Drieëndertig
jaar na zijn geboorte stond Jezus oog in oog met Pilatus. En Pilatus vroeg aan
hem: ‘Bent u de Koning van de Joden?’ Een wonderlijke titel: Koning van de
Joden. Een titel die Jezus nooit voor zichzelf zal gebruiken. Hij bevestigt
noch ontkent dat hij de Koning van de Joden is. Als Pilatus vraagt: ‘Bent u de
Koning van de Joden’, zegt Jezus: ‘U zegt het.’ Hij had nog eenvoudiger ja of
nee kunnen zeggen, maar dat deed Hij niet. Ja, Hij is de Koning van de Joden,
maar het gaat er niet om dat Hij het zegt. Het gaat erom dat de mensen het
zeggen. Dat wij het zeggen. En het hele Mattheüs Evangelie draait daarom: om de
erkenning van Jezus als Koning van de Joden. Kijk maar naar het einde: drie
keer, en dat is niet voor niets, klinken de woorden ‘Koning van de Joden’: uit
de mond van Pilatus. Daarna uit de mond van de soldaten die met Jezus spotten:
‘Gegroet, koning van de Joden’. En daarna dat bord bovenaan het kruis, een
aanklacht, of: wat is het eigenlijk? Maar de woorden zijn: ‘Dit is Jezus, de
Koning van de Joden.’
Drieëndertig
jaar eerder komen drie magiërs, die onder invloed van verschillende profetieën
koningen zijn gaan heten, aan de poort van het paleis van koning Herodes, en ze
vragen: ‘Waar is de pasgeboren koning van de Joden?’ Waren de magiërs de ster
een beetje kwijt dat ze aan de poort van het paleis aanklopten? Of was het meer
uit logica dat ze natuurlijk naar het paleis gingen? Geen van beiden. Het
Mattheüs Evangelie vertelt op een bijzondere manier het verhaal over Jezus. Je
zou het een getuigenis kunnen noemen, omdat het verhalen over Jezus vertelt die
voor ons als waard om te geloven moeten overkomen. Maar meer nog vraagt het van
alle personen in het verhaal, en van ons, om positie in te nemen. Jezus kan
zoveel zeggen: uiteindelijk gaat er het erom of wíj hem erkennen als Koning van
de Joden. Dus Herodes kan hier niet buiten blijven. Jezus’ geboorte en zijn
Koning-zijn is een aanklacht tegen Herodes. Het hele verhaal van de drie wijzen
uit het oosten is een verhaal waarin de verschillende personen hun positie
innemen, zoals ook iedereen in deze wereld positie inneemt tegenover Jezus. Erken
je Hem wel of erken je Hem niet?
Nog vóór Herodes
is er nog een andere Koninklijke lijn die zijn positie moet bepalen. En dat is
de lijn van Koning David. Deze wordt uitgewerkt in het geslachtsregister van
het eerste hoofdstuk. Deze enorme lijst van namen toont het volgende: dat in de
hele lijn van Abraham tot aan Jozef nogal wat breuken zitten. Het is geen
vanzelfsprekende vader op zoon stamboom. Er is sprake van een aantal
onvruchtbare aartsmoeders, van vrouwen die het recht in eigen hand nemen, zoals
Tamar, of die van buiten komen, zoals Ruth, maar ook overspel, zoals bij David
en Batseba, maakt deel uit van deze hele geslachtslijn. Deze geslachtslijn is
dus een samenspel van goddelijk en menselijk initiatief, en dus geen
vanzelfsprekendheid. En steeds is daarbij de vraag dus: erkennen we dat in deze
lijn God doorklinkt? Met andere woorden: is Jezus een zoon van David? Jozef is
degene die daar een antwoord op moet vinden. En Jozef heeft het moeilijk om een
zoon te erkennen die niet van hem is. Of toch wel? Is Jezus de drager van Gods
beloften die in de lijn van Abraham via David naar Jozef doorklinkt? Het gaat
hier dus om meer dan om de erkenning van Jezus door Jozef als kind. Het gaat
hier om de erkenning van Jezus als zoon van David, als Koning van de Joden.
Deze wonderlijke zwangerschap staat helemaal in de lijn van dat ongewone
geslachtsregister. Uiteindelijk is het God die de lijn voortzet, ondanks wat de
mensen doen en nalaten. En hier is het wel erg extreem: de mensen komen er niet
eens aan te pas. En toch is het Kind de drager van Gods beloften. Zegt Jozef.
En hij neemt Maria als zijn vrouw en het Kind als zijn zoon. En noemt Hem
Jezus.
Jozef zorgt dus
in het verhaal voor een erkenning van binnenuit, een erkenning vanuit het volk
Israël. En dat is belangrijk in het Evangelie van Mattheüs, omdat Mattheüs voor
de Joden schrijft. Dat is zijn publiek. Daarom bouwt Mattheüs zijn introductie
ook op Jozef, en niet op Maria, zoals Lucas. Erkennen de Joden zelf hun Koning.
Om te beginnen Jozef wel. Maar wat doet het volk? Als de drie wijzen aan de
paleispoort staan en vragen waar de pasgeboren Koning van de Joden is, schrikt
niet alleen Herodes, maar ook heel Jeruzalem met hem,staat er. Je staat
nauwelijks stil bij deze bijzin, maar ook hier zie je dat het Mattheüs niet
alleen om een paar individuen is bedoeld, maar om de gehele wereld, en dus ook
om ons. Het ging niet om Jozef als individu, maar om Jozef als nazaat en spreekbuis
van de koningslijn van Koning David, die teruggaat op aartsvader Abraham, de
oergelovige. Het gaat niet alleen om Herodes, maar het gaat om heel Jeruzalem,
waar Herodes over heerst. Wat doet het volk? We horen er niets over, maar we
weten maar al te goed hoe later, voor het oog van Pilatus, en opgehitst door de
Joodse leiders, het volk ervoor kiest Jezus te kruisigen. Steeds stelt Mattheüs
met zijn verhaal over Jezus de vraag: en waar sta jij?
Wij hebben
misschien niet zoveel boodschap aan Jezus’ Koningschap over de Joden. Misschien
vind je dat maar een interne kwestie, of wil je je niet branden aan de
verhouding tussen Joden en Christenen. Maar vergeet niet: Jezus was een Jood,
en het heil komt uit de Joden, zei Hij zelf. En dus moeten we het daar zoeken.
Net als de wijzen uit het oosten. Het is typisch voor de relatie tussen God en
Israël dat God vaak mensen van buiten laten komen om Israël duidelijk te maken
wat er binnen haar volk gebeurt. In het geslachtsregister zagen we dat al, maar
ook in deze wijzen. Ze doen denken aan het visioen uit Jesaja, waarin de volken
van de aarde in drommen op de Koning van de Joden afkomen, en de rijkdom van
deze vreemde volken in zijn schoot valt. Een vloed van kamelen die het land zal
overspoelen, beladen met rijkdommen, goud en wierook. Maar ook mirre, vertelt
Mattheüs, omdat immers een Koning wordt geboren. En mirre gebruik je om
koningen te zalven.
Waar Jozef staat
voor de erkenning van Jezus als Koning van de Joden van binnenuit, staan de
wijzen voor de erkenning van Jezus als Koning van de Joden van buitenaf. En aan
het volk van Jeruzalem, maar ook aan ons is het om onze keuze te maken. Is hier
een Koning geboren? En verwachten wij daarvan de redding van ons leven? Van dat
ingebakerde kind, dat later even weerloos in Zijn graf in doeken gebonden ligt.
Ben je bereid, om na het mooie romantische verhaal van dat Kind, dat zo veilig
en beschermd in de kribbe lag, dat kind te volgen? Door alle weerbarstigheid
van het leven heen? Het leven biedt veel meer schijnbare zekerheid in grote
machten, machtsspelletjes, eigen gelijk en eigen controle. De weg van de Koning
van de Joden is een breekbare, een kwetsbare, een levensweg, die nooit voltooid
is voor we herenigd worden met God. De weg met Jezus is geen weg van veilige huisjes.
De weg van Jezus is er één van de gekruisigde zoeken, en opstaan voor mensen
die aan het leven en aan anderen onderdoor dreigen te gaan. Dat is de weg die
de wijzen ons voorgaan. Naar de stal. En we hebben veel te bieden: goud,
wierook en mirre. Ieder van ons heeft wat te bieden in de navolging van Jezus. Wees
daartoe dan ook bereid. Hier ligt de pasgeboren Koning van de Joden. En Hij
heeft nog een hele toekomst voor zich. En wij met Hem.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten