Tekst: Ezechiël 1: 28b-3:3 en Marcus 1: 40-45
Podcast/geluidsfragment
De afgelopen week stond in het teken van de Elfstedentocht. Heeft me dat ook in de voorbereiding op de preek beziggehouden? Jazeker; ik was even bang dat ik op deze dag voor een wel hele kleine groep mensen zou staan, terwijl anderen begrijpelijkerwijs deze historische gebeurtenis live zouden willen meemaken. Ben ik daarom blij dat hij nu niet verreden wordt? Nee, natuurlijk niet. Allemaal voelden we denk ik wel een beetje de spanning, of laten we zeggen: het was in ieder geval iets dat velen bezighield. Het is toch een bijzondere gebeurtenis; en het heeft iets ongrijpbaars, en daarom is het zo mooi als het ineens binnen bereik lijkt te komen. De wereld ziet er dan even anders uit. Op de vierkante millimeter, dat wel, maar wel heel geconcentreerd, en eensgezind. Nederland was even weer op zijn best. Natuurlijk speelden er veel belangrijker zaken in de wereld, en was Nederland misschien ook op zijn smalst, maar dit soort momenten geven ook weer de energie om samen verder te kijken dan onze neus lang is.
In het licht daarvan viel me de afgelopen week iets op in het Evangelieverhaal van vandaag. De genezen man mag zijn genezing niet aan de grote klok hangen. Anders gezegd: hij mag het Messiasgeheim niet onthullen. Daarentegen moest deze man zich wel van Jezus aan de priester laten zien, en een offer brengen voor zijn reiniging. En dat had het volgende doel, staat er: om voor hen een getuigenis te zijn. Hé, dat is gek. De man mag het Messiasgeheim niet onthullen – hij mag niet rondbazuinen dat Jezus hem genezen heeft. Maar hij moet wel naar de tempel gaan, en daar in alle openbaarheid getuigenis afleggen van zijn genezing door te doen wat in de tempel behoort te worden gedaan. Door dat te doen onthult hij dat hij is genezen. Maar die ‘hen’ voor wie het een getuigenis moet zijn, zijn de mensen, tegen wie hij niets mag zeggen. Dat is een vreemde tegenstelling. Wel getuigen, maar niets verklappen. Die tegenstelling rondom het Messiasgeheim wil ik uitleggen aan de hand van een ander geheim: het Elfstedenmysterie.
We zagen in de afgelopen week op tv talloze reporters zich verdringen rondom ijsmeesters. Dat had voor mij iets messiaans. Begrijp me goed, niet echt natuurlijk, het gaat maar om schaatsen. Maar het is een mooie vergelijking. Het messiaanse eraan was dat deze ijsmeesters verlossende woorden konden spreken. Om maar met de woorden van de man uit het Evangelieverhaal te spreken: ‘Als u het wil, dan kunt u het laten gebeuren.’ De ijsmeesters reageerden eerst wat verwonderd. Terwijl er in eerste instantie nog nauwelijks ijs lag en binnen Friesland men de nuchterheid zelve bleef, werd in veel Amsterdamse studio’s het publiek al rijp gemaakt voor een Elfstedentocht. Ze konden toen nog op afstand blijven op de eenzame plekken in het verre Friesland, de ijsmeesters. Maar toen er zichtbare tekenen kwamen dat het ervan zou kunnen komen verdrongen mensen zich rondom de ijsmeesters om verlossende woorden. ‘Als u het wilt…’ Geen ijsmeester die zich liet verleiden tot uitspraken over zaken die buiten zijn macht liggen. En terwijl allerlei amateurprofeten spraken over eenden die niet moesten kwaken, mollen die niet moesten gaan woelen, en visjes die niet omhoog moesten komen in het water, en de vorst die moest blijven bij volle maan, hielden de ijsmeesters zich verre van verlossende woorden. Zij verwezen afgelopen donderdag uiteindelijk naar de voorzitter van de Vereniging de Friese Elfsteden. Hij was als ware hij hogepriester degene die het uiteindelijke oordeel zou moeten vellen over het getuigenis van het werk van de ijsmeesters.
Nou was het natuurlijk mooier geweest voor mijn vergelijking als de Elfstedentocht er was gekomen; dan hadden de verlossende woorden echt geklonken. Maar nodig voor mijn vergelijking is dat niet. Want het gaat uiteindelijk om de reacties van het volk. De reacties die Jezus uit de weg wil gaan in het verhaal van de verlossende genezing. Want gaat het erom dat niemand van de genezing mag weten? Nee, natuurlijk niet. Dat zou ook wat vreemd zijn na de eerdere genezingen, die in alle openbaarheid hadden plaatsgevonden. Bovendien zorgt het offer in de tempel door de man er toch ook voor dat het openbaar wordt. Als je een offer brengt omdat je wonderbaarlijk bent genezen en dat toeschrijft aan God, vragen mensen vanzelf wel: en hoe dan? Of mensen vermoeden dat het van Jezus afkomt, met wie hij had verkeerd.
Jezus weet echter dat hij zich op zeer glad ijs bevindt. Je zou kunnen denken dat hij de autorisatie van de tempelpriester nodig heeft om echte erkenning te krijgen. De erkenning van de priester zou dan belangrijker zijn dan het enthousiasme van het volk. Maar zo onzeker is hij niet denk ik. Het gaat hem niet om autorisatie, maar het gaat hem om getuigenis. En dat is wat anders dan stemmingmakerij, om het even negatief te zeggen. De man bazuint het rond, en wat krijg je dan? Dan krijg je hetzelfde gedrang als afgelopen week, maar nu rondom Jezus. En iedereen zegt: ‘Als u het wilt, dan kunt u het!’ Jezus beseft heel goed dat ze daarmee eigenlijk vragen om te doen wat zij willen. Dat zat ook besloten in de vragen aan de ijsmeesters. Eigenlijk zeiden al die mensen: ‘Doe nou alsjeblieft wat wij willen’. En stel, stel dat nu één ijsmeester had gezegd: ja hoor, het gaat door – ik spreek als enige Nederlander volgens mij geen Fries, dus ik zeg het gewoon in het Nederlands – stel dat nu één ijsmeester had gezegd: ja hoor, het gaat door – wat voor commotie had dat gegeven?! Moet je je dat eens voorstellen! Voor nu is dit belangrijk: dan had het verlossende woord zich tegen de ijsmeester kunnen keren. Hij had in dit geval zelfs zijn hand overspeelt, maar stel nu dat de tocht wel was doorgegaan, dan was hij het geweest en hij alleen die de doorslag had gegeven. Daarentegen gaat het om iets groters, en dat beseften ze. Gelukkig verwezen ze allemaal naar de hogepriester, de voorzitter van de vereniging. Omdat híj het oordeel velde trok niemand in twijfel dat de ijsmeesters hun werk goed hadden gedaan. Ook als de tocht was doorgegaan was het oordeel van de voorzitter belangrijker geweest dan het sentiment onder de bevolking dat het vast wel door kon gaan.
Voelt u wat ik hiermee wil zeggen over het Evangelieverhaal? Het gaat uiteraard over totaal verschillende dingen. Maar het verlossend handelen van Jezus moet een getuigenis zijn en geen stemmingmakerij. Of, het moet duidelijk zijn dat het is gebeurd omdat Jezus het wilde, en niet omdat het volk het wilde.
In het eerste hoofdstuk van Marcus gaat het om Jezus. We hebben er vorige week bij stilgestaan. Het gaat niet zozeer om de wonderen en al helemaal niet om de individuele mensen zozeer, het gaat erom dat Jezus gepresenteerd wordt als iemand die het verlossende woord kan spreken voor ons allemaal. Als iemand die verlossing kan brengen. Omdat hij van God komt. En daarom is die tempelpriester nodig. Daar in de tempel ligt zijn basis, bij God. Van daaruit doet hij wat hij doet. Niet om populair te worden, niet om een held te worden. Daar in de tempel, daar is de plek waar de getuigenis over de genezing thuishoort. Omdat het weer niet gaat om deze individuele mens die wordt genezen, en zelfs niet om de individuele mens Jezus die dat bewerkstelligd zou hebben, maar om God, wiens Zoon Jezus is.
‘Als u wilt, kunt u mij rein maken’, zei de man. En Jezus zei: ‘Ik wil het, word rein.’ Wat wilde Jezus? Kort gezegd: niet wat de mensen wilden. Hij wilde in de genezing van deze man laten zien dat hij in Gods naam woorden kon spreken die ons kunnen verlossen, nee sterker nog, die met zijn leven en sterven ons leven en sterven zou verlossen van de uitzichtloosheid, van een leven zonder hemel, zonder ontferming, zonder barmhartigheid, zonder liefde.
Met dat de man het overal rondbazuint dat hij genezen is, komt een stroom mensen op gang, die Jezus onvermijdelijk leidt naar Golgotha, omdat hij uiteindelijk niet zal doen wat de mensen willen. En ieder zal zijn eigen wensen en verlangens hebben, net als wij. Maar als wij al onze wensen neer zouden leggen, en al datgene waar wij verlost van zouden willen worden, dan zou er een onsamenhangende brei ontstaan, waarvan onderdelen misschien individuele mensen helpen, maar nooit ons allemaal. Individuele belangen zouden ermee gediend zijn, individuele pijn zou recht gedaan worden, maar niet de vrede. Maar er zou wel een beweging op gang komen van de grootste gemene deler, misschien in Jezus’ tijd de wens om verlost te zijn van de bezetter, of iets anders dat de massa wil.
Daarom zoekt Jezus de eenzaamheid op. Een plaats om na te denken. Om dicht bij God te zijn. De woestijn is zuiver, heel warm, heel koud, heel droog, alleen maar zand. Leven en dood dichtbij elkaar, maar duidelijk onderscheiden. Jezus zoekt die eenzaamheid op om zijn echte boodschap te laten klinken en niet op te laten gaan in oneliners en soundbites die de massa in zijn greep krijgen. Maar de mensen blijven hem zoeken, ze jagen hem op. Om wat zij willen. En Jezus weet waar dat toe leidt. Zijn waarschuwingen zijn aan dovemansoren gericht. En hij weet dat hij die doven niet kan laten horen wat hij ze wil zeggen. Omdat mensen graag willen horen wat ze willen horen. Dit is het speelveld waarin Jezus zijn taak moet volbrengen: de wereld verlossen, zoals zijn naam luidt: God redt. Jezus gaat het niet redden. Maar hij zal wel overwinnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten