zondag 10 juli 2016

Waarom zouden we iets voor Jezus over hebben? Preek 12-06-16

Tekst: Lucas 7: 36 - 8: 3

Gisteren mocht ik mijn specialisatieopleiding tot missionair predikant afronden. En voor de duidelijkheid: het gaat dan niet om de missie en de zending naar verre oorden, maar om de missie hier in Nederland. Nederland is ook zendingsgebied geworden. Er zijn heel veel mensen die nog nooit over Jezus gehoord hebben, laat staan een kerk van binnen hebben gezien. We zijn geen land meer van een meerderheid van kerkgangers en kerkverlaters. De kerk is een minderheid. Voordeel daarvan is dat het ons niet kan laten rusten op onze lauweren, maar dat we ons steeds moeten realiseren waarom we bestaan en waaruit. De kerk is niet vanzelfsprekend.

In veel nieuwe missionaire initiatieven in kerken, buurthuizen, scholen, café’s en in de natuur zie je een nieuwe spirit, of eigenlijk de oude Spirit op een nieuwe manier aan het werk. Geweldig wat een enthousiasme van deze pioniers. Ze trekken erop uit en zetten opnieuw palen uit, maken zich het gebied en de mensen eigen en gaan op zoek. In de stad, in het dorp, op internet, op school, in het café en in de natuur. En ze hebben er veel voor over. Tijd, energie en middelen. Ze zijn er enthousiast voor.

Enthousiasme
Dat enthousiasme betekent letterlijk in God zijn. En-thou-siasme. In God zijn. En dat enthousiasme werkt aanstekelijk. Wat kunnen wij daarvan meepikken voor onze eigen gemeente? Waarom doen wij wat we doen en waarom willen wij daarmee door? Wat hebben wij ervoor over?

De pioniersgeest zit er bij Jezus en zijn volgelingen ook goed in. De contouren van de eerste gemeente zien we in het begin van hoofdstuk 8: Kort daarop begon Jezus rond te trekken van stad tot stad en van dorp tot dorp om het goede nieuws over het koninkrijk van God te verkondigen. De twaalf vergezelden hem, en ook enkele vrouwen die van boze geesten en ziekten genezen waren – en dan volgen de namen van Maria van Magdala, Johanna en Susanna – en nog tal van anderen, die uit hun eigen middelen voor hen zorgden.

Een bont gezelschap. Je kan niet anders zeggen. Niet de standaard gemeente. Nee, Jezus met de twaalf. Een heilig getal, maar we weten ook dat het gewone mensen waren die streden om wie het belangrijkste was, en waarvan er één Jezus zou verraden. Daarnaast een aantal vrouwen met eenzelfde verleden en heden en nog tal van anderen. Ongetwijfeld de Heer toegewijd, en in die zin een heilig gezelschap. Maar je voelt ook dat het tegelijkertijd inclusief de Twaalf een zooitje ongeregeld is. Saints and sinners, heiligen en zondaars tegelijkertijd. De gemeente zoals die is, ook nu.

En er staat dat ze er veel voor over hadden, voor die eerste gemeente. Er waren nog tal van anderen, die uit hun eigen middelen voor hen zorgden. Er is een grote bereidheid om te geven voor de gemeente van Christus, zoals dat vandaag ook nog zo is. Maar waarom?

Waarom geven we?
Waarom geven we? Uit onze eigen middelen, van onze eigen tijd? En als je dat niet doet of wilt, waarom zou je dat doen? Het verhaal van vandaag laat zien dat deze eerste volgelingen dat doen uit dankbaarheid. Ze willen liefde betonen. Maar waarom?
De vrouw die bij Jezus’ samenzijn met de Farizeeër binnenvalt tart Jezus’ gastheer. Hij kent haar verleden, be- en veroordeelt haar daarop. Maar ziet tegelijkertijd hoe intiem ze met Jezus is. Veel intiemer dan hij. Misschien maakt hem dat ook wel jaloers. Aan de andere kant: waarom zou hij? Wat heeft hij te winnen?

En Jezus houdt hem een gelijkenis voor: stel dat twee schuldenaars hun schuld kwijtgescholden krijgen, de één een grote, de andere een kleine, wie is de schuldeiser dan het meest dankbaar? Helder. Degene die er het meeste bij wint. Precies. En dan die vrouw, die niet met water, maar zelfs met tranen Jezus’ voeten wast. Die hem niet begroet met een kus op het hoofd, maar zijn voeten kust. Die niet zijn hoofd inwrijft met olie, maar zijn voeten met geurige olie. En dan zegt Jezus iets raadselachtigs, wat er op neerkomt dat zij Jezus zoveel liefde betoont, omdat ze beseft hoeveel vergeving ze krijgt. En dat iemand die weinig vergeving nodig heeft, weinig liefde betoont.

Wie betoont de meeste liefde?
Je ziet de farizeeër zijn wenkbrauwen fronzen. Want hij voelt zich eerder bij meer dan bij minder staan. Hij voelt zich meer dan de vrouw, terwijl Jezus eigenlijk zegt dat hij hem minder liefde betoont dan de vrouw. Hij voelt dat hij het toch eigenlijk allemaal erg goed doet. En het gekke is dat Jezus dat niet zal ontkennen, maar er wel bij zal zeggen dat dat dan ook minder oplevert. Kijk niet naar de beste mensen, maar naar degenen die veel erover over hebben om bij Jezus te mogen horen. Zij maken nog meer het verschil.

Dankbaarheid is hun drijfveer
Hun liefde voor Jezus komt voort uit dankbaarheid. Want ze voelen dat Jezus met hen verder wil, ondanks dat ze er af en toe een potje van maken. In al het gepruts is er altijd weer de dankbaarheid dat ze voor Jezus mogen bestaan, dat ze er mogen zijn, telkens weer opnieuw. Dat heet vergeving. En die hebben we allemaal nodig, in meer of mindere mate, of we dat nu willen weten of niet. En dat is niet erg. Want we mogen bestaan voor God.

Kun je je voorstellen dat mensen dan dankbaarheid voelen opkomen? Wauw, we mogen bestaan voor God. Ondanks alles en dankzij Jezus. Kun je je voorstellen dat dat ook iets in mensen oproept? Dat ze iets voor Jezus en zijn beweging willen gaan doen? De liefde is een antwoord op hun dankbaarheid.

Geloof als basis voor dankbaarheid
En Jezus zegt er nog iets cruciaals achteraan bij de vrouw: ‘Uw geloof heeft u gered; ga in vrede.’ Wat is dat geloof? Een hoog ideaal? En 10 voor het godsdienstexamen A en B? Nee. Dat geloof is je realiseren dat wij het niet goed kunnen maken, maar God wel. Dat het weer goed kan zijn, hebben we echt gekregen, gratis. We hoeven daar niets voor terug te doen, maar je voelt dat het wel iets in je oproept. Als dat toch zo is, dat God het goed maakt, dan wil je daar toch iets voor teruggeven. Danken en geven. Het hoort bij elkaar.

Altijd Thanksgiving in de kerk
Eigenlijk is het in de kerk een voordurend Thanksgiving. Danken en geven. En dat is de basis van alles wat we doen in de kerk. Dat we dankbaar mogen zijn, en van daaruit willen geven. Iets voor die beweging over willen hebben. Niet omdat we tijd of geld over hebben, maar omdat we iets van onszelf willen teruggeven.

Als je die dankbaarheid niet voelt, dan geef je jezelf leeg. En dan moet je je afvragen waarom je dan eigenlijk nog geeft. De dankbaarheid voedt. En brengt nog meer teweeg dan je uit jezelf bij elkaar zou sprokkelen aan tijd en geld.

Dankbaarheid in de huiskamerbijeenkomsten
Als je de komende tijd, misschien ook in de huiskamergesprekken, nadenkt over wat jij kunt betekenen voor de gemeente, denk dan eens niet eerst aan je overvolle agenda, want die is er, dat weten we. Die willen we niet overbelasten. Denk eens niet eerst aan je leeftijd, want die is er, dat weten we. Dat ontkennen we niet. Denk eens niet eerst aan te weinig talent, want dat talent is er wel, dat weten we. En we vragen niet wat je niet kan. Denk eens aan waar je dankbaar voor bent. In geloof. Waar ben je vanuit je geloof God dankbaar voor? Wat maakt hij goed, of wat draagt hij met je mee, dat je niet zelf kan? En wat roept dat in je op? Zou je er dan iets voor over hebben? Wat voedt die dankbaarheid? Wat zou je dan willen doen?

Nooit iets doen wat je niet kan
Het gaat niet om een motivatie vanuit de vraag ‘wat als de kerk niet meer zou kunnen blijven bestaan of open zou kunnen blijven?’ Dat is een negatieve vraag. En je voelt dat een motivatie die daaruit komt energie wegzuigt: vooruit dan maar weer. Zoveel mensen lopen op hun tenen. Maar dat vraagt Jezus niet. Denk nooit dat je iets moet doen dat je niet kan. Het gaat ook niet om de kerk in die zin. Die bestaat ook niet om zichzelf. De kerk bestaat zoals in het slot van ons verhaal. Uit mensen die uit dankbaarheid aan Jezus iets over hebben voor zijn beweging. Niets meer, maar ook niets minder.

Betekent die dankbaarheid dat we altijd iets moeten dóen? Dat zou te activistisch klinken. Jezus zegt tegen de vrouw: ‘Uw geloof heeft u gered; ga in vrede.’ Geloof is haar eerste antwoord op Jezus. Niet alles wat ze doet. Geloof is wat Jezus bij de vrouw ziet, en daar gaat het hem om.

Dat betekent dat als het om de toekomst van de gemeente gaat, vooral geloof belangrijk is. Geloof in Jezus, en dan zien wat dat in ons oproept. Dat is het. Niet meer en niet minder. En als je dan weinig mogelijkheden hebt, of je voelt dat je al genoeg gedaan hebt en niet meer kan, begin dan is met te bidden. Voor al die mensen de zich inzetten voor de gemeente. Maar vooral ook om de Geest. Dat de Geest blijft waaien en mensen aanvuurt. Laten we vooral blijven bidden. Het is immers niet onze kerk, maar Christus’ kerk. God dank.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten