Waar gaan we in
het nieuwe seizoen naartoe? In de afgelopen week is het kerkblad uitgekomen en
heeft u een programma gekregen van allerlei activiteiten die rondom ons geloof
worden georganiseerd. Ook vond u in het kerkblad een vooruitblik op de
Startzondag. We zijn immers niet alleen een gemeente rondom kerkdiensten, maar
we delen met elkaar ons geloof. En we geloven dat dat geloof relevant is voor
ons dagelijks leven. Nu is dat geloof constant in beweging, omdat ons leven
constant in beweging is. Elke fase in je leven stelt nieuwe vragen, elke
gebeurtenis in je leven ook. En tijden veranderen. De manier waarop mensen met
elkaar om gaan en met elkaar communiceren. De vraagstukken die in de wereld
spelen. De staat van het land waar we in leven. En het geloof beweegt mee in de
tijd. Als het goed is, zeg ik er meteen bij. Ook al heeft geloof iets
wereldvreemds, en legt geloof zich niet altijd neer bij wat er in de wereld
gebeurt, het is wel belangrijk dat geloof een boodschap heeft aan de wereld om
een boodschap te hebben voor de wereld. Hier moeten wij ons geloof leven. Met
alles wat wij meemaken en waar we voor staan in het leven van alle dag. Het
geloof gaat over jouw leven en over mijn leven, en de zin die het daaraan
geeft, omdat God ons dit leven heeft gegeven. Korter kan ik het niet zeggen.
Maar hoe staan
we daar dan in als kerk? Dat gelovigen meedeinen en meebewegen in de
veranderende tijden zien we, maar hoe antwoorden we als kerk daarop? Dat is nog
niet zo makkelijk. Veel in de kerk is zo geworden als het nu is: de liturgie,
de taal waarin we spreken in de kerk, de omgangsvormen, de communicatievormen,
en noem maar op. En dat is ons dierbaar. Tegelijk zien we ook dat veel uitingen
van de kerk niet meer aansluiten bij het leven van veel, vooral jongere,
mensen. En hoewel onze gemeente heel open en gastvrij is en met beide benen in
de wereld staat, lopen ook wij het gevaar de aansluiting te missen. Nee, laat
ik het positief zeggen: onze gemeente heeft door haar open en gastvrije
houding, en omdat ze met haar beide benen in de wereld staat, de potentie om
veel meer mensen aan te spreken dan we nu doen. Maar dat is niet iets dat ons
aan komt waaien. Dat vraagt om gericht te zoeken naar waar en hoe mensen leven,
wat ze in hun leven tegenkomen en meemaken. Met andere woorden: waar geloof over
gaat. Dat klinkt misschien gek. Alsof mensen bepalen wat we geloven. Maar dat
bedoel ik niet. Ik denk hierbij altijd aan Jezus. Hij haalde zijn gelijkenissen
altijd uit het leven van mensen; de zaaier, de koning, een bruiloft, een
verloren zoon, en noem maar op. En hij kwam naar mensen toe, zoals vandaag naar
een blinde. In al die situaties van mensen in het leven van alledag liet Hij
blijken waar het geloof over gaat. En daar moet het in de kerk over gaan: wat
betekent het geloof voor jou als kind, als jongere, als jongvolwassene, als
alleenstaande, als getrouwde, als moeder, als vader, als werkende, als
verzorgende, als werkloze, als opvoeder, als gepensioneerde, als opa, als oma, als
iemand die verliest, als iemand die wint, als iemand die rouwt, als iemand die
het leven terugvindt? Het geloof gaat over jouw leven en over mijn leven, en de
zin die het daaraan geeft, omdat God ons dit leven heeft gegeven.
We gaan dit jaar
met elkaar van start met het maken van een beleidsplan. Dat gaan we samen
maken. Het gaat daarbij niet om een stoffig, of diepdoordacht theologisch stuk.
Maar om een plan dat we met elkaar gaan maken hoe we verder gaan met onze
gemeente. Hoe ziet onze gemeente van de toekomst eruit, om plaats te geven aan
onszelf en de manier waarop wij geloven, en om plaats te geven aan zoveel meer
mensen, die ook zin zoeken te geven aan hun leven en rust zoeken in de hectiek
van alledag?
Toen ik deze
week dit alles overdacht na gesprekken over het beleidsplan, kreeg de lezing
van Zacharia ineens een andere lading. Het werd ook een visioen voor mij voor
ons kerk-zijn. Zacharia spreekt in een tijd, waarin een deel van het volk
Israël terugkeert uit ballingschap en het land en haar tempel weer probeert op
te bouwen. Maar er heerst teleurstelling. Het herstel zet niet echt door, het
blijft zelfs uit. Het is maar een magere bedoening, die wederopbouwbeweging. In
de profetie van Zacharia wil God de mensen oproepen tot vertrouwen en roept hij
op tot inkeer. Inkeer wil zeggen dat ze bij zichzelf te raden gaan welke kracht
er in geloven schuilt. En om het vertrouwen te wekken schetst God in Zacharia
het beeld van een voorspoedige periode in het vooruitzicht.
Dat visioen is
ook toepasbaar op de kerk. Een ander beeld dan vaak wordt geschetst. Vaak wordt
of een beeld geschetst van de kerk waarin het alleen maar minder wordt. Of er
klinken hoopvolle berichten en zien we hoopvolle initiatieven waar maar beklijft
er weinig van. En een gevoel van teleurstelling kan zich van ons meester maken.
Ondanks alle goede wil lijkt er maar niet een echte doorbraak te komen. Is zo’n
doorbraak wel mogelijk? Ja, natuurlijk wel! ‘Dit zegt de Heer van de hemelse
machten: Opnieuw zullen er op de pleinen van Jeruzalem oude mensen zitten,
steunend op hun stok vanwege hun hoge leeftijd, en de straten zullen krioelen
van de kinderen. Dit zegt de Heer van de hemelse machten: Ook al lijkt het
jullie, die van dit volk nog over zijn, nu onmogelijk, waarom zou het voor mij
onmogelijk zijn? – spreekt de Heer van de hemelse machten.’
Ik vind het een
mooi beeld, dat van die oude mensen die op de pleinen zitten. Zij horen erbij
in dat visioen. Nog voordat er over kinderen gesproken wordt. Zij hoeven geen
plaats te maken in het visioen. Zij waren er eerst. En dan zijn er de kinderen.
Het krioelt ervan staat er. Wat een mooi beeld, dat doet denken aan het
kinderkerstfeest en de kerk en schoolviering. Het typische van dit visioen is
wel dat er één groep ontbreekt. De groep in het midden. De kinderen van de
ouderen, de ouders van de kinderen. De mensen die opvoeden, verzorgen en
werken. Zij zijn verondersteld. Maar vanzelfsprekend zijn ze niet. Zij zijn de
sleutel tot dit visioen. Zonder een sterke middengroep zitten ouderen niet
zorgeloos te kijken naar de kinderen die spelen. De middengroep van de kinderen
van de ouderen en de ouders van de kinderen is cruciaal en de sleutel tot dit
visioen van de ouderen op het plein die toekijken hoe het krioelt van de
kinderen. Zo heeft ieder zijn plaats in het ene visioen.
Het visioen
eindigt in hoofdstuk 8 met een beeld van tien mannen uit verschillende volken
met verschillende talen, uit de hele wereld dus, die een Joodse man bij de slip
van zijn mantel grijpen met de woorden: ‘Wij willen ons bij u aansluiten, want
we hebben gehoord dat God bij u is.’ Het is een beetje Pinksteren; het feest waarop
mensen van allerlei volken het verhaal van Jezus horen in hun eigen taal. Pinksteren
is als het ware de allereerste Startzondag. Het verhaal van die Startzondag op
Pinksteren is het verhaal van de kerk als beweging van gelovigen, die over de
hele wereld het verhaal van Jezus vertelt en ieder aanspreekt in zijn eigen
taal. Daarmee wordt het geloof dus heel persoonlijk. Want het verhaal van Jezus
wil jou aanspreken, in jouw taal, in het leven dat jij leeft, met wat jij meemaakt
en beleeft. En dan kunnen er hele bijzondere dingen gebeuren.
Dat zien we in
het verhaal van Markus, als Jezus een blinde geneest. En zoals altijd gaat het
niet om het wonder op zich, maar om de manier waarop het verteld wordt. Wat
opvalt is dat Jezus de man na de genezing waarschuwt het dorp niet in te gaan.
Een uiting van het vaker genoemde Messiasgeheim in de verhalen van Markus. God
laat zich zien in het verborgene. God is geen God van spektakel, maar van de
menselijke maat, van een persoonlijke benadering. Geloof is persoonlijk. En wat
er in jouw relatie met God gebeurt is ook persoonlijk. Verhalen van wat een
ander in zijn gelovige relatie met God beleeft zijn mooi, maar het gaat
uiteindelijk om wat het verhaal van het geloof in jouw leven te weeg brengt.
Wanneer we daarnaar op zoek gaan, naar wat het geloof in ieders levensverhaal
kan betekenen, dan komt er een beweging op gang waarin ouderen niet meer het
geloof als iets van voornamelijk hun generatie hoeven te zien, waarin kinderen
niet meer hoeven te zoeken als naar een spelt in een hooiberg naar
leeftijdgenoten en waar werkende en verzorgende mensen niet het gevoel hebben
dat zij het allemaal moeten dragen met een kleine restgroep.
Het visioen van
Zacharia is verteld in een tijd dat een kleine restgroep als happy few
probeerde Jeruzalem en de tempel weer op te bouwen, en teleurgesteld was in het
uitblijven van de echte doorbraak. God zet daar het visioen tegenover van een
beweging van mensen uit alle windstreken die bij die Joodse man willen horen,
omdat ze hebben gehoord dat God bij hem is. Die God blijkt hen aan te spreken
in hun leven, in hun eigen taal. Daar mogen wij de spreekbuis van zijn naar
elkaar en naar anderen. En we mogen het zelf horen, en zien, zoals de blinde
man eerst bomen zag lopen, en daarna mensen, of zoals Paulus zegt in zijn
liefdesgedicht: ‘Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we
oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen,
zoals ik zelf gekend ben. Ons rest geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de
grootste daarvan is de liefde.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten