donderdag 24 juni 2010

1 Timoteüs: een actuele brief uit een gespannen tijd

Deze weken klinken in diverse kerkdiensten en kindernevendiensten stukken uit de eerste brief aan Timoteüs. Hieronder een inleiding:

Achtergrond

De eerste brief aan Timoteüs is geschreven door de apostel Paulus. De brief behoort samen met 2 Timoteüs en Titus tot de pastorale brieven. Dit zijn brieven aan pastores van de gemeenten die Paulus met hun hulp heeft gesticht, in Efeze (Timoteüs) en op Kreta (Titus). Zij zijn zijn leerlingen (‘mijn waarachtig kind in het geloof’ (1:2)), zijn opvolgers. Paulus zal kort na het schrijven van de brieven in Rome de marteldood sterven tijdens de vervolgingen door keizer Nero (67 na Chr.). Het gaat Paulus in de brieven om de herderlijke zorg in de gemeenten. Hiervoor geeft hij aanwijzingen.

Het is lastig om precies aan te geven wat de relevantie is van de brieven in het Nieuwe Testament, omdat ze overduidelijk een doelgroep hebben, een bepaalde gemeente, en dat zijn wij niet. Toch hebben de brieven een overstijgende betekenis, omdat ze lijnen hebben uitgezet voor de theologie en de opbouw van de eerste gemeenten. Die kunnen ons nog steeds inspireren. Het zijn die lijnen die belangrijk zijn, en niet zozeer de meer tijdgebonden ingrediënten als de positie van de vrouw (2:8 e.v.).

We lezen dat Paulus zich richt op de dwaalleraars, die blijkbaar een afwijkende leer onderwijzen (1:3). Maar om die leer te begrijpen moeten we eerst kijken in welk tijdsgewricht het zich afspeelt.

Tijd

We zitten in de zestiger jaren van de eerste eeuw. In deze tijd zijn de leiders van het eerste uur (Jakobus, de broer van Jezus, Petrus e.a.) weggevallen. Als de afstand tot de tijd dat de Heer zelf op aarde was groter wordt (ook omdat de eerste getuigen er niet meer zijn), worden de antwoorden op de gerezen vragen en problemen ook moeilijker. Het enthousiasme over de snelle wederkomst wordt minder en daardoor de invloed van de vijandige houding van de omgeving meer. Mede door de vervolgingen, en het wegvallen van de leiders, verdwijnt langzamerhand de centrale leiding van de kerk en de ervaring van eenheid van alle christenen. Men wordt in de concrete nood op zichzelf en op de eigen groep aangewezen. Dit alles lijkt direct te maken te hebben met de dwaalleer die Paulus in Efeze ziet ontstaan.

Leer

Helemaal duidelijk wordt het ons niet wat nu precies die dwaalleer is, omdat er nauwelijks uitleg is in de brieven. Wel maken we eruit op dat de dwaalleer een vroege vorm is van een latere veroordeelde leer, waar we meer van weten, de gnostiek. Gnosis betekent kennis. En in de tegenstelling in de brief tussen Paulus’ leer en de dwaalleer gaat het om geloof tegenover kennis.

De dwaalleer gaat ervan uit dat je door te teksten heen tot een diepere of hogere kennis kunt komen. Vergelijk het met de manier waarop in de Da Vinci Code geheime boodschappen zouden zijn verstopt in het schilderij van het Laatste Avondmaal. Het verkrijgen van die geheime kennis zorgt ervoor dat je je los kan maken van het aardse, het materiële, zodat je weer verenigd wordt met het goddelijke. Volgens de christelijke gnostiek is de wereld namelijk opgebouwd uit twee delen: ziel en lichaam, en zijn die op aarde met elkaar verenigd, maar passen ze eigenlijk niet bij elkaar. Het leven moet er dan ook op gericht zijn dat je de hogere kennis vergaart, zodat je verlost wordt. God is dan niet degene die jij dient, maar die jou dient om tot die verlossing te komen. Het is dus een soort zelfverlossing. Daarom staat die haaks op de leer die Paulus verkondigt. Immers, een mens leeft van genade alleen. We verlossen onszelf niet, maar worden verlost door het sterven en opstaan van Christus. En bovendien is de wereld niet in tweeën gedeeld, maar zijn ziel en lichaam één. Het materiële is niet slecht. Je hoeft je er niet aan te onthouden (let in dit verband op de frappante zinsnede dat aan een ‘opziener’ en een ‘diaken’ allerlei strenge eisen gesteld worden, maar als het over drinken gaat staat er veel losser dat hij niet teveel of overmatig veel wijn mag drinken…).
Let ook eens op hoe hij een vroegchristelijk lied citeert: ‘Hij [Jezus] is geopenbaard in een sterfelijk lichaam’ enz. (3:16). Paulus noemt dat nota bene een mysterie!

Dit is dus het kader waarin Paulus zegt: 4: 1 Maar de Geest zegt nadrukkelijk dat in de eindtijd sommigen het geloof zullen verlaten, doordat ze luisteren naar dwaalgeesten en naar wat demonen hun leren. 2 Ze worden hiertoe aangezet door huichelachtige leugenaars, die hun eigen geweten hebben dichtgeschroeid, 3 die het huwelijk verbieden en hen dwingen tot onthouding van voedsel dat God geschapen heeft om door de gelovigen, die de waarheid kennen, onder dankzegging te worden gegeten. 4 Alles wat God geschapen heeft is goed. Niets hoeft te worden verworpen als het onder dank wordt aangenomen, 5 want het is geheiligd door het woord van God en door het gebed.
Paulus heeft, hoe streng hij ook mag klinken in zijn leer, juist oog voor het alledaagse en materiële leven. En het is daarom dat hij jonge weduwen niet de mogelijkheid wil onthouden om het hertrouwen en kinderen te krijgen (hoofdstuk 5).

Effect van de dwaalleer

Welk effect heeft deze dwaalleer concreet? Het effect van deze dwaalleraars die naar zelfverlossing zoeken en naar afstand van het aardse, is dat de gemeente zich afsluit. Wellicht gaat dat hand in hand met de positie in de samenleving, waarin men steeds meer in de verdrukking komt, dat acht ik niet onmogelijk. De gemeente wordt door de dwaalleer een soort mystiek genootschap waarin ingewijden in de diepere geheimen worden ingewijd, waar gewone stervelingen niet bij kunnen. Paulus’ nadruk op de vervolgingen en de openheid waarmee hij ze tegemoet wil gaan, is dan ook vooral dat het geloof in het alledaagse leven moet worden geleefd. Dat de wet om het leven van alledag gaat. Dat je je niet moet afzonderen, noch materiële zaken moet afwijzen, maar rechtschapen moet leven. Want de wereld is goed geschapen!

Wat zou pastor Tim in onze tijd tegenkomen?

Voor ons leven in de 21e eeuw vraag ik me af, of Paulus zich niet zou richten op alle zelfhulpboeken, in een tijd waarin spiritualiteit privé wordt geacht te zijn en het geen direct effect mag hebben op het leven van alledag. En de omgevingsfactoren zoals die in Paulus’ tijd waren tijdens de vervolgingen, kunnen we die naar nu vertalen door te zeggen dat veel mensen in hun spirituele zoektocht een kloof ervaren tussen het jachtige en machtige bestaan en hun verlangen?
Of het nu de Da Vinci Code (als fictie bedoeld, maar niet door iedereen zo begrepen) of The Secret of een of ander spiritueel zelfhulpboek is, uiteindelijk moeten we het niet hebben van het geheim om gelukkig te worden, maar van de genade alleen. Dan hoeven we ons in onze spiritualiteit niet af te zonderen, maar kunnen we volop in het leven zoeken naar hoe we ons leven moeten leven. Daar hebben we Gods wet voor. ‘Het nut van een vroom leven is grenzeloos, omdat het een belofte inhoudt voor dit leven (!) en het leven dat komen zal.’ (4:8)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten