Voor de lezing Lucas 14: 25-33 klik hier
Vandaag is het de laatste dag van de officiële zomervakantie. Voor sommige ouders is dat een opluchting… Maar voor anderen is het toch best weer lastig om de draad na een vakantie weer op te pakken. Waar zit hem dat toch in? Het normale leven is toch vaak zo slecht nog niet? Maar toch heeft niet iedereen zin in dat normale patroon. Hoe komt dat toch? Natuurlijk is een vakantie vrijer; je kunt meer je eigen tijd indelen en bezigheden bepalen en je hebt even wat minder verantwoordelijkheden. Je bent even los van het alledaagse. Maar kennelijk hebben veel mensen weer terug in dat alledaagse het gevoel dat ze weer in een soort korset of maatpak moeten rondlopen dat hen eigenlijk niet meer zo lekker zit, of dan toch in ieder geval even wennen is. Het is helemaal niet zo makkelijk om vanuit dat vakantiegevoel weer aan de slag te gaan en met de normale dingen van alledag bezig te gaan. Kennelijk wrikt er iets bij sommigen. En dat moet je denk ik niet simpel af doen met een tegenstelling tussen vrije tijd en werktijd. Misschien zit hem dat ook wel in goede voornemens die je al dan niet expliciet maakt in de vakantie. In ieder geval: dat je bepaalde dingen, bijvoorbeeld je gezinsleven, of de natuur, of bepaalde hobby’s, of je geloof, veel meer bent gaan waarderen en daar ook tijd en ruimte voor wilt maken als je weer aan de slag gaat. Misschien zelfs een gevoel van het helemaal anders te willen gaan doen. Vakantie kan je bepalen bij wat je werkelijk belangrijk vindt, of waar je je goed of gelukkig door voelt. En sommigen proberen dat gevoel expliciet te verwoorden in voornemens om na de vakantie meer dit of minder dat te gaan doen. Maar de realiteit is soms zo hard dat na een paar dagen werken je dat vakantiegevoel al bijna kwijt kunt zijn.
Ook Deuteronomium en Lucas stellen ons vandaag voor een keuze. Die keuzen lijken heel hard. Deuteronomium vraagt ons te kiezen tussen leven en dood, zegen en vloek. Jezus lijkt ons te vragen hem te volgen en te breken met onze vaders en moeders en echtgenoten, kinderen, broers en zussen. Vandaag, wanneer we de hele familie Den Ouden mogen ontvangen is dat zo op het eerste gezicht een confronterende tekst. Bedoelt Jezus hier werkelijk dat we onze familie moeten verlaten en alles moeten overhebben voor ons geloof? Het klinkt haast fundamentalistisch. Kijk dan eens even mee naar de voorgaande teksten in Lucas. Om mee te kunnen kijken liggen er voortaan achterin de kerk bijbels. Maar u kunt natuurlijk ook zelf uw eigen bijbel meenemen. Jezus is op weg naar Jeruzalem, lezen we vanaf Lucas 13: 22; de preektekst van twee weken geleden. Sindsdien gaat het over gastvrijheid; wat onze plaats is ten opzichte van de gastheer, Jezus, en wat onze plaats is ten opzichte van anderen, ook als wijzelf gastheer zijn. De maaltijd is daarbij een terugkerend thema; en ook een gelijkenis met de gemeenschap met God. In de verhalen over de maaltijd wordt ook iets verteld over onze gemeenschap met God. Vanaf 13:22 ging het erover dat het er in die gemeenschap met God niet zozeer om gaat dat je zo dicht mogelijk bij het vuur zit, maar dat je ook werkelijk wat met dat vuur in je leven doet. Dat het er niet om gaat dat je altijd dicht in de buurt van Jezus en de kerk blijft, vaak naar de kerk gaat en veel voor de kerk doet, maar dat je ook in je hart bij het geloof bent, je verbonden voelt met Jezus. Vorige week lazen we in hoofdstuk 14 over de plek die je toekomt op een feest en over wie je zou uitnodigen op een feest. En daar zei Jezus ook: nodig eens andere mensen uit dan die het dichtst bij je staan, je familie en je vrienden. Daarmee bedoelde hij niet dat je je van hen moet distantiëren, maar dat het niet gaat om je verwantschap met mensen, maar om je verbondenheid met mensen. Dat is helemaal in de lijn van het verhaal in hoofdstuk 13. Het gaat er niet om dat je waarde ontleent aan het feit dat je nu eenmaal aan mensen verwant bent, of door een instituut bij elkaar bent gebracht, maar dat er een hartsverbondenheid is met anderen, en dat je je van daaruit op die ander richt. En zo bedoelt Jezus in het verhaal van vandaag ook de passage waarin hij oproept je familie te verlaten. Dat gaat niet tegen het gebod in dat je je ouders moet eren, en je grootouders niet te vergeten. Het gaat er daar om dat je ze niet voor lief neemt. En voor lief nemen betekent dat je ze wel als zinvol voor jezelf beschouwt, maar dat je niet meer alles doet om hen lief te hebben. Want net als bij het gast zijn en bij het gastheer zijn gaat het niet om jou, maar om die ander. Omdat je het fijn vindt bij de gastheer gast te zijn om de gastheer, dat je het fijn vindt dat anderen gast bij jou zijn omwille van die gasten, zo vertellen de vorige verhalen. En in het verhaal van vandaag: dat je niet je veiligheid zoekt bij de mensen dichtbij, waardoor alles om jou draait, maar dat je er voor hen wilt zijn. Dat jij je eigen kruis opneemt, en die niet door je familie laat dragen. Dat je ze niet voor lief neemt omdat zij jouw basis zijn, maar dat jij hun basis wilt zijn. Dat jij laat zien dat je de mensen om je heen waardevol vindt.
En Jezus stelt zijn gelovigen voor die keuze, net zoals Deuteronomium uitdaagt te kiezen voor het leven: Kies voor het leven, zegt hij, voor uw eigen toekomst en die van uw nakomelingen. Hé, ze zijn dus wel belangrijk. Jazeker, maar het is aan jou om dat ook na te leven en te laten zien. En breder nog: om na te leven wat je belangrijk, wat je waardevol vindt. Maar hoe doe je dat? Juist dit moment na de vakantie is zo’n moment dat je voelt dat wat je herontdekt in de vakantie als waardevol, zo moeilijk weer in praktijk te brengen is als alles weer zijn gewone gang krijgt. In het verhaal hiervoor in Lucas 14 zien we zoiets begrijpelijks gebeuren. Iemand wil een feestmaal houden, en nodigt mensen daarvoor uit. Maar de één heeft een akker gekocht, een ander heeft ossen gekocht, en weer een ander is net getrouwd. En vult u zelf maar aan. Wat staat jou in de weg om je hart te volgen? Wat nemen we niet op ons aan verplichtingen, wat zijn we niet druk met van alles en nog wat, en allemaal even begrijpelijk, en wat kan het dan pijn doen als je dan niet toekomt aan wat en wie je het meest lief zijn. Want je voelt dat alle drukte en redenen eigenlijk geen excuses zijn. En als Jezus dan zegt dat de gastheer van het feest dan maar andere mensen uitnodigt, dan klinkt dat hard, maar evenzeer begrijpelijk. En meer nog dan een oordeel is het een aansporing om erover na te denken: wat missen we al niet door al onze drukte? En het meest van alles: wat gaan we voorbij aan de ander, naast ons en boven ons?
Boven ons is God; Hij schonk ons ons geloof. En voor velen bloeit ook dat geloof weer op in de vakantie; verlangen om daar meer mee te doen, omdat dat toch heel waardevol is. Maar Jezus waarschuwt: begin niet aan de bouw van een toren als je hem niet kunt afmaken. Trek niet met halve voorbereidingen ten strijde. Maak ernst van wat je waardevol vindt in je leven, en wat je misschien herontdekt in je vakantie. Doe het, en helemaal, of doe het niet. Wees zuinig op je geloof, al is het nog zo klein. Maar laat het dan klein zijn. Blaas het niet op. Neem je niets voor dat je niet kunt volbrengen. Het heeft geen zin tot driekwart te komen en te zeggen: ik heb het toch aardig volgehouden? Nee, als je het waardevol vindt, ga ervoor, helemaal. Zo ver als je zelf denkt te kunnen, maar volbreng dat.
Dat bracht me op het volgende: van de week hoorde ik een discussie op de radio vanwege de formatieperikelen, een discussie die op Twitter eerst #dedeur heette en later #debrief. En in die discussie werd gezegd dat we veel praten over dat iedereen rechten en plichten heeft. Maar dat we eigenlijk alleen stilstaan bij ieders rechten, en niet bij ieders plichten. Dat er wel een universele verklaring is van de rechten van de mensen, maar niet van de plichten van de mens. We praten daar niet gauw over in onze vrije samenleving. Maar iets waardevols, en zelfs of zeker de liefde en het geloof, houdt naast rechten ook plichten in. Onze voornemens verplichten ons ook ergens toe. Als wij ons aan ons geloof committeren, verplicht dat ons ook ergens toe. Rechten gaan niet zonder plichten. Het recht om aan tafel te gaan, betekent ook de plicht de ander te dienen. Het recht om in de kerk te mogen zitten, betekent ook serieus nemen wat daar gebeurt, en wat jouw bijdrage daaraan kan zijn, hoe klein ook.
Met plicht bedoel ik geen dwang, begrijp me goed. Denk dus niet dat Jezus of de bijbel je ergens toe dwingt. Je bent zelf degene die bepaalt wat jij waardevol vindt. Dat is je recht. Maar je plicht is er dan ook vol voor te gaan, zo vol als jij kunt. Is dat weinig, akkoord. Maar beloof jezelf en God en de ander dan niet meer. Maar vind je het belangrijk, maak het dan ook af. Op jouw manier. En niet voor jezelf, maar voor God en voor elkaar.
Maar… we zijn niet voor niets begonnen met de constatering dat het zo moeilijk is om vanuit wat als je waardevol herontdekt in je vakantie ook werkelijk mee te nemen in het dagelijks leven. Denk er dan eens over na hoe dat niet iets extra’s is dat je ook nog moet, maar iets is dat je meeneemt door alles heen. Bezie eens wat je doet, door de bril van wat je waardevol vindt, en niet andersom. Dan kunnen prioriteiten verschuiven, worden vanzelfsprekendheden minder vanzelfsprekend, en kun je wellicht werkelijk je leven vernieuwen. Moet je dat alleen doen? Welnee, daar is de samenkomst van mensen op tal van plaatsen in gezinnen, kerken, scholen, kringen en noem maar op voor, om elkaar te inspireren en te ondersteunen. En dat alles in naam van Jezus, die gezegd heeft: ‘Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven. Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten