Foto: Renaud Camus (Flickr.com) |
De komende
maanden gaan we als gemeente intensief kijken naar hoe we samen kerk willen
zijn in de toekomst. Nu zijn we nog ingedeeld in twee wijkgemeenten: de Kerk
aan de Haven en de Ambrosiuskerk. De wijkkerkenraden en velen van u hebben
aangegeven dat dat wel anders zou mogen; dat we wel meer samen zouden mogen
doen. Dus dat gaan we doen. Hoe we dat gaan doen, welke vorm dat onze gemeente
krijgt, is onderwerp van gesprek de komende maanden.
Hoe sta je erin?
Je kunt heel
verschillend in dit proces staan. Er wordt door kerkenraadsleden en anderen
heel actief en enthousiast aan gewerkt. Anderen praten mee op de avonden, soms
met een kritische, maar vaker met een voorzichtig positieve blik. Weer anderen
wachten af. Sommigen zijn gelaten of zelfs sceptisch. Maar wij allemaal samen
zijn gemeente. En hoe blijven wij gemeente voor iedereen? Hoe zijn wij
eigenlijk samen gemeente?
Bij wie lag het initiatief voor de kerk?
Misschien is het
dan wel eens goed om weer eens even stil te staan bij wie het initiatief lag
voor deze gemeente. Wie nam het initiatief voor de kerk? Bij wie ligt de
allereerste actie?
Denk niet te diep na, want het antwoord is heel eenvoudig:
bij Jezus Christus. En nee, ik weet ook wel dat Jezus geen kerk wilde stichten,
en dat Paulus de eerste gemeente stichtte, maar dat bedoel ik niet.
Kijk eens naar
de Avondmaalstafel, en je snapt wat ik bedoel. Wie is het die uitnodigt tot het
Avondmaal? Inderdaad, dat zijn niet de diaken en de predikant, de kerkenraad,
of zelfs niet wij met elkaar. Dat is Christus. Christus nodigt. En wij dragen
onze gaven van brood en wijn op. Aan de tafel waar Christus ons uitnodigt voor
de maaltijd. Dat doen we tijdens de collecte. Wij zorgen voor brood en wijn,
maar Christus nodigt uit voor het feest.
Samen geroepen
Wij zijn kerk
omdat Christus ons uitnodigt om kerk te zijn. Letterlijker: hij roept ons. Want
kerk komt van het woord ekklesia, en dat komt van het woord voor samenroepen.
In de kerk komen mensen samen die samengeroepen zijn. Niet omdat ze zelf het
initiatief namen, niet omdat wij het initiatief nemen, maar omdat Christus ons
roept, ons aanspreekt.
Wij zijn dus ook
niet degenen die bepalen hoe alles loopt in de kerk. Dat bepaalt Christus. En
natuurlijk praten wij nu met elkaar over hoe we onze gemeente zouden willen
inrichten. Je zou zelfs kunnen zeggen dat we uit twee oude gemeenten nu echt
een nieuwe gemeente gaan stichten. Maar onze houding en hoe we dat gaan doen
wordt bepaald door het feit dat wij uiteindelijk niet bepalen hoe het loopt,
maar Christus. Want het is niet onze kerk, maar Christus' kerk. Dat vraagt
natuurlijk wel om een actieve rol van ons. We kunnen niet zomaar achterover
leunen. Maar onze rol, van geen van ons allen, is doorslaggevend. Want niet
wij, maar God geeft de doorslag.
Nu klinkt dat
allemaal heel vroom, maar wat betekent dat concreet? Mozes doet een poging in
Deuteronomium. Daar lezen we dat de rechten van vreemdelingen, weduwen en wezen
moeten eerbiedigen. We mogen geen overkleed, laten we zeggen een winterjas, in
onderpand nemen. En niet bij de graan- en druivenoogst nogmaals kijken of we
alles bij elkaar hebben gehaald. Want, staat er, 'bedenk dat u zelf slaaf bent
geweest in Egypte. Daarom gebied ik u zo te handelen.'
Ja, ik had
beloofd dat het wat concreter werd, en dan gaat de tekst over vreemdelingen,
weduwen en wezen met bepaalde rechten en over slavernij in Egypte. Maar waar
gaat het hier eigenlijk over? Vreemdelingen, weduwen en wezen zijn in die tijd
mensen die niets in te brengen hebben. En mensen die niets in te brengen hebben
zijn er overal en altijd. In elke groep, ook in de kerk. Niet iedereen kán
meepraten, niet iedereen is bij machte zich ergens een mening over te vormen,
of op te staan tegen onrecht. De hele maatschappelijke onderstroom van boosheid
in onze samenleving tegen alles wat instituut is, komt uit deze groep vandaan.
Van mensen die in ieder geval het gevoel hebben niets in brengen te hebben.
En het is zaak
altijd te proberen die mensen wèl een stem te geven en er ook voor hen te zijn.
Het gaat er niet om wie de discussie kan winnen, maar of iedereen gehoord
wordt. Die verwijzing naar de slavernij gaat daarover. Want wat is slavernij,
los van allerlei maatschappelijke elementen? Slavernij is niet te vertellen
hebben. Dat is slavernij. Dus de herinnering aan slavernij is niet erom bedoeld
dat wij ons slavernij herinneren uit ons eigen verleden, maar wel dat het God
is die ons iets in te brengen geeft. Mooi als je je graan kunt oogsten, maar
dat graan was er zonder God niet geweest. Net zoals met de druiven. Natuurlijk
werken we er zelf hard voor, maar de mogelijkheden komen van God.
En hou dus niet
alles voor jezelf. Deel ervan. Want het is niet van jou in eerste instantie. Je
hebt het je mogen verwerven, maar eigen het je niet allemaal toe. Vandaar dat
het ook wel een mooie tekst is over wat we allemaal mogen laten. We vinden met
elkaar dat we als kerk veel moeten. Maar als je bedenkt dat het Christus' kerk
is, dan kun je ook beter wat laten. En dan is je succes, dat wat je bij elkaar
sprokkelt, of kunt laten zien aan het eind van het seizoen minder groot, maar
ach, dat zij zo. Het is niet onze kerk. Het is Christus' kerk. Dus laat het ook
maar eens.
Het tweede, waar
Jezus ons op wijst in Lucas, is dat wijzelf ons niet een plekje moeten
veroveren op het feest waar hij ons voor uitnodigt, de kerk. Maar dat wij
allemaal een plekje krijgen. Iedereen zal op de een of andere manier in het
proces naar eenwording de wens hebben om gehoord te worden. In verschillende
gradaties. De één kan en zal zich uitstekend roeren en denkt: dit is mijn kans!
En een ander denkt misschien: het zal mijn tijd wel duren. Of: naar mij wordt
toch niet geluisterd. Bedenk dan allemaal dat het Christus' kerk is.
En het mooie is
dat Jezus in dit verhaal niet eens de uitnodiger is. Want hij is zelf te gast.
Van een vooraanstaande Farizeeër. Hij staat aan de kant van de genodigden. Hij
is dus zelf niet de belangrijkste, en dat beseft hij. Maar dat vraagt hij ook
van de anderen. Heel theologisch gezegd: hij die zelf vernedert zou worden,
sprak niet uit de hoogte, vanaf een verhoogde plek, maar nodigde iedereen uit
naast hem te komen zitten. En dan is er voor iedereen een plek. En ook dat gaat
niet vanzelf. Daar moet je ook wat voor doen. Maar die plek is er wel, omdat
het Christus' kerk is.
We worden
vandaag in de Bijbel erop gewezen dat we moeten handelen alsof wijzelf niet de
doorslag geven. Wij hebben wel degelijk iets in te brengen, maar onze
individuele stem is niet doorslaggevend. Want het is Christus' kerk. Dat
betekent luisteren, luisteren, luisteren. Naar elkaar, naar onze historie, naar
de omstandigheden waarin we kerk zijn. Maar ook naar God. En als je het gevoel
hebt inderdaad helemaal niet in te brengen te hebben, begin dan ook eens te
luisteren. Naar God, naar elkaar. En dan heb je misschien wel wat te zeggen.
Ons proces op
weg naar samen gaat niet over wie de slag wint, of het eerst zijn plekje
verovert. En laten we alsjeblieft definitief afrekenen met vaste plekken in de
kerk waar een ander niet mag zitten. Ik hoor heel veel mensen in onze
wijkgemeente daarover klagen. Kappen daarmee; iedereen verdient een plek. Maar
die moeten we wel samen vinden. En dat is luisteren, luisteren, luisteren. Naar
elkaar, naar onze historie, naar de omstandigheden waarin we kerk zijn. En naar
God. Hij heeft ons wat te zeggen. Laten we blijven bidden, blijven luisteren en
blijven praten. En af en toe ook eens even laten. Het is Christus' kerk. Hij
heeft gezegd dat het Koninkrijk nabij is. Daar kunnen wij niets aan doen. Dat
mogen we ontvangen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten