zondag 24 april 2011

Paaspreek: Hoe kunnen we Pasen vieren?

Tekst: Genesis 2: 4b-25 en Johannes 20: 1-18

Podcast/geluidsfragment

Ineens is alles anders. En Maria kan het maar nauwelijks bijbenen. Zijn wij al aan Pasen toe? Of is de beleving van pijn, verdriet en lijden zo intens deze week, dat het nog maar nauwelijks mogelijk is vreugde te voelen bij het doorbreken van dat lijden. Onze dagelijkse zorgen, ons dagelijks verdriet, zeker wanneer die gaat over een weg die dood lijkt te lopen, kunnen zo groot zijn, dat een feest niet zozeer ongepast is, maar ontijdig is. Te vroeg. Onvoorstelbaar.

En dat ligt niet aan dat feest, maar dat zit in ons. Er blokkeert iets. Iets heeft tijd nodig in ons. Tijd die ons niet meer is gegeven. Het is zover. Ineens is alles anders. Zo kan een vreugdevolle gebeurtenis in tijden van grote zorgen en verdriet radeloos maken. En het is die radeloosheid die ik in de ogen van Maria zie. En in haar vasthouden van Jezus. Als ze uiteindelijk begrijpt dat hij het is, en niet een tuinman. En dat er iets onvoorstelbaars is gebeurd. En daarvoor heeft ze nog niet het houvast om ermee te leven. Het is zo anders.

Wat wordt Maria door elkaar geschud. Ik voel haar drie gemoedstoestanden voordat ze het begrijpt. De eerste voelt ze op weg naar het graf. Verslagen is ze. Verstild ook. Stille zaterdag duurt nog voort. Ze zal zich alleen voelen. En vooral ook bang. Nu moet ze op eigen benen gaan staan. Maar hoe zal ze dat kunnen? Hoezeer ze ook begrepen zal hebben van Jezus dat er een einde zou zijn aan hun weg samen, toch is een ander leven voor haar onvoorstelbaar. Is dat naïef? Nee, het is menselijk. Voor ieder die voor een verlies staat, voor ieder die iets of iemand aan het verliezen is in het leven of aan het leven, is het helder dat er iets zal veranderen. Maar is het tegelijkertijd onvoorstelbaar hoe het daarna verder moet.

Maria moet verder. Er is geen ontkomen meer aan. De realiteit van Goede Vrijdag en Stille Zaterdag bonkt nog na in haar hart. Ze weet het. En toch. En wat doet een mens als hij gedwongen verder moet? We blijven bij het oude. Het is niet als een nieuwe keuze, een nieuwe weg inslaan, nieuwe ronde, nieuwe kansen. Nee, dit is een nieuwe gedwongen realiteit van verlies, en dan blijven we in eerste instantie bij het oude. En dat is ook goed. Hoe zouden we anders? Dat kan gepaard gaan met een ontkenningsfase, maar meer nog is het dat we een plek zoeken om ons verdriet een plaats te geven, letterlijk of figuurlijk. In het geval van Maria is dat het graf van Jezus. En dat graf is open. De schok is denk ik niet eens zozeer dat het lichaam weg is, maar dat haar gedachtenisplek geschonden is. Dat is haar tweede gemoedstoestand. De wanhoop bij het graf. Wat we ook gedenken in ons leven, die nagedachtenis moet ongeschonden blijven. Ook al weten we dat er nieuwe tijden aanbreken, we kunnen alleen maar bouwen op het oude. Iets anders hebben we niet. En als dat ontnomen wordt verlies je de grond onder je voeten. Hoe kun je iets afsluiten als de herinnering geweld wordt aangedaan?

Maar hier blijft het niet bij, en gelukkig maar. Nou, gelukkig maar; het verwart Maria in eerste instantie zo dat het haar radeloos maakt. Haar derde gemoedstoestand. Als ze ontdekt dat het Jezus is die tot haar spreekt, houdt ze zich aan hem vast. Alsof ze denkt: hij is er weer! Ik ben hem niet verloren in de afgelopen dagen. Hij is er weer! Weer op de oude voet verder. Maar Pasen is niet gewoon weer verder. Daarom besteedde ik vorige week zoveel aandacht aan de onvanzelfsprekendheid dat het Pasen wordt. Pasen is niet inbegrepen in het verhaal van lijden en verdriet, maar staat er lijnrecht tegenover. En daarom moet Maria nog één slag maken naar een vierde gemoedstoestand.

In die vierde gemoedstoestand moet ze leren begrijpen dat de nieuwe realiteit haar opdraagt in het nu te leven. En dat het haar laat inzien dat dat nu een belofte inhoudt.

Maria zal moeten begrijpen dat Jezus niet meer aanwezig is zoals vroeger. Hij mag dan verschijnen, hij is niet meer zo tastbaar en aanraakbaar en benaderbaar als vroeger. Hij is er, maar ze moet een nieuwe manier vinden om met hem te leven. Alles staat vanaf nu in het teken van de nieuwe realiteit. Ze zal soms de neiging hebben terug te willen. Tegen beter weten in, natuurlijk. Maar vroeger was alles overzichtelijk, zoals vroeger altijd overzichtelijk is, want dat verandert niet meer. Ze zal soms de neiging hebben terug te willen. Ze zal dan de neiging hebben de huidige tijd aan te willen passen aan vroeger. En een mooi plaatje daarvan hebben, dat binnen handbereik lijkt te liggen. Of juist niet, waarom het zo zeer doet. Ik denk dat zo’n plaatje Judas ook parten speelde. Hij had voor ogen hoe het moest zijn, maar de realiteit van Jezus ging verder. Door alles heen. Dat kon Judas niet meemaken, en die weg liep voor hem letterlijk dood.

De doelen die we in ons leven stellen zijn vaak iets anders dan de bedoeling van ons leven. Ons leven gaat een weg. Een weg, die we soms niet in willen gaan, omdat die eng is, nieuw, onvoorspelbaar, en zo anders dan we ons voorstelden. Met doelen scheppen we hoge verwachtingen, vooral van onszelf, en die geven alleen maar de garantie dat we zullen falen, hoe dan ook, in meer of mindere mate. En dat we dus altijd in meer of mindere mate genoegen moeten nemen met minder.

De bedoeling van ons leven is echter leven met de garantie van een belofte. De bedoeling van ons leven strekt zich uit voorbij onze plaatjes en verwachtingen en wensen van ons leven, maar nemen ons mee op de stroom van het leven dat we leven. Waarin we ook verliezen en doodgaan. Maar de opstanding van Jezus laat zien dat er nieuw leven mogelijk is, voorbij ons voorstellingsvermogen, en ook voorbij onze angst, en voorbij onze doelen. Ook als ons leven niet gaat zoals we dat hadden voorgesteld, of als het stopt waar we hadden gehoopt dat het nog verder zou gaan, dan is er door dat verdriet heen de belofte dat het leven verder gaat. Het is sterven en opstaan in ons leven nu. Totdat het ooit definitief anders zal zijn, zoals het met Jezus definitief anders is. ‘Hou me niet vast’, wat Jezus zegt, is geen loslaten, maar een belofte, op een nieuw leven.

Leef daarom in het nu. En volg niet zozeer de doelen van je leven, maar de bedoeling van je leven, die zich ontvouwt voor je ogen. Leef in het nu, zoals ook de mensen deden die de verhalen van Genesis vertelden en later opschreven. In de veertig plus tien dagen na Pasen lezen we uit de eerste hoofdstukken van dit boek. Het is de oergeschiedenis, voordat de verhalen van Abraham en zijn volk komen. Het zijn de verhalen van de schepping, het paradijs, de zondeval, Kaïn en Abel, de ark van Noach en de Toren van Babel. Deze verhalen zijn allemaal ingegeven door het leven hier en nu. Het volk zit in Babel in de Babylonische ballingschap. En het stelt zich vragen als het om zich heenkijkt. Wat is de bedoeling van dit alles? Hoe is deze wereld door God geworden wat hij is en wat is de zin daarvan? Hoe zijn mensen van ene twee, maar ook van tweeën een, en hoe staan mensen tegenover elkaar en wat is de reden daarvan. En hoe gaat God daarmee om? Zou God niet opnieuw willen beginnen, en wat is het in de mens dat ook daarna het weer precies zo gaat als daarvoor?

Daarom is het wel mooi dat we vandaag in Genesis met precies hetzelfde stuk eindigen als waarmee we begonnen in de Veertigdagentijd, alleen ietsje eerder, nog voor het misging in het Paradijs. Maar we zijn wel weer in het Paradijs. En het is goed. En ook al is de mens meervoud, ze zijn één. Een belofte. En morgen gaat het leven weer verder. En doen we weer precies dezelfde dingen, maar wel onder een nieuwe realiteit. En elk jaar moeten we ons daarvan weer bewust worden. Omdat de belofte niet ligt in het verleden, maar in het nu, op weg naar de toekomst.

Dan kunnen we misschien nu wel Pasen vieren. Omdat de nieuwe realiteit ons niet alleen laat in ons verdriet en pijn, maar ons leven stelt onder een belofte. Hij is er, en hij blijft. Voor altijd en eeuwig. Halleluja!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten