Het kerstverhaal
is een verhaal dat we denk ik allemaal wel kunnen dromen. We horen het elk
jaar, en misschien wel elk jaar een aantal keer. Het risico daarvan is dat we
het verhaal weliswaar mooi vinden om nog eens te horen, maar dat het niet meer
echt binnenkomt. Dat het meer een praatje bij het plaatje van Kerst wordt, in
plaats van dat het de boodschap van Kerst is. En eerlijk gezegd zit ikzelf ook
even met mijn handen in het haar als ik binnen 12 uur twee keer over deze tekst
mag preken. En toch, dat moet niet te gauw een cliché worden. Want de
aanknopingspunten om van dit verhaal een verhaal met inhoud te laten zijn
liggen heel dichtbij, namelijk in de tekst zelf. De Bijbel verveelt nooit.
Niemand die hem helemaal kent en alles begrijpt. De Bijbel ontroert, zoals
misschien vandaag, maar stelt ook vragen, en irriteert ook, troost, laat koud,
schuurt, prikkelt. Wanneer je met Bijbelverhalen bezig gaat, gebeurt er altijd
iets. Het roept iets op, en dat kan ook vervreemding zijn. Maar even zo goed
een waardevolle ontdekking. Want je moet erin duiken. En dan zie je altijd weer
wat nieuws.
Dus we hoeven
vandaag niet ver te zoeken als we over Kerst willen nadenken; we lezen gewoon
eens wat dieper in het Bijbelverhaal. Wat dan bijvoorbeeld opvalt is dat
allerlei elementen van het verhaal een betekenis hebben, terwijl we daar op het
eerste gezicht helemaal niet bij stilstaan. Zo zegt de engel in vers 12: Dit
zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in
een doek gewikkeld in een voederbak ligt. Een bekender beeld van het
kerstverhaal bestaat bijna niet. En toch vraag je je af waarom Lucas het zo
beschreven heeft. Misschien zegt u: omdat het zo is gebeurd. Dat is nog maar de
vraag, maar die vraag vind ik niet eens zo belangrijk. Een Bijbelverhaal hoeft
niet zo gebeurd te zijn als het er staat om waar te zijn. En Lucas heeft iets
waars over Jezus willen vertellen door het zo vertellen als hij dat doet. We
doen de Bijbel tekort als we hem als een boek vol feitenverslagen zien, want
dan nog zal de vraag zijn: wat zeggen die zogenaamde feiten dan? Elke diepgang
gaat verloren als we alleen nog maar praten over feiten en niet over
betekenisvolle verhalen waarin het niet gaat om feiten, maar om betekenis, en
de waarde die dat heeft voor ons leven. En dit kerstverhaal heeft betekenis. En
dan is het veel waardevoller dan wanneer het een feitenverslag is dat elk jaar
de revue passeert.
Wat is dan de
betekenis van dat pasgeboren kind dat in een doek gewikkeld in een voederbak
ligt, of zo je wilt, een kribbe? Ook die ligt gewoon in de tekst. Dit tafereel
is een teken. En waarvan? Dat vertelt de engel ervoor: Vandaag is in de stad
van David voor jullie een redder geboren. Hij is de messias, de Heer. Die
redder is dus blijkbaar een pasgeboren kind. Die Messias, die gezalfde van de
Heer, is in doeken gewikkeld. En in de stad van David betekent heel concreet:
in een kribbe. Dus wat zien we hier in dit tafereel in de stal? We zien een
redder, een verlosser, en die zien we in een pasgeboren kind. We zien een
gezalfde van God; dat zalven deden ze met koningen. Het is dus een
machtsvertoon. Maar dat machtsvertoon zien we in een ingebakerd kind. En we
moeten daarvoor naar de stad van David, een uithoek van het Romeinse wereldrijk
van die tijd, en dan ook nog eens naar een achterafgelegen plek, in een stal,
waar het kind in een kribbe ligt. Dat bijzondere teken van een redder is te
zien in iets heel gewoons, een kind, een doodgewoon kind. Maar net zo weerloos
dus ook als het gewoon is. Zo weerloos zelfs dat het is ingebakerd. Het kind
ligt niet gewoon lekker ingestopt, nee, het is ingebakerd. Het kan geen kant
op. En dat is blijkbaar een teken van kracht.
En dat het in de
stad van David wordt geboren klinkt heel mooi, maar het is eigenlijk maar een
armoedige kribbe, waar het kind in gelegd wordt. De Evangelist Lucas heeft
kennelijk ook gekozen voor Bethlehem als stad van David, en niet voor die
andere stad, Jeruzalem. Beide steden mogen voor stad van David doorgaan. Lucas
zoekt kennelijk niet de parallel met de koning David, de man de het koninkrijk
Israël samensmeedde. Lucas gaat terug naar de roots van David, naar Bethlehem,
de stad van de stam waar David uit voortkwam. De stam Benjamin. Afstammelingen
van de jongste zoon van aartsvader Jakob. Letterlijk de Benjamin van de
familie, de kleinste en teerste. En daar wordt David door de profeet Samuël
geroepen namens God tot het koningschap. David was tot dan toe gewoon herder.
Een doodgewone jongen met een zwaar leven. En als Lucas aan Jezus’ geboorte
denkt, dan denkt hij aan zijn afstamming van die David, die herder uit die
kleine stam. Niet voor niets zijn herders de eerste getuigen van de geboorte
van Jezus. Daar in dat kleine Bethlehem, waarover de profeet Micha vandaag al
zei dat het te klein was om tot Juda’s geslachten te behoren. ‘Uit jou komt
iemand voort die voor mij over Israël zal heersen.’ Niks geen grote paleizen
dus, of enige herinnering aan het grote koningschap van David. De bijzondere
redder is een gewoon en weerloos kind. De kracht van dat teken schuilt in
kwetsbaarheid. En de waarde daarvan toont zich in armoede.
Dit teken dat de
engel de herders voorhoudt is één groot anti-teken. Dat waar we het niet van
verwachten is een uiting, een teken, van Gods reddende kracht in de wereld. En
Lucas stelt het daarmee tegenover alle aardse macht en machtsvertoon. Want
begint het kerstverhaal niet met die keizer Augustus, die een decreet
afkondigt. Deze controlfreak wil alles in de hand houden door iedereen te
tellen. En is het niet vreselijk ironisch, eigenlijk zelfs bijna grappig, dat
deze volkstelling Jezus juist geboren laat worden in de stad die in alles het
tegendeel is van het machtige Rome, namelijk Bethlehem?
Zo vult Lucas
het teken in dat deze geboorte van Jezus is. Een ingebakerde zuigeling is
koning en redder van de wereld, daar in die kribbe van armoe. De toekomst van
de wereld ligt in het weerloze Kind van geringe komaf. Wat voor boodschap
hebben we aan dit weerloze Kind? Ik heb met stijgende verbazing de berichten
uit de Verenigde Staten gevolgd naar aanleiding van de schietpartij op een
basisschool, waarbij onder andere 20 kinderen van 6 en 7 jaar oud omkwamen. Een
afschuwelijk drama. En er zijn mensen die het verstandelijk vermogen hebben om
hieruit een redenering op te zetten dat er dús meer wapens op school moeten
komen om deze kinderen te beschermen. Elke school moet volgens deze mensen een
bewapende beveiliger hebben. Want, luidt de redenering: tegenover elk slecht
mens met een wapen moet een goed mens met een wapen staan. Volgens deze
zienswijze is niet het wapen slecht, maar kunnen mensen er slechte dingen mee
doen. Achter deze zienswijze zit een visie op vrijheid waar het recht van
wapenbezit bij hoort om die vrijheid te verdedigen. En je mag niet te snel
oordelen over cultuurverschillen. Maar waar deze zienswijze mank gaat is
hierin: niet of een wapen wel of niet slecht is, maar dat ieder mens in staat
is iets slechts te doen met een wapen. En dat de kracht juist uitgaat van het
weerloze. En dat raakt me juist zo in deze discussie, nu het om kleine kinderen
gaat: de toekomst van kinderen waarborg je niet door ze te beschermen tegen
alles wat slecht is in de buitenwereld. De toekomst van kinderen waarborg je
door de buitenwereld veiliger en toekomstvoller te maken. De toekomst van het
kindje Jezus ligt ook niet in een hek om de stal heen met gewapende bewakers
aan de toegangspoorten. Sterker nog: aan het eind van de twee boeken van Lucas,
in het laatste hoofdstuk van Handelingen, zien we Jezus’ apostel Paulus in het
Rome van de keizer vrijmoedig en ongehinderd over het Koninkrijk van God
vertellen. Jezus en zijn boodschap veroveren de wereld in weerloosheid en
vrijmoedigheid. Lucas stopt het kind niet ver weg in Bethlehem om het te
beschermen. Vanuit die weerloosheid verovert Hij de hele wereld en de harten
van zoveel mensen, die op dit moment in zoveel kerken zitten.
De toekomst van
kinderen waarborg je niet door ze te beschermen tegen alles wat slecht is in de
buitenwereld. De toekomst van kinderen waarborg je door kinderen een veilige en
vooral ook eigen leefruimte te geven waarin ze dat leven kunnen ontdekken.
Daarom is een goede en veilige omgeving nodig waarin kinderen kunnen opgroeien,
en is dus ook goede jeugdzorg nodig. Maar ook onderwijs dat is toegesneden op
kinderen die extra hulp nodig hebben. De kansen van kinderen liggen juist
hierin ze niet te beschermen tegen wat ze niet kunnen, maar ze vertrouwen te
geven in wat ze wel kunnen. En daarbij zullen ze vallen, maar ook weer opstaan.
Want dat kunnen kinderen goed. De kracht van kinderen zit hem hierin dat ze
weerloos zijn. En als er één weet wat weerloosheid betekent, dan is dat wel dat
Kind uit die kribbe, die zijn hele leven lang weerloos is gebleven, is
gevallen… maar ook weer opgestaan.
Wees niet bang
om weerloos te zijn. En wees niet bang om los te laten. We bewapenen onszelf en
onze omgeving te veel om de diepe weerloosheid van het kind, maar daarmee ook
de toekomst te voelen. Het is niet altijd makkelijk, de wereld lijkt zo slecht.
Maar wij maken er net zozeer deel vanuit als ieder ander in die wereld. En we
beschermen de wereld toch ook niet tegen onszelf? Geef vandaag met Kerst je
vertrouwen aan dit Kind, dat schijnbaar zo machteloze teken. Alleen daarvan
kunnen we het verwachten, hoezeer wijzelf ook bij machte zijn om met zoveel
meer machtsvertoon de wereld te ordenen en zogenaamd te beschermen. Dan zal er
werkelijk vrede komen, om te beginnen in ons hart. Want dat wens ik u allemaal
toe. Vrede. Geen gewapende vrede, maar wel een vrede die we telkens moeten
heroveren op onze onrust, onze wil om alles zelf te kunnen bepalen, onze
eigengereidheid en eigen gelijk, onze belangen, maar ook moeten we de vrede
heroveren op onze pijn, ons verdriet en onze wonden, die het leven heeft
geslagen. Het hoeft niet van onszelf te komen. Het begint bij een Kind, dat in
die waardevolle kribbe ligt. En Hij heet Jezus. Dat betekent Hij die redt. En
dat doet ie. Voor jou, voor mij, voor ons allemaal.
De vrede van
Christus is met u allen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten