woensdag 24 november 2010

Afscheid nemen bestaat niet - gedicht en meditatie bij de gedachteniszondag

Tekst: Lucas 20: 27-40 en Exodus 3: 1-15

Afscheid nemen bestaat niet.
Mensen gaan, maar verlaten ons niet.

Ik zal je weer zien,
zoals je voor me was,
een engel.

Ik mis je,
maar je bent er,
voor altijd.

Zo is ook Gods Naam
en zo zijn wij geschapen.
We leven,
en naar Zijn beeld,
voor altijd.

In Zijn huis zijn vele woningen.
Er is ook een plekje
voor jou
en voor mij.

Voor Hem zijn wij kinderen gebleven
met de toekomst nog voor de boeg.

Hoeveel wij ook hebben meegemaakt
hoeveel littekens wij ook hebben
hoezeer wij ook door schade en schande
wijs moesten worden
en het nog niet zijn;
het leven begint pas.

Toch lijken wij te verliezen:
de ander, onszelf, het leven.

Maar voor God blijven we leven,
en blijf jij leven,
ook voor mij.

Kinderen trouwen niet.
Hun Vader is hen trouw
en dat is hen genoeg.

Wij sterven niet,
ook al lijken we te verliezen.
De mooiste verliezers
dat zijn wij

Je zult me zien
Ik zal er zijn



Gemeente van onze Heer Jezus Christus,


Over een week is het de eerste Adventszondag.
Nog een week, en dan vieren we in de kerken weer de verwachting van nieuw leven.

Vandaag staan we stil bij het verlies in het leven.
Ik zeg bewust niet: verlies van het leven.
De bijbel vertelt vandaag juist dat in God het leven voortduurt.
Zoals Hij is, zo heeft Hij het leven geschapen.
Ik zal er zijn, is zijn Naam.
Hij is een God van levenden, zegt Jezus in herinnering aan de woorden van God bij de brandende braamstruik.

Daarom gedenken wij vandaag onze overledenen.
Het is geen herdenking, maar een gedachtenis.
Het verschil tussen een herdenking en een gedachtenis is,
dat de herinnering levend is en levend blijft,
een levend verleden.
Dat de betekenis van iemand blijft,
dat je verbondenheid met hem of haar niet ophoudt,
ook al gaat het leven door en krijgt het leven een nieuwe invulling,
ontstaan er nieuwe verbintenissen.
Maar dat gaat niet zonder wie je geworden bent
door wie je hebt verloren.

We gedenken mensen die we verloren zijn in het leven,
dierbaren die overleden,
dierbaren die we verloren zijn aan het leven.
Dat kunnen mensen zijn die je uit het zicht bent verloren,
of met wie geen contact meer mogelijk is
of met wie het contact een andere invulling heeft moeten krijgen.

De vraag die de Sadduceeën stellen aan Jezus,
neemt Jezus breder op dan alleen een strikt theologische vraag naar het al dan niet opstaan van de doden.
Jezus spreekt ons aan in ons verlangen dat de verbondenheid met wie we verloren in het leven niet ophoudt.
Dat we elkaar weer zullen zien.
Maar hoe dan?
Het leven gaat door voor wie achterblijft,
of nadat je iemand verloren bent aan het leven,
hoe pijnlijk en moeilijk dat ook is.
Wat blijft er dan over van die band met wie je verloor?
Die was er, die voel je, maar zal die er ook zijn?

Jezus wil met de opstanding van de doden zeggen dat God het verdriet van het verlies mee incasseert.
En dat Hij het daar niet bij laat.
Hij houdt het levend.
Het verlies is niet voor niets geweest.

Hij noemt ons in ons verlies geen man of vrouw van, geen vriend of vriendin, geen kinderen van, geen ouders van,
maar hij noemt ons kinderen, die als engelen zullen zijn.
En Hij zegt: ík zal er zijn.
Ik hou jullie levend.

Onze verbondenheid met elkaar
ligt niet primair in onze aardse verbintenissen en verhoudingen,
die verloren, gebroken of geschonden kunnen worden,
maar in de verbondenheid met God,
die ons bij elkaar brengt.
Daarom blijft denk ik de vrouw in het denkbeeldige verhaal ook kinderloos.
Jezus kan ermee laten zien dat de uiteindelijke band tussen mensen niet ligt in elkaar, maar in God.

Hij is de God is van Abraham, de God van Izaäk en de God van Jakob.
Zowel God bij de braamstruik als Jezus noemt ieder apart,
maar door de volgorde laten zij zien dat er ook een onderlinge verbondenheid is.
Zo is de God van Abraham, de God van Izaäk en de God van Jakob,
ook de God van u, de God van jou, de God van je geliefde, de God van je vriend, de God van je dochter, de God van …
Vul hun namen maar in en gedenk ze als kinderen van God.
Hij is geen God van doden, maar van levenden, want voor hem zijn allen in leven.

Daarom:

Afscheid nemen bestaat niet.
Mensen gaan, maar verlaten ons niet.

Ik zal je weer zien,
zoals je voor me was,
een engel.

Ik mis je,
maar je bent er,
voor altijd.

Zo is ook Gods Naam
en zo zijn wij geschapen.
We leven,
en naar Zijn beeld,
voor altijd.

In Zijn huis zijn vele woningen.
Er is ook een plekje
voor jou
en voor mij.

Voor Hem zijn wij kinderen gebleven
met de toekomst nog voor de boeg.

Hoeveel wij ook hebben meegemaakt
hoeveel littekens wij ook hebben
hoezeer wij ook door schade en schande
wijs moesten worden
en het nog niet zijn;
het leven begint pas.

Toch lijken wij te verliezen:
de ander, onszelf, het leven.

Maar voor God blijven we leven,
en blijf jij leven,
ook voor mij.
Kinderen trouwen niet.
Hun Vader is hen trouw
en dat is hen genoeg.

Wij sterven niet,
ook al lijken we te verliezen.
De mooiste verliezers
dat zijn wij

Je zult me zien
Ik zal er zijn

Geen opmerkingen:

Een reactie posten