Hebt u wel eens voor de zware opgave gestaan om een gastenlijst te maken voor een feest? Voor een bruiloft, een verjaardag, een huwelijksjubileum of voor welke gelegenheid dan ook die u groots wil vieren? Als u daarvoor een gastenlijst moet maken, dan is het begin makkelijk. De eerste pakweg twintig mensen zijn mensen die u er per se bij wilt hebben. Mensen die uw hele leven met u zijn meegegaan, ook op de moeilijke momenten, en mensen die op cruciale momenten in uw leven kwamen. Heel betekenisvolle mensen, die ook duidelijk te onderscheiden zijn van andere gasten. Maar daarna wordt het lastig, als u het groots wilt vieren. Het verschil tussen 50 en 150 mensen, of misschien zelfs 250 mensen, is vaak moeilijk te maken. Natuurlijk nodig je die collega uit, maar dan moet je de andere collega’s ook uitnodigen. Ja, natuurlijk nodig je die tante uit, die altijd even belt hoe het met de kinderen gaat, maar dan moet je die tante die altijd over zichzelf praat, als je haar al tegenkomt, ook uitnodigen. Je komt gauw in de categorie mensen uit die je anders ook nooit ziet, en waar je mee verlegen kunt zitten bij het maken van een gastenlijst. Passeren kun je ze niet, omdat je op de een of andere wijze met elkaar verbonden bent via werk- of familiebanden. En zo werkt het nu eenmaal, zo doen we dat. En dan is het nog steeds heerlijk om met zoveel mensen te vieren, als je maar niet de illusie hebt dat dit allemaal vrienden zijn – al is het begrip vriend sinds de komst van allerlei netwerksites ook behoorlijk gedevalueerd.
Zo werkt het als wij een gastenlijst zouden moeten maken, maar werkt het ook zo voor Jezus? Het antwoord daarop is in de tekst van vanmorgen: nee. Jezus laat zich niet leiden door het feit dat hij bepaalde mensen van dichtbij gezien heeft en dat zij Hem kennen. Er is schijnbaar een hele smalle toegangspoort. En, beste vrienden, Hij doelt daarmee niet op mensen die we nauwelijks zien in de kerk, alle mensen die we schandelijkerwijs randleden zijn gaan noemen, de ouders die hun kinderen oprecht laten dopen maar niet meer komen, en anderen. Nee, als u hier vanmorgen bent en dacht: laat ik weer eens naar de kerk gaan: Van harte welkom! Als u van de camping komt en dacht: thuis vind ik het niet meer, laat ik hier eens weer naar de kerk gaan: Van harte welkom! Nee, het gaat in de tekst van vanmorgen juist om die mensen die vanzelfsprekend met de kerk verbonden zijn door het feit dat ze gedoopt zijn, frequent en zelfs regelmatig in de kerk komen, en veel in en voor de kerk doen.
Is de band met Jezus vanwege het feit dat je gedoopt bent en regelmatig naar de kerk gaat en je in meer of mindere mate ook inzet voor die kerk voldoende voor een ticket to heaven? Het antwoord daarop vandaag is: in wezen niet. Het antwoord op de vraag aan Jezus – Heer, zijn er maar weinigen die worden gered? – is niet zozeer een schok voor mensen op afstand, maar juist voor mensen dichtbij, die dachten een band te hebben en verzekerd te zijn en denken dat ze wel goed zitten. Het gaat er blijkbaar niet om dat je dichtbij het vuur zit en vaak genoeg aanwezig bent en van je laat horen. Het gaat blijkbaar niet om de kwantiteit van ons geloven, hoeveel wij geloven, en hoe vaak wij iets doen voor onze kerk. De deur naar binnen toe die Jezus beschrijft is niet breed zodat er grote aantallen mensen naar binnen kunnen, maar smal. Het moet blijkbaar uit de lengte komen, en niet uit de breedte. Het moet uit de lengte komen van een intensief geloof, staan voor wat je gelooft, je leven tot in lengte van dagen laten leiden door je geloof en door God. Anders gezegd: het gaat in geloven niet om kwantiteit, om een getalswaarde van hoe vaak en hoeveel? Maar het gaat in geloven om de kwaliteit, om de waarde en de betekenis van je geloven.
Laat heel helder zijn dat ik hier geen angst probeer aan te praten, die vroeger veel is aangepraat omdat je nooit zeker zou kunnen zijn dat je gered wordt. Het enige ware daarvan is dat het niet van je hoeveelheid geloof en succes in je leven door hard en vroom te werken of van je inzet voor de kerk afhangt. Natuurlijk is die inzet wel belangrijk, maar het gaat niet om de hoeveelheid van die inzet die de doorslag geeft. De kwaliteit van je geloof is het criterium, en daarin gaat het niet om een hoeveelheid. Dus ook niet om een examen. Je geloof kan nog zo simpel zijn en je vragen zo legio en je mogelijkheden zo beperkt – als het hier (in je hart) maar goed zit.
In het leven van een geloofsgemeenschap gaat het dus ook niet om aantallen, want dat is maar uiterlijk. Hoe oprecht de betrokkenheid ook is, ja precies. Het gaat om het innerlijk. Om de kwaliteit van ons geloven en onze geloofsgemeenschap. En die is veel lastiger te meten. Hoe ben je een kwalitatief goede geloofsgemeenschap? Een paar dingen kunnen we uit de tekst van vandaag halen:
Jezus zegt: er zijn laatsten die de eersten zijn, en er zijn eersten die de laatsten zijn. Laten wij ons niet beschouwen als eersten, maar degene buiten de directe kern van onze gemeenschap. Onze gasten vandaag. Uit het oosten en het westen en uit het noorden en het zuiden zullen ze komen. Bij sommige grote Amerikaanse kerken is het daarom gewoonte dat op die grote parkeerplaatsen de plaatsen voor de gasten het dichtst bij de ingang staan… En er zijn de mensen in onze gemeenschap en daarbuiten die zoekend zijn. Deze gemeenschap is niet van ons, maar van Christus. Zoals Christus nodigt aan de Tafel, zo nodigt Hij Zijn mensen op Zijn tijd in Zijn huis. Wij hebben de sleutel niet, die heeft Hij.
Jezus citeert de mensen aan de dichte deur die zeggen dat ze in Zijn bijzijn hebben gegeten en gedronken en dat Hij in hun straten onderricht heeft gegeten. En toen? Hebben we er wat mee gedaan? En dan niet een kerk gebouwd rondom de herhaling van dat hele ritueel, maar er echt iets mee gedaan in ons leven van alledag? En weer gaat het dan niet om de hoeveelheid, maar om de waarde ervan, en dat kan in kleine dingen zitten. Het gaat er andersom niet om dat je heel gemakkelijk buiten de boot kunt vallen, waardoor je je heel hard moet inzetten, en soms wel eens een foutje kunt maken. Nee, het gaat erom dat de waarde achter wat je doet goed is. En dat je niet bij een foutje zegt: moet kunnen toch? Ik doe al zoveel goeds. Nee, juist in foutjes kan blijken wat je echt drijft. Of je uiterlijk bent bezig geweest of innerlijk ertoe gedreven bent. En nog kun je zondigen, ja allicht. Maar hoe groot die ook zijn, die zijn voor Jezus dan van weinig waarde.
We moeten ons niet te breed maken als gelovigen en geloofsgemeenschap. Het mooie is dat Jezus de vraag of er weinigen worden gered niet beaamt, maar wijst op hoe veel mensen te weinig moeite doen, dat is: te weinig kwaliteit hebben in hun geloven. Hoe klein het geloof ook is, het kan zoveel waarde hebben voor God en de mensen om je heen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten