zondag 2 september 2012

Visioen van de toekomst - preek 2 september 2012





Waar gaan we in het nieuwe seizoen naartoe? In de afgelopen week is het kerkblad uitgekomen en heeft u een programma gekregen van allerlei activiteiten die rondom ons geloof worden georganiseerd. Ook vond u in het kerkblad een vooruitblik op de Startzondag. We zijn immers niet alleen een gemeente rondom kerkdiensten, maar we delen met elkaar ons geloof. En we geloven dat dat geloof relevant is voor ons dagelijks leven. Nu is dat geloof constant in beweging, omdat ons leven constant in beweging is. Elke fase in je leven stelt nieuwe vragen, elke gebeurtenis in je leven ook. En tijden veranderen. De manier waarop mensen met elkaar om gaan en met elkaar communiceren. De vraagstukken die in de wereld spelen. De staat van het land waar we in leven. En het geloof beweegt mee in de tijd. Als het goed is, zeg ik er meteen bij. Ook al heeft geloof iets wereldvreemds, en legt geloof zich niet altijd neer bij wat er in de wereld gebeurt, het is wel belangrijk dat geloof een boodschap heeft aan de wereld om een boodschap te hebben voor de wereld. Hier moeten wij ons geloof leven. Met alles wat wij meemaken en waar we voor staan in het leven van alle dag. Het geloof gaat over jouw leven en over mijn leven, en de zin die het daaraan geeft, omdat God ons dit leven heeft gegeven. Korter kan ik het niet zeggen.

Maar hoe staan we daar dan in als kerk? Dat gelovigen meedeinen en meebewegen in de veranderende tijden zien we, maar hoe antwoorden we als kerk daarop? Dat is nog niet zo makkelijk. Veel in de kerk is zo geworden als het nu is: de liturgie, de taal waarin we spreken in de kerk, de omgangsvormen, de communicatievormen, en noem maar op. En dat is ons dierbaar. Tegelijk zien we ook dat veel uitingen van de kerk niet meer aansluiten bij het leven van veel, vooral jongere, mensen. En hoewel onze gemeente heel open en gastvrij is en met beide benen in de wereld staat, lopen ook wij het gevaar de aansluiting te missen. Nee, laat ik het positief zeggen: onze gemeente heeft door haar open en gastvrije houding, en omdat ze met haar beide benen in de wereld staat, de potentie om veel meer mensen aan te spreken dan we nu doen. Maar dat is niet iets dat ons aan komt waaien. Dat vraagt om gericht te zoeken naar waar en hoe mensen leven, wat ze in hun leven tegenkomen en meemaken. Met andere woorden: waar geloof over gaat. Dat klinkt misschien gek. Alsof mensen bepalen wat we geloven. Maar dat bedoel ik niet. Ik denk hierbij altijd aan Jezus. Hij haalde zijn gelijkenissen altijd uit het leven van mensen; de zaaier, de koning, een bruiloft, een verloren zoon, en noem maar op. En hij kwam naar mensen toe, zoals vandaag naar een blinde. In al die situaties van mensen in het leven van alledag liet Hij blijken waar het geloof over gaat. En daar moet het in de kerk over gaan: wat betekent het geloof voor jou als kind, als jongere, als jongvolwassene, als alleenstaande, als getrouwde, als moeder, als vader, als werkende, als verzorgende, als werkloze, als opvoeder, als gepensioneerde, als opa, als oma, als iemand die verliest, als iemand die wint, als iemand die rouwt, als iemand die het leven terugvindt? Het geloof gaat over jouw leven en over mijn leven, en de zin die het daaraan geeft, omdat God ons dit leven heeft gegeven.

We gaan dit jaar met elkaar van start met het maken van een beleidsplan. Dat gaan we samen maken. Het gaat daarbij niet om een stoffig, of diepdoordacht theologisch stuk. Maar om een plan dat we met elkaar gaan maken hoe we verder gaan met onze gemeente. Hoe ziet onze gemeente van de toekomst eruit, om plaats te geven aan onszelf en de manier waarop wij geloven, en om plaats te geven aan zoveel meer mensen, die ook zin zoeken te geven aan hun leven en rust zoeken in de hectiek van alledag?

