Uit de drukte
van ons leven komen we hier in de kerk. Uit de drukte van ons leven, waarin we
van alles moeten doen en kiezen, komen we hier in de kerk, om even geleid te
worden. Het is eigenlijk een raar uurtje als je het zo bekijkt. Normaal bepalen
we zelf wat we doen, of ondergaan we gelaten wat er moet gebeuren, maar hier
kiezen we er even voor om zelf geleid te worden. De orde van dienst is
voorgegeven. De liederen komen voort uit onze traditie. De lezingen komen van
het leesrooster. En we zijn er stil van, of zingen mee, of bidden mee; we
luisteren. En alles wat we doen, inclusief de overweging, komt voort uit die
voorgegevenheden waar we ons aan overgeven. Omdat we geloven dat het zin heeft.
Omdat we geloven dat buiten al onze eigen gedachten, drukte en afwegingen het
zin heeft om even te luisteren naar de Bron van ons bestaan.
Dat is wat
anders dan de leerlingen doen. Zij lopen Jezus achterna naar Kafarnaüm. Maar
het is bepaald geen navolging van Jezus. Ze redetwisten met elkaar. Als Jezus
dan vraagt waaróver ze redetwisten, dan zwijgen ze. Want het is niet bepaald
verheffend waarover de leerlingen redetwisten. Ze hadden namelijk met elkaar
ruzie gemaakt over wie de belangrijkste van hen was. Ze zwijgen erover, maar
Jezus heeft wel door waar het over ging, en hij geeft antwoord. Hij plaatst een
kind in hun midden en zegt: ‘Wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt,
neemt mij op; en wie mij opneemt, neemt mij niet op, maar hem die mij gezonden
heeft.’
Om dit gedrag
van de leerlingen nu af te doen als haantjesgedrag is te makkelijk. Het gaat
dieper. Het gaat niet simpel om ego’s die met elkaar strijden, al gaat het wel
om de ego’s. Het gaat er hier om dat de leerlingen kennelijk vanuit de
overtuiging leven dat je zelf een plekje in de wereld moet veroveren. Desnoods
ten koste van anderen. Dat laatste, daar zijn we het gauw over eens, kan
natuurlijk nooit de bedoeling zijn. Alhoewel, is het niet zo dat we ons eigen
plekje moeten veroveren, en ja, dat er dus ook slachtoffers bij vallen als
onbedoelde maar onvermijdelijke bijwerking?
De beide teksten
van vandaag gaan tegen dat levensgevoel in. Ze spreken tegen dat je leven
bedoeld is om tot jezelf veroordeeld te zijn. En dat je dus jezelf maar moet
zien te redden, desnoods ten koste van anderen. En het gaat er daarbij pas in
tweede instantie om dat anderen daar slachtoffer van worden. Het gaat er
allereerst om dat God ons niet het leven heeft gegeven om tot onszelf
veroordeeld te zijn. Maar dat is niet wat veel mensen voelen in deze tijd. De
jongste generatie is volgens onderzoek opgevoed in vrijheid en voorspoed. Fantastisch
natuurlijk. Wie wil dat nou niet? Maar de keerzijde ervan is dat er geen stop
op deze generatie zit. Ze wordt door onderzoekers de grenzeloze generatie
genoemd. Alles kan, alles mag en niets heeft consequenties. Hun ouders leven
vanuit het idee dat ze voor altijd jong blijven, en dat dus alles mogelijk is,
als je maar wil. De andere kant van de medaille van deze onbegrensde
mogelijkheden is dat je wel erg op jezelf bent aangewezen. En wat als je dat
niet lukt? Nee sterker nog, onderzoek onder deze jongeren wijst uit dat de
samenleving weliswaar helemaal erop is ingericht grenzeloze mogelijkheden te
bieden aan mensen die zichzelf kunnen redden, maar dat de helft van de jongeren
daarin niet mee kan. Terwijl alles in werk en inkomen gericht wordt op vrijheid
en flexibiliteit, is er geen plaats voor mensen die gewoon structuur nodig
hebben, grenzen. Ook om ervoor te zorgen dat als er mensen buiten de boot
vallen, zij niet op zichzelf aangewezen zijn. Maar wie neemt er verantwoordelijkheid
voor anderen, als mensen niet eens verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf?
Wat ik hier zeg
is niet extreem, helaas. Maar het is ook geen veroordeling. Kijk maar naar
Jezus’ reactie op het twistgesprek tussen de leerlingen om wie de belangrijkste
is. Jezus pakte een kind op en zette het in het midden neer. En dan, staat er,
sloeg Hij zijn arm eromheen… In vergelijkbare verhalen in Matteüs en Lukas doet
Jezus dat niet. Hier bij het oerverhaal van Marcus wel. Deze kinderknuffel is
de reactie van Jezus op de ambitie van de leerlingen om groot te zijn. En het
moet welhaast een peuter zijn geweest of in ieder geval een jong kind, want hoe
snel weren we een omhelzing van een volwassene al af, omdat het niet stoer is.
We willen onszelf profileren, we willen ‘ik’ zijn. En we profileren onszelf in
wat in plaats van een economie een egonomie wordt genoemd, met mooie profielen
op sociale media, waarin we aan iedereen die het wil weten willen laten zien
hoe goed we het voor elkaar hebben. Ja, ik ben echt niet blind voor de
keerzijde, hoezeer ik er zelf in actief ben.
Hou me ten
goede, het is niet slecht om jezelf te ontwikkelen. Daarin kom je als kind van
God tot je recht. Een zeker individualisme bevrijdt ons van de te strakke
grenzen die een gemeenschap kan opleggen. Maar laten we met het badwater het
kind niet weggooien. In de omarming van dit kind nodigt Jezus ons uit om ons
over te geven aan hem. Geloof je werkelijk dat alles van jezelf moet komen? Arm
kind toch. Dat hoeft toch niet? Echt niet? Nee, natuurlijk niet. Je bent een
kind van God en dat zul je altijd blijven. En een kind gedijt het best bij
grenzen. Niet omwille van de ouders, maar omwille van het kind.
En in
Deuteronomium stelt God duidelijke grenzen. De tekst klinkt ons, geïndividualiseerde
mensen, erg beknellend in de oren. We maken zelf wel uit wat goed is. En wie is
dat voor een God, dat Hij ons zoveel grenzen en geboden oplegt? Het antwoord is
heel simpel: die God is je Vader. En hoe je het ook wendt of keert, Hij is en
blijft je Vader. Je kunt je Vader nooit inwisselen. Ga zo met deze tekst om.
Niet als een woord van iemand die jou in zijn kamp wil krijgen en haatdragend
is tegenover het vijandige kamp, maar als een woord van een omhelzende Vader. En
je hebt maar één Vader, sterker nog: er is maar één Vader. Onvervangbaar. Wat
iemand anders ook zegt, en hoe mooi hij het ook voordoet; wanneer iemand
zichzelf op de voorgrond zet met mooie praat waarin the sky the limit is, en
hij wil je meekrijgen, bedenk dan dat iemand nooit je Vader kan vervangen. Dat
is de vertaling van dit Bijbelstukje in onze tijd. Ja, onze God is een jaloers
God, maar zou je dat als moeder en vader niet zijn als je kind een andere vader
of moeder denkt te hebben gevonden? En is dat dan egoïsme? Nee, natuurlijk niet.
Het gaat om het kind.
De omhelzing van
het kind door Jezus is een uitnodiging aan ons om ons over te geven. Het is een
omhelzing van Onze Vader. Jezus zegt: ‘Wie in mijn naam één zo’n kind bij zich
opneemt, neemt mij op; en wie mij opneemt, neemt niet mij op, maar hem die mij
gezonden heeft.’ We zijn niet tot onszelf veroordeelt, maar laten we daar dan
ook niet teveel heil van verwachten. Het is goed jezelf te ontwikkelen, ook in
je individuele persoonlijkheid, maar vergeet niet waar je vandaan komt. Ervaar
het niet als een beklemmende omhelzing van God, dat Hij grenzen en richtlijnen
stelt, maar ervaar die omhelzing als een kind, van God. Deze richtlijnen zijn
wegen, die verder lopen dan de wegen die we zelf bedenken, en die dood lopen. Wat
blijft er dan aan vrijheid over? Een heleboel, want een goede Vader laat zijn
kinderen uitvliegen, zijn eigen successen boeken, maar ook zijn eigen fouten
maken. Denk wat dat betreft aan het beeld van de Vader in de gelijkenis van de
verloren zoon. Eén zoon bleef dicht bij zijn vader, de ander vloog uit en
verbraste alles. Maar hij werd thuis door zijn Vader met open armen ontvangen.
Zo zijn wij
kerk. Niet van eigen individuele regels en voorkeuren, maar samen, in de naam
van Jezus. Niemand is boven een ander gesteld, en de ambtsdragers zeker niet.
Zij zijn dienaars, van het Woord, van de gemeenschap, of van de Tafel, waaraan
wij delen om uit te delen. Geven wij onze individualiteit daarmee op? Nee, wij
geven ons over, en zeggen even, dit uurtje of misschien nog wel meer momenten
in de week: dit is mijn leven, God, omarm het met uw zegen. Zonder dat kunnen
we niet. Dan worden we gedragen door Zijn zegen, en zullen we tot zegen zijn in
de wereld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten