In de afgelopen
week werd op ieders netvlies een foto gebrand, die op kranten, tv en sociale
media veelvuldig werd getoond. Die foto van dat jongetje van drie jaar, dat
aanspoelde op het Turkse strand. Uren daarvoor was hij met zijn ouders juist
daar vandaan vertrokken. Op zoek naar een toekomst, een nieuw leven, in Europa.
Met de fotograaf zijn we allemaal om dat jongetje heengelopen. We konden hem
van verschillende kanten zien liggen. Of we bleven op een afstandje staan.
Stokstijf. Of met de blik wat afgewend. Wil en kan ik dit wel zien?
Wie zeggen de
mensen dat hij is? Gelukkig kreeg het jongetje een naam. Anders dan de vele
andere boot- en landvluchtelingen die anoniem blijven. Hij heette Aylan. Mensen
zien in hem hun eigen kind, zoals iemand dat noemde. Mensen noemen hem de zoon
van een doodongelukkige vader, die niet alleen Aylan, maar ook zijn oudere
broertje en hun moeder verloor. En mensen noemen hem een gelukszoeker, een zoon
van onverantwoorde ouders die met zulke kleine kinderen zo'n gevaarlijke reis
maken.
Kunnen wij om zijn lijden heen?
Wie zeggen de
mensen dat hij is? Kunnen wij om zijn lijden heen? Kunnen wij hem begrijpen als
we zijn lijden niet zien? Kunnen we hem begrijpen als we onze tranen inslikken
bij het zien van zo'n gaaf lijfje? Kunnen we hem begrijpen als we niet breken
met ons wereldbeeld, waarin we alles goed voor elkaar hebben en de ellende
buitenhouden? Kunnen we hem begrijpen als we voorbijgaan aan de wanhoop van een
jong gezin, en hoop, door al hun lijden heen? Kunnen we om zijn lijden heen?
Kunnen wij hem begrijpen als we zijn lijden niet zien? En kunnen wij hem
begrijpen als we niet ook zelf ons kruis op ons nemen?
Of wij zien wie ze zijn bepaalt hoe we met vluchtelingen omgaan
Onze houding ten
opzichte van vluchtelingen staat of valt ermee of wij verstaan wie dit jongetje
is. Wanneer wij slechts proberen te verzachten en alles en iedereen maar
proberen te helpen, dan sussen we ons eigen geweten met goedbedoelde
vrijwilligheid. En ligt er morgen weer een dood kind, waarover we ons kunnen
ontfermen. Dan zullen we het verliezen in dat we nooit genoeg zullen kunnen
doen. Wanneer we verharden, zal het ons steeds meer gaan tegenstaan, zal het
ons nog meer overspoelen en zullen we het op die manier verliezen en eraan
onderdoor gaan. Onze houding ten opzichte van vluchtelingen staat of valt met
het verstaan van wie dit jongetje is. Door het lijden te zien van deze zoon van
mensen, dit mensenkind.
Zoon van mensen.
Zo noemt Jezus zichzelf als hij zelf antwoord geeft op zijn vraag wie de mensen
zeggen dat hij is. Die vraag, wie de mensen zeggen dat hij is, vormt het
scharnierpunt in het Evangelie zoals Markus dat vertelt. Alle wonderen,
confrontaties en andere verhalen lopen hierop uit. Wie is Jezus nou? Vaak heeft
hij mensen belemmerd om iets door te vertellen van wat hij deed of zei. En bij
zijn genezingen nam hij mensen apart. Hij leek het podium te schuwen als het
erop aankwam. Alsof hij wil dat mensen eerst goed nadenken. Wie zeg jij dat ik
ben?
De leerlingen
antwoorden wie de mensen zeggen dat Jezus is: Johannes de Doper, Elia, één van
de profeten. Goed dat ze zo antwoorden. Ze antwoorden gelukkig niet wát hij is:
een held, een ster, of hoe je dat ook zou willen noemen, in de taal van toen:
een koning? Nee, ze verstaan Jezus gelukkig in een geestelijk licht: als een voortzetting
van de profetie. Handelaar in woorden van God. In woord en daad.
Messias?
En dan wordt het
spannend. Wie zeggen jullie dat ik ben? En Petrus neemt het woord en zegt: U
bent de Messias. Niet eens 'een' messias, nee, dé Messias. Dat is niet echt een
antwoord op de vraag wíe Jezus is, want Messias, gezalfde, Christus, was toen
nog geen eigennaam. Het is wel Jezus merknaam geworden naderhand, maar het was
eerst een soortnaam. Een gezalfde. En daarbij werd in eerste instantie aan een
koning gedacht, die werden gezalfd, en niet aan een profeet.
Wij zijn geneigd
om met de kennis van nu te zeggen: Petrus sloeg toch de spijker op z'n kop? Ja,
nu wij Jezus de Messias, Christus, noemen zou je wel zeggen dat dat één op één
klopt. Hij gaf het goede antwoord, tien punten! Maar met de kennis van nu
vervaagt de situatie van toen. Dat is vaak zo met kennis van nu. Het is meestal
gelijk achteraf. Wat kón Petrus toen weten? En wat had hij voor ogen toen hij
dat zei? Is het woord Messias niet veel breder gebleken, dan Petrus kon
vermoeden? En had Petrus niet vooral het koninklijke op het oog, waarbij je je
af kunt vragen of hij eigenlijk wel aandurfde wie Jezus nog meer was? Was het
benoemen van Jezus als de Messias niet een hele veilige keuze van Petrus, een
veilig etiket op Jezus als onze koninklijke redder, waarbij hij veilig is en
niets meer hoeft te doen?
Was dat de reden
dat Jezus zijn leerlingen scherp verbood om iets over dat Messiasschap te
zeggen tegen anderen? Omdat ze niet wisten waar ze het over hadden? Of misschien
juist omdat hij hen wilde beschermen? Er staat immers nergens dat hij hen
bestrafte. Dat komt straks pas. Het zou goed kunnen dat Jezus het gevoel had
dat hij hen nog onvoldoende had toegerust en nog onvoldoende had uitgelegd wie
hij was om over hem te kunnen spreken. En dus begint hij het hen uit te leggen.
En hij noemt
zich niet de Messias, maar de Mensenzoon. Hij gaat daarmee niet boven ons
staan, maar komt tussen ons in staan. Een kind van de mensen. Maar als hij dat
wil zijn, dan komt hij erg dichtbij. Net zoals die foto van Aylan heel dichtbij
komt. We houden mensen die ervoor zorgen dat wij iets moeten graag op een
afstand. Maar Jezus komt niet alleen dichterbij, hij komt midden tussen ons in
staan. Hij noemt zich Mensenzoon. Hij komt onder ons staan. En dus moeten we
iets met hem. Net zoals we iets met die foto moeten, of we nu willen of niet.
Waarom kost het me iets om Jezus te volgen?
Jezus komt zo
dichtbij dat we iets met hem moeten. Maar de mensen die alles zo mooi onder
controle hebben, moeten hem niet. Want hij gooit roet in hun eten. De oudsten,
de hogepriesters en de schriftgeleerden lopen tegen hem te hoop. En zij
vertegenwoordigen juist wat een Messias zou moeten zijn: koning, priester en
profeet. De oudsten vertegenwoordigen het koninklijke, de hogepriesters het
priesterlijke en de schriftgeleerden het profetische. Jezus laat hen zien dat
hun ambt hen niet iets oplevert, maar dat het hen iets kost. Daar zijn al die
zinnen over jezelf verloochenen en je kruis opnemen en achter Jezus aankomen om
bedoeld. Niet om het simpele 'ieder huisje heeft zijn kruisje', maar om iets
anders: dat het volgen van Jezus je iets kost, voordat het je wat oplevert.
Waarom zou je
Jezus dan volgen? Omdat een andere weg sowieso niets oplevert. Of we verzachten
alles en komen nooit aan het lijden toe dat zich zo opdringt, maar dat we niet
willen zien. Waardoor we gaan zorgen met zoveel mogelijk goedbedoelde inzet dat
we er niets van zien. Je zou er nog overspannen van raken. Of we verharden, en
dan breken we sowieso zo door al het geweld van het lijden.
Jezus gaat
tekeer tegen Petrus precies hierom. Petrus neemt het op voor alle mensen die
het lijden niet willen zien en het wel goed vinden zo. Jezus noemt hem Satan,
wat niet meer betekent dan 'Tegenstander'. Hij noemt hem geen duivel, maar
tegenstander. Jezus' missie is zinloos als hij niet dwars door het lijden heen
gaat. Kon het niet anders, wat vrolijker? Er wordt dan altijd naar God gewezen:
moest Jezus nu zo lijden? Van God? Maar een oude wijsheid van Gandhi vertelt
dat wie met één vinger naar een ander wijst, met vier vingers naar zichzelf
wijst. Moest Jezus nu zo lijden? Kijk maar in de krant. En zie de foto van
Aylen. Kennelijk wel dus.
Om voor ons de
weg vrij te maken naar het leven, moest Jezus met ons meegaan in óns lijden.
Hij kan niet anders. Maar willen wij hem daarin kunnen volgen, dan moeten wij
onze ogen niet sluiten. En moeten we zien dat die weg naar het leven ons iets
kost. En dat er geen oplossingen zijn voor het lijden die ons niets kosten. Ook
voor de problematiek van de vluchtelingen niet. Dat kunnen we niet leuk vinden,
en dat is het ook niet. En het zet van alles op zijn kop. Maar we zullen er wat
voor moeten inleveren.
Nu reageren
zoveel mensen dat ze gastgezin willen zijn en zich in willen zetten. En dat is
fantastisch. En hoe triest ook: dat is een besef dat ook ontstaan is door die
foto van Aylen. Maar ik wacht op het moment dat ze werkelijk voor onze deuren
staan. Of in de oude Oranjeschool hierachter opgevangen worden. Bijvoorbeeld.
Hoe ver gaan we dan? En hoever laten wij hun lijden toe in ons leven? Dat we er
niet zijn met dekens en kleding die we over hebben. Maar dat we werkelijk ons
leven moeten delen, ook met hen. Hoe lang ze hier ook kunnen en mogen zijn.
Hebben wij een boodschap aan hen? En betalen we daarvoor de prijs die het
vraagt?
Dan zullen we de
stemming ineens niet meer mee hebben. Dan wordt het lastig. Dan staan we tussen
de zachtliners en hardliners in. En roepen ze: en wat willen jullie nou? En dan
is er alleen maar die foto en kun je zeggen: heb je werkelijk gezien, echt
gezíen, wie dat is?
Wie zeggen de
mensen dat ik ben? Wie zeg jij dat hij is, Jezus? En wil je van je woorden je
daden maken? Dat betekent het lijden zien, in het geloof dat het daar niet bij
blijft. Dat Jezus is opgestaan. Maar dat dat wel wat kost. Omdat er elke dag
weer mensen lijden. Maar dat dat zien de enige weg is naar nieuw leven, die
Jezus ons is voorgegaan, en die Aylen is achteraangegaan. Net als vele andere
naamloos gestorven, verdronken, vervolgde en omgekomen mensen. Willen wij hen
volgen naar nieuw leven, dan kan dat alleen maar door hun lijden heen. Doe je
mee?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten