Te beluisteren via Kerkomroep
Op Witte
Donderdag hangt er iets dreigends in de lucht. Heel concreet zelfs. Nog voordat
Jezus en de leerlingen aanliggen aan het Pesachmaal, kondigt Jezus aan dat een
van hen Hem zal overleveren. De maaltijd staat in het teken van het
onherroepelijke en onvermijdelijke einde van het leven van Jezus hier op aarde.
En nu is het niet zo dat iedereen dat kan meemaken. De leerlingen zitten er
voor ongeloof naar te luisteren, en zien hoe Judas uiteindelijk verdwijnt om te
doen wat hij moet doen. Bij de voetwassing is het Petrus die vol ongeloof het gebaar
van zijn Meester aanziet, en hij kan het niet aanzien. ‘O nee, mijn voeten zult
u niet wassen, nooit!’ En als Jezus daarop antwoord: ‘Als ik ze niet mag
wassen, kun je niet bij mij horen – kun je mijn deelgenoot niet zijn’ dan zegt
Petrus: ‘Heer, dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd
– alles.’ Wat Jezus probeert is om zijn leerlingen, om ons deelgenoot te maken
van wat er gaat gebeuren. Van wat er is gebeurd. En wij zien het vol ongeloof
aan. Want delen lijkt alleen maar verlies te zijn. Dan wordt wat je hebt
minder. Bovendien: als je het aanvaardt, het teken van brood en wijn, en van de
voetwassing, dan schept dat verplichtingen. Dan zit je er midden in. Moet je
zelf ook gaan delen, moet je jezelf delen. En willen we dat? En meer nog:
kunnen we dat? Petrus faalt, als hij drie keer zegt dat hij Jezus niet kent. En
wij met hem.
We hebben even
vluchtig een inkijkje in het verhaal van David. Die koning met messiaanse
trekken, van wie Jezus afstamt. Door de Veertigdagentijd zijn we op zoek
geweest naar de familietrekken tussen David en Jezus, om zo meer zicht te
krijgen op wie Jezus is. Vandaag lezen we kort uit het verhaal op het moment
dat David Jeruzalem heeft verlaten, op de vlucht voor zijn zoon Absalom die hem
naar de kroon steekt. Op de vlucht is hij. In tegenstelling tot Jezus gaat hij
niet Jeruzalem in maar juist uit, en lijkt hij zijn lijden te ontvluchten. Maar
dat is maar schijn. Het echte lijden zit in de vlucht, niet in het blijven in
Jeruzalem. David heeft iets te behouden in het lijden, hoe gek dat ook klinkt.
David heeft de lijn naar Jezus te verliezen als hij zich overgeeft aan Absalom.
Absalom is niet degene die hem moet opvolgen, maar Salomo. En zo loopt de lijn
in de toekomst door naar Jezus. Natuurlijk weet David niet van Jezus, maar hij
weet wel waar zijn koningschap voor bedoeld is. Om door God generaties lang
gevestigd te zijn, om hoop te geven aan de wereld en Zijn koninkrijk te
stichten. Dus: als David zich had overgegeven aan Absalom, dan had hij daarmee God
verloochend.
Dus Davids
vlucht heeft iets Messiaans. En zijn lijden is messiaans lijden. En dan klinkt
het toch wel mooi dat midden in de woestijn een dienaar – dat klinkt nog mooier
dan een knecht – naar David toekomt met een span ezels bepakt met voedsel en
drinken. Maar pas op. Wie is die Siba? Identificeer je eens even? Siba is de
knecht van Mefiboset, de aan beide voeten verlamde zoon van Jonathan, de zoon
van Saul. Mefiboset is de enige overlevende uit de strijd tussen David en Saul.
Vanwege het verbond van David met zijn vader Jonathan, zijn vriend en zoon van
Saul, blijft Mefiboset in leven en wordt Siba zijn verzorger. En het is deze
Siba die naar David komt met een span ezels en voedsel en drinken.
Maar pas op.
Zijn missie is bedrieglijk. Als de koning vraagt: ‘Wat hebt u daar?’ zegt
Mefiboset: ‘De ezels zijn voor de Koninklijke familie’. Dat is mooi, en het
doet ook denken aan het messiaanse karakter van Davids koningschap. Geen grote
koningen, strijdvaardig op paarden, maar op ezels. Zoals Jezus Jeruzalem
binnenkwam op een ezel. Maar: waarom zegt Siba niet gewoon: ‘Deze ezels zijn
voor u en uw familie.’ Welke Koninklijke familie bedoelt hij. Is hij in
gedachten overgelopen? Even later zal hij dat beweren van zijn meester
Mefiboset – dat deze weer Sauls dynastie nieuw leven in zou willen blazen.
Ongelofelijk en het is ook niet waar. Siba blijkt een bedrieger. Maar door zijn
bedrog laat hij wel Davids messiaanse karakter zien. Luister maar verder: ‘het
brood en de vruchten zijn voor de soldaten’. Mooi en zeer welkom. Maar de
vruchten, zomerfruit is het, zal door de Judeeërs worden ingezameld aan de
vooravond van de ballingschap. En ‘wijn om te drinken voor wie uitgeput raakt
in de woestijn’? Klinkt mooi, maar zou je niet liever water willen? En doet de
wijn tegelijkertijd niet denken aan de zure wijn die Jezus te drinken krijgt?
Siba ontpopt
zich als iemand die wil heersen. Als iemand die hier David probeert te dienen
om er zelf beter van te worden. Om inderdaad alle bezittingen van Mefiboset
toegewezen te krijgen als beloning voor wat bedrog blijkt te zijn geweest.
Maar wat is
werkelijk dienen? Werkelijk dienen is delen. Iets van jezelf prijsgeven om het
te laten vermenigvuldigen. Zoals Jezus het brood brak. Niet alleen tijdens het
Laatste Avondmaal, maar ook tijdens de wonderbare broodvermenigvuldiging. Jezus
deelt zichzelf tijdens het Laatste Avondmaal. In de hoop dat wij het beamen en
verder delen. ‘Doe dit om Mij te gedenken’. Niet voor niets collecteren we als
we aan het Avondmaal gaan. Om zelf weer verder te delen in de wereld. Als Jezus
de voeten van zijn leerlingen wast, dient Hij en deelt Hij. Hij zegt dat Petrus
zo deelgenoot aan Hem kan worden. De ander dienen is delen. Daar is Petrus maar
al te bang voor. En dus wil hij meer hebben. Zo onzeker is hij.
Waar halen we
het vertrouwen vandaan als we delen? Ik vond het in psalm 23. De Heer is mijn
herder, staat er. En dan: ‘Ik kom niets tekort’. Maar dat klinkt me zo nog
teveel ‘wie goed doet goed ontmoet’ of ‘als je maar vraagt kom je niet tekort’.
Nee, een andere vertaler schreef: ‘ik kom niet tekort’. Zonder de s. Een
wezenlijk verschil. Komen we nietS tekort? Allicht komen we iets tekort. En
niet alleen omdat we graag iets zouden willen hebben. Ook omdat we dingen
verlangen, maar ook vrezen. Omdat we houvast zoeken. Tekort gedaan worden.
Misschien wel niet lijken te mogen bestaan. En dan: De Heer is mijn herder. Ik
kom niet tekort. Het gaat er niet om dat je niets tekort komt. Het gaat erom
dat we bij Jezus, dat we bij God, dat krijgen wat we nodig hebben.
Wees niet bang
dat je te weinig hebt, of zelfs niet dat je tekort bent gekomen, om Jezus te
volgen. En om iets te delen te hebben in de wereld. De Heer is onze herder, wij
komen niet tekort. Het draait niet om ons, maar om Hem. En dan komen wij niet
tekort. Maar zal er gedeeld worden, in overvloed, om Hem te gedenken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten