'De mens kijkt naar het uiterlijk, maar de Heer kijkt naar het hart', zegt Samuël in 1 Samuël 16: 4b-7.
Hoe kijken wij naar anderen? Hoe belangrijk is uiterlijk voor ons? En: wat geven we van ons mooie en perfecte aan God.
Morgen tijdens het Sunday Half Hour in het Ontmoetingscentrum van de Protestantse Gemeente van Nieuwerkerk a/d IJssel gaat het daarover.
En hoe kijkt God dan naar het uiterlijk? We lezen de verbijsterende tekst Leviticus 21: 16-23...
Ter inleiding een verhaal van Paul van Vliet: Henkie
Ik zat van de zomer op de boulevard in Scheveningen op een terrasje en ineens zag ik Henkie lopen.
Henkie Berkebach.
Wij hebben samen op school gezeten en we hadden elkaar in ruim dertig jaar niet meer gezien. ‘De Bult’ noemden wij hem. Ik herkende hem meteen. Hij leek alleen nog kleiner en zijn gezicht wat ronder geworden. Maar de bult zat er nog: een rugzak voor het leven.
Ik riep: ‘Hee, Henkie!’ Hij keek om, zag me en kwam bij me zitten. We raakten over van alles aan de praat, van vroeger en nu. En ook over de vraag wanneer je tevreden bent met jezelf. Ik dacht: Hij moet daar toch alles van weten!
Henkie zei: ‘Het verschil tussen jou en mij is niet zo groot, hoor. Ik ben waarschijnlijk op dezelfde manier verwekt als jij. Alleen bij mij is er een klein zandkorreltje meegeglipt. Een “bedrijfsongeval” zou je kunnen zeggen.’
Ik vroeg hem of hij nooit in opstand was gekomen tegen de gevolgen van dat zandkorreltje. Bitterheid had gevoeld. Of agressie.
‘Vroeger wel,’ zei Henkie. ‘En ook machteloze woede. Vooral als we gingen voetballen en ik altijd als laatste overbleef bij het partijen kiezen. Maar nu niet meer hoor. Allang niet meer. Ik weet hoe ik die rugzak moet dragen om het gewicht niet te voelen.
Alleen met nieuwe mensen vraag ik me toch altijd weer af: Wat zouden ze denken? Maar dat gaat gauw over. De problemen komen soms later. Als ze gaan zeggen dat ik het zo goed doe ondanks mijn handicap. Dat het zo flink van me is en zo knap. Kijk, dat is goed bedoeld, maar dan zetten ze mij apart. Meer apart dan ze zelf weten. Apart en hoger, op een voetstuk, waar ik niet op wil. Ook omdat ik daar niet zo gemakkelijk afkom!
Verder ben ik best tevreden. En dat mag ook wel. Als m’n vader en moeder nu hadden geleefd, dan was ik er helemaal niet geweest. Hadden ze me afgekeurd bij de vruchtwaterpunctie. Dan was ik nooit door die vlokkentest heen gekomen. En moet je horen: ik ben toch mooi vergelijkingsmateriaal? Als je mij ziet, hoef jij die facelift toch niet meer?
Het enige waar ik me wel es bang over maak de laatste tijd is, dat alles in de toekomst perfect en volmaakt moet. Als er een oor van een kopje breekt, flikker je dat kopje weg. Als een kind één scheve tand heeft, moet z’n gebit voor twee jaar in de ijzeren steigers. Tomaten zijn zo rood en rond als biljartballen en appels lijken wel ontworpen door een industriële vormgever.
En als mevrouw wat ouder wordt, neemt meneer een jong vriendinnetje. Er is geen plaats meer voor kneusjes. Dat vind ik eng. Straks wil iedereen dat “Zwitserlevengevoel!: schoon, gezond, aangeharkt en Alp-Frisch!’
We zaten nog een tijdje zwijgend te kijken naar de zon die langzaam in de zee zakte. Toen zei ik: ‘Wat een perfecte dag!’ ‘Ja,’ zei Henkie, ‘dat komt omdat het gisteren regende…!’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten