Vijftig jaar geleden werd onze gemeente gesticht. Vijftig jaar geleden hakten mensen de knoop door dat ze samen een geloofsgemeenschap wilden beginnen. Was dat vanzelfsprekend? Om meerdere redenen niet. Allereerst waren er al allerlei kerken. Om te beginnen de kerk waar Waalwijkse gereformeerden toe behoorden, de Gereformeerde kerk van Sprang. Maar daarnaast was er ook nog de Hervormde gemeente Waalwijk-Centrum, waar de eerste proefvieringen gehouden werden, zo valt te lezen in het jubileumboekje. Dus men had kunnen blijven of gaan kerken met anderen. En het was bovendien ook een tijd waarin de ontkerkelijking duidelijk aan het licht begon te komen. En toch, het kon de mensen van toen er niet van weerhouden om een nieuwe geloofsgemeenschap te stichten, die eerst in het Willem van Oranje College kerkte, en later in dit gebouw, dat met veel handen en offers van gemeenteleden tot stand is gekomen.
Vijftig jaar geleden werd deze gemeente gesticht omdat de gelovigen ervoeren dat ze iets gemeenschappelijks hadden. Dat ze hun geloofsbeleving, en daarbij hun kerkelijke achtergrond, en ongetwijfeld nog veel meer persoonlijks, zoals het wonen in Waalwijk, met elkaar deelden, en dat delen ook in de praktijk wilden brengen. Het zal iets zijn geweest wat een nieuwe ambtsdrager onlangs zei in voorbereiding op de bevestiging: “Je ervaart buiten de kerk dat geloven iets bijzonders is. En dan is het fijn als jouw manier van in het leven staan ergens vertrouwd is en je dat met mensen kunt delen.” Want, geloven doe je samen. Maar hoezeer het dan vertrouwd mag zijn en thuis voelen in een gemeente, het blijft iets bijzonders om te geloven. En dat we vandaag ons vijftigjarig jubileum met elkaar mogen vieren is dan ook iets bijzonders. En die bijzonderheid, die onvanzelfsprekendheid, zit niet alleen in allerlei praktische zaken en in het tijdsgewricht, en ook niet alleen in het feit dat hoewel we een gemeenschap vormen, we het niet altijd met iedereen even goed kunnen vinden, maar vooral omdat vijftig jaar samen geloofsgemeenschap zijn iets is dat de optelsom van ons allemaal door de tijd heen overstijgt. Er gebeurt iets dat groter is dan onszelf als gelovigen samenkomen. Hoezeer we ook voor elkaar, of voor deze kerk kiezen, we zijn elkaar ook gegeven en in die zin bij elkaar gebracht. Omdat we geloven en dat ons samenbindt. Of, zoals de huidige predikant van de gemeente waaruit wij voortkomen, in zijn felicitatie aanhaalde uit gezang 308: “Tot ieder hart, dat Hem behoort, met Hem gemeenschap vindt. De dienst aan Hem is ’t gouden koord dat allen samen bindt.”
Op dit gouden moment staan we stil bij die bijzonderheid van de gemeenschap van gelovigen. En eerst worden we in Exodus herinnerd aan de bijzonderheid van Gods volk. Het bijzondere heet daar heilig. Wat of wie heilig is, is apart gezet. En het is God die bepaalt wat heilig is, niet wij. Het bijzondere van geloven is namelijk dat het niet van deze wereld is, dat we gegrepen worden door het verhaal van God en mensen, en dat we ons mee laten voeren in de beweging die dat op gang brengt. Dàt is het onvanzelfsprekende aan geloven. Het komt niet uit de wereld op, maar het komt van God. En in de wereld kunnen we in tal van bijzondere gebeurtenissen, plaatsen en mensen iets van God herkennen en noemen dat heilig. Omdat er iets van God te beleven is. God noemt zijn volk een koninkrijk van priesters. Dat betekent dat het mensen zijn die werk maken van de dienst aan God, die het gouden koord is dat ze samenbindt. Dat betekent dat ze zich scharen rondom het Woord van God. Dat ze daarnaar luisteren en daarnaar willen handelen. En het verhaal uit Exodus gaat daarover. Het verhaal gaat erover dat Israël leert hoe zij vorm kan geven aan een leven als gelovige in een gemeenschap van gelovigen.
Want hoe weet je hoe je kunt leven als gelovige? Stel dat je in die nieuwe situatie als 50 jaar geleden bij elkaar zit, en je voelt dat je iets bijzonders deelt, dat niet van deze wereld is, maar van God komt; waar haal je je inspiratie vandaan, of hoe weet je hoe je die gemeenschap kunt vormgeven, hoe weet je hoe je met elkaar moet omgaan, hoe kun je woorden geven aan je geloof, wat betekent het eigenlijk om te geloven, wie is God, wie is Jezus? Op veel plekken, zoals nu ook nog in bijvoorbeeld nieuwbouwwijken, begint kerk-zijn gewoon met een bijbel in het midden. Een boek dat niet van onszelf is, maar dat we gekregen, doorgegeven gekregen hebben. Dat een leidraad is om te geloven, omdat geloven niet uit onszelf komt, maar van God.
50 dagen na de Uittocht komt het volk in de Sinaïwoestijn terecht. En God is hier bezig om die beginnende gemeenschap op net zo’n manier zijn woorden mee te geven en te laten zien dat die meer zijn dan woorden van alledag, dat ze het alledaagse overstijgen. Woorden die anders zijn, heilig. En daarom de hele instructie dat het volk niet op de berg mag komen. Onder scherpe bewoordingen, ja, omdat het zo belangrijk is te laten zien dat het Gods woorden zijn, en niet die van mensen. Daarom mogen ze niet de berg op. Ze moeten niet denken dat het hun woorden zijn. Het zijn woorden van God, dus blijf er af.
Onze tekst wordt onderbroken op het moment dat God zijn Tien Geboden geeft. Het stukje dat dan nog volgt zit tussen de Tien Geboden en een lang stuk met voorschriften in. In ons stuk lezen we dat door alle donderslagen en lichtflitsen het volk zich op afstand houdt en tot Mozes zegt: vertel jij het ons maar. Hier wordt behalve de positie van Mozes ook de verhouding bepaald tussen God en de gelovigen. Vers 20 uit hoofdstuk 20 is daarbij het meest markant: ‘Wees niet bang, God is gekomen om u op de proef te stellen en u met ontzag voor hem te vervullen, zodat u niet meer zondigt.” Vreemd dat de zin begint met ‘wees niet bang’. Wat is de geruststelling dan als we op de proef worden gesteld? Bedoeld is dat we worden bemoedigd dat we woorden krijgen aangereikt die we niet zelf hoeven te kiezen en uit te onderhandelen, maar die glashelder zijn en van ons een keuze vragen. Wil je bij God horen, dan is de keuze heel helder, dat wil zeggen: aan de hand van Gods Woord zul je altijd voor keuzen worden gesteld, die je niet zou hebben als het van jezelf zou moeten komen. Maar juist omdat je door Gods Woord wordt stilgezet bij hoe het leven gaat, krijg je de kans je leven werkelijk te beteren en niet te blijven hangen in wat nu eenmaal gewoon is in de wereld. Zo legt God zijn Woord neer in de gemeenschap. En zo ligt de bijbel ook in ons midden. Niet als een huishoudelijk reglement dat wij bedacht hebben, maar als een bemoediging en aansporing ook werkelijk anders, bijzonder, te leven.
50 dagen na Pasen krijgen de volgelingen van Jezus een bijzondere ervaring. Zijn ervaren een kracht van buiten om woorden te vinden om ieder in ieders eigen taal het verhaal van Jezus te vertellen. Ze worden daartoe gedreven, het is niet van henzelf. Ze zijn geïnspireerd, begeesterd, ze staan in vuur en vlam. En als de mensen vragen wat ze moeten doen, klinkt welhaast de opdracht: maak iets bijzonders van je leven; stel het niet in het teken van het hier en nu in deze wereld, maar laat je inspireren door God, die je richting geeft aan je leven. Die je zonden vergeeft. Dat wil zeggen: die duidelijke keuzen aan je leven geeft. Die een uitweg biedt uit de onmacht van mensen om met elkaar te leven als schuld en tekort in de weg staat; die een uitweg biedt uit wat mensen scheidt en innerlijk verscheurt; die een uitweg biedt in waar je in blijft hangen en waar je zelf niet uitkomt, in keuzen in je leven, in karaktereigenschappen en andere eigenschappen waar je zelf moeilijk uit kunt komen; die de weg afsluit naar verval, die altijd zoekt naar de waardigheid van het leven; die je bijzonder maakt, enkel en alleen omdat je Gods kind bent. Wees niet bang. Het leven kent veel beproevingen, maar juist door samen als gedreven gemeenschap rondom Gods Woord samen te komen, kun je boven je eigen oplossingen en gevoelens uitstijgen, kan de gemeenschap boven zichzelf uitstijgen. Het vuur van die gedrevenheid zuivert ons en laat ons ook de weg zien die we niet moeten gaan. Zo wordt het leven bijzonder, geen sleur maar gedreven, vol Spirit!
Wat fantastisch is het dan om deel uit te maken van een geloofsgemeenschap. Zeker als die geloofsgemeenschap ook nog jong is. Handelingen eindigt dat de gemeente begint op het moment dat mensen het geloof hadden aanvaard, bijeen bleven en alles gemeenschappelijk hadden. Hoewel je daar ook heel letterlijk een gemeenschap van goederen en bezit uit kunt halen, betekent het toch vooral dat mensen die deel uitmaken van een gemeente het geloof dat van God komt aanvaarden, en dat ze rond het Woord van God samenkomen en daarin gemeenschap ervaren. Omdat het hen richting geeft en het warm van binnen voelt als je met het geloof bezig bent met elkaar, dat het je helpt om te leven.
Zo begonnen 50 jaar geleden gelovigen gedreven aan onze gemeenschap. En het is mooi nog steeds te merken dat er een pioniersmentaliteit is. Die zie je niet alleen in alle financiële acties en ook niet alleen in de grote hoeveelheid vrijwilligers die hun schouders onder deze gemeenschap zetten, ook vandaag weer, maar ook in wat in de samenwerking met andere gemeenten wel eens het ad-hoc karakter van ons gemeentewerk wordt genoemd. Als we ons gedreven voelen om iets te gaan doen, dan brengen we mensen bij elkaar en doen we het. Veel ontstaat door eigen initiatief en hoewel dat soms ook wat teveel van het goede is, is het altijd weer een blijk van de vitaliteit en de spirit van onze geloofsgemeenschap. Gedreven door de Geest en Gods Wet is deze gemeenschap geworden tot wat zij is: een gemeenschap van gedreven gelovigen, die de toekomst in kan gaan in het vertrouwen, dat zij in gezamenlijkheid met andere gemeenten die gedreven krachten kan bundelen en het leven bijzonder kan maken voor wie in God geloven, geschaard rondom de woorden van God die ons door Zijn Geest leiden naar het land van belofte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten