Bij de
voorbereiding van het Kerstfeest komt wat meer kijken dan het volgen van de
zwangerschap van Maria. We zijn vorige week niet begonnen met de aankondiging
van de geboorte van Johannes bij Elizabeth en Zacharias. Nee, we hebben uit de
profeet Zacharia gelezen en van Jezus begrepen dat we waakzaam moeten zijn.
Kennelijk moeten ook wij actief worden in de voorbereiding op kerst. De
verwachting van de geboorte van het Kind is geen afwachten. Het feest moet echt
worden voorbereid. Sterker nog, de weg moet worden bereid om de komst van het
Kerstkind mogelijk te maken. En op die weg snelt een bode vooruit, vertelt
Maleachi. Maleachi is de tweede profeet waaraan de Evangelisten denken als ze
over de komst van Jezus spreken. Er komt een bode vooruit gesneld, ja ook bij
Jezus.
En hoe gek het
ook is: we lezen in de Adventstijd het Lucas evangelie van achter naar voren.
We begonnen vorige week met de woorden van Jezus uit Lucas 21 vlak voor de
finale van zijn leven. Nu zijn we in Lucas 3 aanbeland aan het begin van zijn
openbare optreden. Om volgende week pas te horen over de aankondiging van de
geboorte van Jezus. We doen een paar stappen terug. We beginnen niet zomaar
opnieuw. Het is alsof we teruggaan en stilstaan bij de vraag: waar zijn we ook
al weer begonnen? Waar draaide het ook al weer om? En dan kun je niet zomaar
beginnen bij het begin. Dan begin je bij: waarvoor kwam Jezus ook al weer naar
de wereld? Wat trof Hij aan, en wat moeten wij doen om deel te hebben aan Zijn
redding? Hoe begon zijn openbare optreden en wat was zijn eerste statement? Als
je van achter naar voren teruggaat weet je weer waar het God in Jezus om te
doen was. En als we dat weten kunnen we pas we actief neerknielen bij de stal
na de geboorte van Jezus.
Dus vandaag
lezen we over de weg die bereid wordt voor de komst van de Heer. En het stelt
ons meteen de vraag: hoe bereiden wij de weg voor de komst van de Heer? Om die
vraag te beantwoorden moeten we eens verder luisteren naar Maleachi. God zegt:
‘Ik zal een bode zenden.’ Die bode past in hetzelfde beeld als van vorige week
in Zacharia van God die als Koning zal komen. Een bode is een boodschapper, die
als taak heeft om de koning vooruit te gaan, en zijn komst aan te kondigen en
voor te bereiden. Maar hij is niet zomaar een loopjongen. Hij vertegenwoordigt
zijn koning. Sterker nog, hij kan als plaatsvervanger optreden in het geval de
koning zelf niet kan komen. Hij kon dus ook tekenen van gezag van de koning
dragen, en zo in de naam van de koning diens gezag laten gelden. Het is dus ook
iemand die zeer nauw met de koning geïdentificeerd wordt. Het is dus ook niet
gek dat in de Evangeliën over de bode van de komst van Jezus, Johannes de
Doper, wordt gesproken of hij misschien zelf de Messias is. Het is wat dat
betreft ook mooi dat ze in een en dezelfde familie geboren worden, als waren ze
broers, net als Mozes en Aäron. Ze zijn sterk aan elkaar verwant en
vertegenwoordigen dezelfde boodschap. Alleen zijn het verschillende personen en
hebben ze een verschillende rol. Johannes is de wegbereider van Jezus en de
voorbereider van diens verkondiging. Als Jezus komt weten de mensen al waar het
om gaat.
En waar gaat het
dan om? Wat staat er op het spel? Wat heeft de bode te zeggen? De beelden
klinken weer dreigend. Wie zal die dag kunnen doorstaan? Wie zal overeind
blijven wanneer hij verschijnt? En hij is nog steeds de bode, al kun je in de
tekst de bode en de koning nauwelijks meer uit elkaar halen, lees het er maar
eens op na. ‘Hij is als het vuur van een smid. Hij zal zitting houden als
iemand die zilver smelt en het zuivert.’ Het klinkt behoorlijk heet en
oncomfortabel. En dat is het ook. Maar, dit is geen vuur waarin we omkomen, of
een vuur dat is bedoeld om ons te kwellen. Dit is geen hel, en ook geen
vagevuur wat hier geschetst wordt. Oncomfortabel is het, allicht. Maar het kan
geen kwaad om af en toe eens opgeschud te worden. Het beeld van het vuur van de
smid gaat hierover.
Er is een
verhaal over een vrouw die in het kader van een Bijbelstudie over de tekst uit
Maleachi op bezoek gaat bij een zilversmid. Ze vraagt hem of ze mag toekijken
hoe hij het zilver zuivert. De zilversmid legt haar uit dat het zilver op het
heetste punt in het vuur moet worden gehouden om alle ongerechtigheden eruit te
branden. En dat het noodzakelijk is het reinigingsproces voortdurend in het oog
te houden om te voorkomen dat het zilver te lang verhit wordt en verbrand. Dan
vraagt de vrouw hem hoe hij weet op welk moment het reinigingsproces compleet
is. De zilversmid antwoordt: ‘O, dat is eenvoudig: wanneer ik mijn eigen beeld
weerspiegeld zie in het zilver, dan is het klaar.’
Nu vond ik dit
zo’n mooi verhaal dat ik het maar even ben gaan checken bij mensen uit onze
gemeente die er meer van weten dan ik, Henk en Mirjam. En het klopt dat het
reinigingsproces compleet is als je je eigen beeld in het zilver weerspiegeld
ziet. Henk zei zelfs: wanneer het knipoogt. Dat vond ik mooi klinken. Want er
ontstaat dus iets van contact tussen degene die reinigt en het zilver. En, om
even uit het beeld te stappen, wat God met ons voor ogen heeft is dat er weer
zuiver contact ontstaat tussen God en ons. We zijn geschapen naar Gods beeld.
Maar dat beeld vertroebelt in de loop van ons leven. Dat beeld van God dat wij
zijn raakt het uit zicht. Waarom? Wat voor lagen komen er over dat edelmetaal
te liggen door het leven. Een eerste laag is misschien heel voor de hand
liggend: onze maskers. Dat uiteindelijk datgene waarmee we bedekken of
compenseren waar we het moeilijk mee hebben van onszelf. En wat bedekt of
compenseert het dan? Een laag daaronder is een laag van allerlei kwetsuren, en
open of nauwelijks geheelde wonden, angsten en verdriet. We raken beschadigd in
ons leven, van jongs af aan. Vertrouwen wordt geschonden, angsten worden
gecreëerd, mensen doen elkaar pijn. En vooral worden we geraakt door dingen die
iets binnen in ons raken dat stuk is geraakt, vaak al in onze vroegste jeugd,
en dat continue pijn wordt gedaan als mensen dingen zeggen of dingen doen, die
ze misschien niet eens zo bedoelen, of anders half zo erg, maar waar je
nauwelijks weerstand tegen hebt. En dan is er nog een diepere laag daaronder.
Een laag die ons belet om helemaal naakt te zijn. Dat is de laag van de
schaamte. De laag die er al sinds het Paradijs op zit. De schaamte die er is
sinds het moment dat je erachter kwam dat je zelf ook een andere kant hebt, waar
je helemaal niet zo trots op bent, of waarvan je diep van binnen wel weet dat
het niet klopt. En of die ongerechtigheden er langzaam in zijn geslopen, of dat
je er bewust voor gekozen hebt; het is iets waar je nauwelijks meer vanaf komt.
Ondanks goede voornemens of verzoening met anderen. Ergens gaat het steeds weer
mis tussen mensen, en met onszelf. En zeg dan niet te snel: ‘maar ik ben ook
niet perfect’, want… Dat ben je wel. Dat je perfect bent wil niet zeggen, dat
je steeds een onhaalbaar resultaat moet halen. Dat maken wij ervan. Het leven
is geen hoge lat, waar we niet tot kunnen reiken en die steeds bij ons
hoogspringen er vanaf valt. Nee, we zijn perfect omdat God ons heeft geschapen.
Naar Zijn eigen beeld. En dan zijn wij geen slechte kopie van carbon of zo.
Nee, wij zijn geschapen naar Gods beeld. En zo zijn wij bedoeld. Als zilver
waarin Gods beeld zichtbaar wordt, en het knipoogt.
God wil ons
verlossen van die lagen van onrecht en ongerechtigheid om ons heen. Allemaal
oppervlakkige en diepere redenen waarom wij onszelf niet kunnen zijn, als beeld
van God. Daarom stuurt Hij een bode vooruit. In het Lukas evangelie in de
persoon van Johannes de Doper. Hé, en zeiden we net niet dat een bode zeer
sterk verwant was aan zijn zender, aan de Koning? Die bode is in zijn persoon
dus al wat God ons wil laten zijn, een weerspiegelend en gezuiverd beeld van
God. En als deze Johannes dus later in het Evangelie de mensen oproept zich te
bekeren, dan gaat het hierom, om zo te leven dat in ons gelaat het beeld van
God zichtbaar is. Niet meer en niet minder. Dat lijkt een onhaalbaar doel, maar
we hebben het in ons. Want wij zijn geschapen naar het beeld van God. Blijf dus
niet stil zitten. Laat het niet over je komen. Want dan komt het als een
oordeel. Sta op, en breng vruchten voort die een nieuw leven waardig zijn. En
zeg niet te snel: ja, maar zo ben ik nu eenmaal. Want die uitspraak komt als
een boemerang terug. Want weet je wat je nu eenmaal bent: een beeld van God.
Dus wees dat dan ook en doe er alles aan om dat te zijn. Alleen zal ons dat
niet lukken. En daarom laat God het niet bij zijn bode, hoezeer zij ook aan Hem
verwant zijn. Maar komt Hij zelf. Vanaf het allereerste begin van het leven.
Terug naar de basis. Naar het begin. God doorleeft ons leven. En zo zuivert Hij
het. Dat wat wij niet konden, heeft Hij volbracht. Zo worden wij gered en zo
kunnen wij leven. Als gezuiverd zilver, dat in het heetst van het vuur van onze
diepste strijd, we weer gaan glanzen en knipogen, zodat God weet ziet: en zie,
het is goed!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten