dat te zien en mee te beleven. We doen ons best ons geloof voor te leven en in gesprek te brengen met anderen, en als dat niet geaccepteerd wordt: jammer dan. Ja, inderdaad heel jammer, want we vinden het waardevol. Maar meer dan dat: het koninkrijk van God is nabij. Dat betekent: het geloof is wel realiteit. Geen verzinsel, of iets waar wij nou toevallig supporters van zijn, en anderen van iets anders. Nee, het geloof is realiteit. God is realiteit. Hoe en wat dan? Ja, daar hebben we ook niet altijd woorden voor, en iedereen maakt er zijn eigen voorstelling bij, maar het is wel realiteit. Die droom, ook van Jeruzalem, zoals Jesaja die schetst, van Jeruzalem die als een moeder haar kinderen voedt en troost, is een visioen dat ons vandaag draagt en inspireert om op weg te gaan, de wereld in. En niet te blijven bij dat het alleen maar minder wordt, of maar een marginale bedoening is. Misschien kunnen we met minder wel meer doen. Omdat we voelen dat het geloof niet vanzelfsprekend is, maar het wel van waarde is, en van waarde kan zijn voor de wereld, Gods wereld, waarin Hij zijn Koninkrijk sticht.

Lof zij U Christus, in Eeuwigheid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten