zondag 20 september 2015

Wat is beter: weten of twijfel? (preek 20 september 2015)

Stel, dat we kinderen eens echt in het midden zouden zetten, zoals Jezus doet: hoe zouden we dat vinden? Laten we eerst eens beginnen bij een gemiddelde situatie thuis. Ik vind het opvallend om te zien hoe weinig kinderen spelen. En hoezeer ze in de hand worden gehouden. En rustig worden gehouden, met allerlei zoethoudertjes. Ik moet denken aan die moeder die klaagde dat ze geen eigen leven meer had. Waarop de begeleider van haar kind op school uitlegde: u hebt geen leven, u bént leven.

Kinderen moeten veelal mee in de drukke levens van hun ouders. En al zal dat niet altijd zo zijn, toch vaak ook weer wel. We zijn als volwassenen met zoveel belangrijke dingen bezig. En dan moeten we alles ook nog draaiende houden. Stel dat we daarentegen kinderen eens echt in het midden zouden zetten, zoals Jezus doet: hoe zouden we dat vinden?

De leerlingen van Jezus zijn ook met hele belangrijke zaken bezig. Vinden ze. Ze hadden met elkaar getwist wie van hen de belangrijkste was. En dat gaat verder dan de vraag wie de meeste macht heeft. Het gaat over wie de grootste is, de voortreffelijkste. Het is dus meer dan een stoelendans. Ze veronderstellen dat ze allemaal groots en voortreffelijk zijn en dáárom belangrijk. Geen spatje twijfel hoor je bij de leerlingen. En dat is toch minimaal merkwaardig tegen de achtergrond van wat hieraan voorafgaat.

Wat doe je met iets dat je liever niet wil horen?
Want Jezus heeft zojuist voor de tweede keer zijn lijden aangekondigd. 'De mensenzoon wordt uitgeleverd aan de mensen. Die zullen hem doden, maar na drie dagen zal hij uit de dood opstaan.' Wat je hier ook van vindt, deze aankondiging zou je minimaal wat onzeker moeten maken. Het is een aankondiging van Jezus' ondergang, van lijden en pijn. Iets wat we niet willen horen. Als volgeling van Jezus zou zelfs enige twijfel voorstelbaar zijn.

Maar de leerlingen begrepen deze uitspraak niet, maar durfden hem geen vragen te stellen. Bang misschien dat ze weer op hun kop zouden krijgen, net als Petrus eerder, toen hij Jezus terecht wees.

Wanneer hou je op met vragen stellen? 
Dan is het toch vreemd, dat ze vervolgens met elkaar ruziën over wie de grootste en de voortreffelijkste is. Ze tonen geen enkele twijfel. Alsof ze denken dat het allemaal niet zo vaart zal lopen. Dat iedereen wel achter hen aankomt. Bovendien, ze staan toch aan de goede kant. Het treft me hoe weinig twijfel er heerst onder de leerlingen. Terwijl ze aan de andere kant Jezus geen vragen durven stellen. Welke waarheid vrezen zij onder ogen te zien? Het is de valkuil van iedere leerling: dat je geen vragen meer stelt. Omdat je bang bent voor het antwoord. Want antwoorden kunnen je aan het twijfelen brengen. Doe ik het wel goed? Zie ik het wel goed? Is het niet misschien toch anders? Zou het beter kunnen? Zou ik het beter kunnen doen? Vraagt de situatie meer van me dan ik wil? Of gaat het allemaal anders dan gedacht?

Wat gebeurt er als je geen vragen meer stelt?
Als je geen twijfel meer hebt, ga je geloven in je eigen antwoorden. Over hoe de wereld in elkaar steekt, en wat ieders plek is. En de jouwe staat dan op een voetstuk. Om het overzicht te kunnen houden. En dus veranderen gesprekken in elkaar de loef afsteken, beter weten. En vooral het eigen standpunt verdedigen, zonder te luisteren. Hoeveel eigen waarheden worden op verjaardagen niet uitgewisseld zonder dat er echt een gesprek is? Wanneer heb je voor het laatst een vraag aan iemand gesteld, en het antwoord afgewacht? Mensen geloven nogal erg in zichzelf. En dan zijn vrome geloofsgesprekken vaak nog de ergste van allemaal. Als kerken en kerkelijke gelovigen weten we het vaak allemaal erg goed te zeggen. Of: wat vroeger waar was, is niet meer zo, maar een gesprek over hoe je dan wel kunt geloven vermijden we. Om de waarheid niet onder ogen te zien: en dat is dat het allemaal ook wel eens anders zou kunnen zijn. Of, minder verontrustend gezegd, dat onze waarheid minimaal niet compleet is. En dat er meer over te zeggen is. Wat ons best even vragen mag doen stellen en mag laten twijfelen.

Waarom is twijfelen niet erg?
Twijfel is niet erg. Twijfel is de basishouding van een leerling. Omdat het je vragen laat stellen. Maar begrijp me goed. Na de tijd dat we zogenaamd alles zeker wisten, kwam er een tijd waarin twijfel heel belangrijk werd gevonden, en bijna een cult-status kreeg. Dat we niets zeker kunnen weten. En dat je vooral als gelovige niets voor waar mag aannemen, omdat je er toch niets over kunt zeggen. Daar ben ik niet van. Daarom aarzel ik ook bij het woord twijfel. Twijfel haalt niet alles onderuit, maar richt ons op wat het belangrijkste is: God. Het maakt ons duidelijk dat we zijn genade nodig hebben. Dat we niet in ons eentje alles kunnen weten en overzien. En dat dat ook niet hoeft. Maar gelukkig is daar Gods genade. En mogen we gewoon vragen stellen. Aan Jezus, en aan elkaar. Hoe zie jij dat nou? Hoe doe jij dat nou?

Maar de leerlingen van Jezus zijn met zichzelf bezig. En Jezus doorziet dat en zegt: 'Wie de belangrijkste wil zijn, moet de minste van allemaal zijn en ieders dienaar.' Zegt onze bijbelvertaling. Maar het is precies andersom: upside down. En het zit hem in één werkwoord: wie de belangrijkste wil zijn, zal (in de toekomende tijd) de minste van allemaal zijn en ieders dienaar; dat wil zeggen ieders slaaf. Hij is namelijk een slaaf van zichzelf, van zijn eigen gelijk en waarheden.

Blik naar buiten!
Jezus gooit de blik echter naar búiten. Hij pakt een kind en zet het in hun midden. En zegt: 'Wie in mijn naam één zo'n kind bij zich opneemt, neemt mij op.' Het gaat er bij dit kind niet om dat het kind onschuldig is. Als de bijbel het beeld van een kind gebruikt, dan gaat om zijn weerloosheid. Zijn kwetsbaarheid. Om precies dat waar de leerlingen geen weet meer van lijken te hebben: dat ze Gods genade nodig hebben. Dat ze het niet alleen kunnen, én hoeven doen. Dat je niet alles hoeft te weten. En dat je moet blijven vragen, omdat je anders opgesloten raakt in je eigen beperkte gelijk. En daardoor Jezus, en God, misloopt.


Blijf vragen stellen
Omdat er genoeg is om over te twijfelen. Omdat je eigen waarheid altijd incompleet is. En er dús vragen bij te blijven stellen zijn. Het leven is onzeker. That's a fact of life. Maar gelukkig is daar God. En Jezus die ons voorgaat in het meest onzekere dat denkbaar is, de dood. En Jezus roept op: blijf vragen stellen. En leer dat van kinderen. Zij kunnen dat. Vragen stellen. Zet hen in het midden. Laat hen vragen stellen. En stel vragen terug. Dan wordt het Evangelie ook voor hen weer relevant.

zondag 6 september 2015

Wat kan je met Jezus' lijden en het lijden van Aylen? (preek 6 september 2015)

In de afgelopen week werd op ieders netvlies een foto gebrand, die op kranten, tv en sociale media veelvuldig werd getoond. Die foto van dat jongetje van drie jaar, dat aanspoelde op het Turkse strand. Uren daarvoor was hij met zijn ouders juist daar vandaan vertrokken. Op zoek naar een toekomst, een nieuw leven, in Europa. Met de fotograaf zijn we allemaal om dat jongetje heengelopen. We konden hem van verschillende kanten zien liggen. Of we bleven op een afstandje staan. Stokstijf. Of met de blik wat afgewend. Wil en kan ik dit wel zien?

Wie zeggen de mensen dat hij is? Gelukkig kreeg het jongetje een naam. Anders dan de vele andere boot- en landvluchtelingen die anoniem blijven. Hij heette Aylan. Mensen zien in hem hun eigen kind, zoals iemand dat noemde. Mensen noemen hem de zoon van een doodongelukkige vader, die niet alleen Aylan, maar ook zijn oudere broertje en hun moeder verloor. En mensen noemen hem een gelukszoeker, een zoon van onverantwoorde ouders die met zulke kleine kinderen zo'n gevaarlijke reis maken.

Kunnen wij om zijn lijden heen?
Wie zeggen de mensen dat hij is? Kunnen wij om zijn lijden heen? Kunnen wij hem begrijpen als we zijn lijden niet zien? Kunnen we hem begrijpen als we onze tranen inslikken bij het zien van zo'n gaaf lijfje? Kunnen we hem begrijpen als we niet breken met ons wereldbeeld, waarin we alles goed voor elkaar hebben en de ellende buitenhouden? Kunnen we hem begrijpen als we voorbijgaan aan de wanhoop van een jong gezin, en hoop, door al hun lijden heen? Kunnen we om zijn lijden heen? Kunnen wij hem begrijpen als we zijn lijden niet zien? En kunnen wij hem begrijpen als we niet ook zelf ons kruis op ons nemen?

Of wij zien wie ze zijn bepaalt hoe we met vluchtelingen omgaan
Onze houding ten opzichte van vluchtelingen staat of valt ermee of wij verstaan wie dit jongetje is. Wanneer wij slechts proberen te verzachten en alles en iedereen maar proberen te helpen, dan sussen we ons eigen geweten met goedbedoelde vrijwilligheid. En ligt er morgen weer een dood kind, waarover we ons kunnen ontfermen. Dan zullen we het verliezen in dat we nooit genoeg zullen kunnen doen. Wanneer we verharden, zal het ons steeds meer gaan tegenstaan, zal het ons nog meer overspoelen en zullen we het op die manier verliezen en eraan onderdoor gaan. Onze houding ten opzichte van vluchtelingen staat of valt met het verstaan van wie dit jongetje is. Door het lijden te zien van deze zoon van mensen, dit mensenkind.

Jezus, zoon van mensen - wie zeg jij dat hij is?
Zoon van mensen. Zo noemt Jezus zichzelf als hij zelf antwoord geeft op zijn vraag wie de mensen zeggen dat hij is. Die vraag, wie de mensen zeggen dat hij is, vormt het scharnierpunt in het Evangelie zoals Markus dat vertelt. Alle wonderen, confrontaties en andere verhalen lopen hierop uit. Wie is Jezus nou? Vaak heeft hij mensen belemmerd om iets door te vertellen van wat hij deed of zei. En bij zijn genezingen nam hij mensen apart. Hij leek het podium te schuwen als het erop aankwam. Alsof hij wil dat mensen eerst goed nadenken. Wie zeg jij dat ik ben?

De leerlingen antwoorden wie de mensen zeggen dat Jezus is: Johannes de Doper, Elia, één van de profeten. Goed dat ze zo antwoorden. Ze antwoorden gelukkig niet wát hij is: een held, een ster, of hoe je dat ook zou willen noemen, in de taal van toen: een koning? Nee, ze verstaan Jezus gelukkig in een geestelijk licht: als een voortzetting van de profetie. Handelaar in woorden van God. In woord en daad.

Messias?
En dan wordt het spannend. Wie zeggen jullie dat ik ben? En Petrus neemt het woord en zegt: U bent de Messias. Niet eens 'een' messias, nee, dé Messias. Dat is niet echt een antwoord op de vraag wíe Jezus is, want Messias, gezalfde, Christus, was toen nog geen eigennaam. Het is wel Jezus merknaam geworden naderhand, maar het was eerst een soortnaam. Een gezalfde. En daarbij werd in eerste instantie aan een koning gedacht, die werden gezalfd, en niet aan een profeet.

Wij zijn geneigd om met de kennis van nu te zeggen: Petrus sloeg toch de spijker op z'n kop? Ja, nu wij Jezus de Messias, Christus, noemen zou je wel zeggen dat dat één op één klopt. Hij gaf het goede antwoord, tien punten! Maar met de kennis van nu vervaagt de situatie van toen. Dat is vaak zo met kennis van nu. Het is meestal gelijk achteraf. Wat kón Petrus toen weten? En wat had hij voor ogen toen hij dat zei? Is het woord Messias niet veel breder gebleken, dan Petrus kon vermoeden? En had Petrus niet vooral het koninklijke op het oog, waarbij je je af kunt vragen of hij eigenlijk wel aandurfde wie Jezus nog meer was? Was het benoemen van Jezus als de Messias niet een hele veilige keuze van Petrus, een veilig etiket op Jezus als onze koninklijke redder, waarbij hij veilig is en niets meer hoeft te doen?

Waarom moet de Messias lijden? 
Was dat de reden dat Jezus zijn leerlingen scherp verbood om iets over dat Messiasschap te zeggen tegen anderen? Omdat ze niet wisten waar ze het over hadden? Of misschien juist omdat hij hen wilde beschermen? Er staat immers nergens dat hij hen bestrafte. Dat komt straks pas. Het zou goed kunnen dat Jezus het gevoel had dat hij hen nog onvoldoende had toegerust en nog onvoldoende had uitgelegd wie hij was om over hem te kunnen spreken. En dus begint hij het hen uit te leggen.

En hij noemt zich niet de Messias, maar de Mensenzoon. Hij gaat daarmee niet boven ons staan, maar komt tussen ons in staan. Een kind van de mensen. Maar als hij dat wil zijn, dan komt hij erg dichtbij. Net zoals die foto van Aylan heel dichtbij komt. We houden mensen die ervoor zorgen dat wij iets moeten graag op een afstand. Maar Jezus komt niet alleen dichterbij, hij komt midden tussen ons in staan. Hij noemt zich Mensenzoon. Hij komt onder ons staan. En dus moeten we iets met hem. Net zoals we iets met die foto moeten, of we nu willen of niet.

Waarom kost het me iets om Jezus te volgen?
Jezus komt zo dichtbij dat we iets met hem moeten. Maar de mensen die alles zo mooi onder controle hebben, moeten hem niet. Want hij gooit roet in hun eten. De oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden lopen tegen hem te hoop. En zij vertegenwoordigen juist wat een Messias zou moeten zijn: koning, priester en profeet. De oudsten vertegenwoordigen het koninklijke, de hogepriesters het priesterlijke en de schriftgeleerden het profetische. Jezus laat hen zien dat hun ambt hen niet iets oplevert, maar dat het hen iets kost. Daar zijn al die zinnen over jezelf verloochenen en je kruis opnemen en achter Jezus aankomen om bedoeld. Niet om het simpele 'ieder huisje heeft zijn kruisje', maar om iets anders: dat het volgen van Jezus je iets kost, voordat het je wat oplevert.

Waarom zou je Jezus dan volgen? Omdat een andere weg sowieso niets oplevert. Of we verzachten alles en komen nooit aan het lijden toe dat zich zo opdringt, maar dat we niet willen zien. Waardoor we gaan zorgen met zoveel mogelijk goedbedoelde inzet dat we er niets van zien. Je zou er nog overspannen van raken. Of we verharden, en dan breken we sowieso zo door al het geweld van het lijden.

Nogmaals: moest Jezus zo lijden?
Jezus gaat tekeer tegen Petrus precies hierom. Petrus neemt het op voor alle mensen die het lijden niet willen zien en het wel goed vinden zo. Jezus noemt hem Satan, wat niet meer betekent dan 'Tegenstander'. Hij noemt hem geen duivel, maar tegenstander. Jezus' missie is zinloos als hij niet dwars door het lijden heen gaat. Kon het niet anders, wat vrolijker? Er wordt dan altijd naar God gewezen: moest Jezus nu zo lijden? Van God? Maar een oude wijsheid van Gandhi vertelt dat wie met één vinger naar een ander wijst, met vier vingers naar zichzelf wijst. Moest Jezus nu zo lijden? Kijk maar in de krant. En zie de foto van Aylen. Kennelijk wel dus.

Om voor ons de weg vrij te maken naar het leven, moest Jezus met ons meegaan in óns lijden. Hij kan niet anders. Maar willen wij hem daarin kunnen volgen, dan moeten wij onze ogen niet sluiten. En moeten we zien dat die weg naar het leven ons iets kost. En dat er geen oplossingen zijn voor het lijden die ons niets kosten. Ook voor de problematiek van de vluchtelingen niet. Dat kunnen we niet leuk vinden, en dat is het ook niet. En het zet van alles op zijn kop. Maar we zullen er wat voor moeten inleveren.

Wat als het er echt op aan komt?
Nu reageren zoveel mensen dat ze gastgezin willen zijn en zich in willen zetten. En dat is fantastisch. En hoe triest ook: dat is een besef dat ook ontstaan is door die foto van Aylen. Maar ik wacht op het moment dat ze werkelijk voor onze deuren staan. Of in de oude Oranjeschool hierachter opgevangen worden. Bijvoorbeeld. Hoe ver gaan we dan? En hoever laten wij hun lijden toe in ons leven? Dat we er niet zijn met dekens en kleding die we over hebben. Maar dat we werkelijk ons leven moeten delen, ook met hen. Hoe lang ze hier ook kunnen en mogen zijn. Hebben wij een boodschap aan hen? En betalen we daarvoor de prijs die het vraagt?

Dan zullen we de stemming ineens niet meer mee hebben. Dan wordt het lastig. Dan staan we tussen de zachtliners en hardliners in. En roepen ze: en wat willen jullie nou? En dan is er alleen maar die foto en kun je zeggen: heb je werkelijk gezien, echt gezíen, wie dat is?

Doe je mee? 

Wie zeggen de mensen dat ik ben? Wie zeg jij dat hij is, Jezus? En wil je van je woorden je daden maken? Dat betekent het lijden zien, in het geloof dat het daar niet bij blijft. Dat Jezus is opgestaan. Maar dat dat wel wat kost. Omdat er elke dag weer mensen lijden. Maar dat dat zien de enige weg is naar nieuw leven, die Jezus ons is voorgegaan, en die Aylen is achteraangegaan. Net als vele andere naamloos gestorven, verdronken, vervolgde en omgekomen mensen. Willen wij hen volgen naar nieuw leven, dan kan dat alleen maar door hun lijden heen. Doe je mee?

vrijdag 4 september 2015

Kan het je wat schelen dat ze vergaan?

(Twee weken geleden geschreven voor het kerkblad, dat deze week uitkwam - hoe de wereld kan veranderen door de aanblik van een aangespoeld kind - snappen we het nu wel?)

 

Je zult maar op je welverdiende vakantie gaan naar, laten we zeggen, een eiland in de Middellandse Zee. En dan vind je op dat eiland het ene na het andere tentenkamp aan van aangespoelde vluchtelingen. Het zou mijn idee van vakantie ook niet zijn. Maar het is wel realiteit.

 

Op bijvoorbeeld Griekse eilanden als Kos en Lesbos komen dagelijks vluchtelingen in bootjes aan vanuit Turkije. De migranten komen voornamelijk uit Syrië en Afghanistan. Oorlogsgebieden waar ze geen toekomst hebben. Ze zoeken een veilig heenkomen en toekomst in Europa.

 

Wij zoeken op vakantie vaak zo'n verre bestemming op om even uit de alledaagse drukte en sleur te komen en van de rust te genieten. Dan wordt die vakantie nogal verstoord als we voortdurend geconfronteerd worden met de ellende in de wereld. Op hetzelfde strand waar je even rustig op een terrasje wilt zitten, komen nu elke dag nieuwe migranten aan. In dezelfde steden waar wij willen rondslenteren, zwerven migranten rond in afwachting van het moment dat ze verder kunnen reizen.

 

Die voorstelbare irritatie lijkt bijna het enige gevoel te zijn dat we hebben bij het zien van de bootvluchtelingen. Het zijn er duizenden, honderdduizenden inmiddels. Maar ze komen ver van ons veilige bed aan in Zuid-Europa. En daar 'moeten ze de grenzen maar sluiten', klinkt het veelvuldig. We schrikken van scheepsrampen voor de kusten van Italië en Libië. Maar alle opvarenden blijven anoniem, alsof het ons eigenlijk niets kan schelen.

 

Een van de meest aangrijpende zinnen in het verhaal van de storm op het meer is voor mij juist die vraag aan Jezus: 'Er stak een hevige storm op en de golven beukten tegen de boot, zodat die vol water kwam te staan. Maar hij lag achter in de boot op een kussen te slapen. Ze maakten hem wakker en zeiden: 'Meester, kan het u niet schelen dat we vergaan?'... (Marcus 4:38)

 

Op zaterdag 15 augustus hebben kerken gehoor gegeven aan de oproep van Aramese christenen uit Syrië en Irak om de noodklok te luiden voor de vervolgingen daar. Die noodklok mag ook een oproep aan ons zijn. Als we ons echt druk maken om de vervolgingen en het oorlogsgeweld, dan moeten we ons ook iets aantrekken van mensen die wanhopig een veilig heenkomen en een toekomst zoeken in Europa. Los van of ze kunnen blijven of niet.

 

We kunnen ons ergeren of roepen dat de grenzen dichtmoeten. Maar ze komen toch wel. En vind je het gek? Het is net als met de zee waar de migranten vanaf kwamen: tegen de stroom in roeien werkt niet. Hoe eng en onzeker ook, we moeten ons mee laten drijven op de stroom van een woelige wereld. En zo goed en menselijk mogelijke oplossingen zoeken, voor iedereen. Anders zou Jezus ook aan ons terecht vragen: 'Waarom hebben jullie zo weinig moed? Geloven jullie nog steeds niet?'

 


Foto's: Stichting Hulpactie Bootvluchtelingen