Toen ik deze week dit alles overdacht na gesprekken over het beleidsplan, kreeg de lezing van Zacharia ineens een andere lading. Het werd ook een visioen voor mij voor ons kerk-zijn. Zacharia spreekt in een tijd, waarin een deel van het volk Israël terugkeert uit ballingschap en het land en haar tempel weer probeert op te bouwen. Maar er heerst teleurstelling. Het herstel zet niet echt door, het blijft zelfs uit. Het is maar een magere bedoening, die wederopbouwbeweging. In de profetie van Zacharia wil God de mensen oproepen tot vertrouwen en roept hij op tot inkeer. Inkeer wil zeggen dat ze bij zichzelf te raden gaan welke kracht er in geloven schuilt. En om het vertrouwen te wekken schetst God in Zacharia het beeld van een voorspoedige periode in het vooruitzicht. 

Dat visioen is ook toepasbaar op de kerk. Een ander beeld dan vaak wordt geschetst. Vaak wordt of een beeld geschetst van de kerk waarin het alleen maar minder wordt. Of er klinken hoopvolle berichten en zien we hoopvolle initiatieven waar maar beklijft er weinig van. En een gevoel van teleurstelling kan zich van ons meester maken. Ondanks alle goede wil lijkt er maar niet een echte doorbraak te komen. Is zo’n doorbraak wel mogelijk? Ja, natuurlijk wel! ‘Dit zegt de Heer van de hemelse machten: Opnieuw zullen er op de pleinen van Jeruzalem oude mensen zitten, steunend op hun stok vanwege hun hoge leeftijd, en de straten zullen krioelen van de kinderen. Dit zegt de Heer van de hemelse machten: Ook al lijkt het jullie, die van dit volk nog over zijn, nu onmogelijk, waarom zou het voor mij onmogelijk zijn? – spreekt de Heer van de hemelse machten.’

Ik vind het een mooi beeld, dat van die oude mensen die op de pleinen zitten. Zij horen erbij in dat visioen. Nog voordat er over kinderen gesproken wordt. Zij hoeven geen plaats te maken in het visioen. Zij waren er eerst. En dan zijn er de kinderen. Het krioelt ervan staat er. Wat een mooi beeld, dat doet denken aan het kinderkerstfeest en de kerk en schoolviering. Het typische van dit visioen is wel dat er één groep ontbreekt. De groep in het midden. De kinderen van de ouderen, de ouders van de kinderen. De mensen die opvoeden, verzorgen en werken. Zij zijn verondersteld. Maar vanzelfsprekend zijn ze niet. Zij zijn de sleutel tot dit visioen. Zonder een sterke middengroep zitten ouderen niet zorgeloos te kijken naar de kinderen die spelen. De middengroep van de kinderen van de ouderen en de ouders van de kinderen is cruciaal en de sleutel tot dit visioen van de ouderen op het plein die toekijken hoe het krioelt van de kinderen. Zo heeft ieder zijn plaats in het ene visioen.

Het visioen eindigt in hoofdstuk 8 met een beeld van tien mannen uit verschillende volken met verschillende talen, uit de hele wereld dus, die een Joodse man bij de slip van zijn mantel grijpen met de woorden: ‘Wij willen ons bij u aansluiten, want we hebben gehoord dat God bij u is.’ Het is een beetje Pinksteren; het feest waarop mensen van allerlei volken het verhaal van Jezus horen in hun eigen taal. Pinksteren is als het ware de allereerste Startzondag. Het verhaal van die Startzondag op Pinksteren is het verhaal van de kerk als beweging van gelovigen, die over de hele wereld het verhaal van Jezus vertelt en ieder aanspreekt in zijn eigen taal. Daarmee wordt het geloof dus heel persoonlijk. Want het verhaal van Jezus wil jou aanspreken, in jouw taal, in het leven dat jij leeft, met wat jij meemaakt en beleeft. En dan kunnen er hele bijzondere dingen gebeuren.

Dat zien we in het verhaal van Markus, als Jezus een blinde geneest. En zoals altijd gaat het niet om het wonder op zich, maar om de manier waarop het verteld wordt. Wat opvalt is dat Jezus de man na de genezing waarschuwt het dorp niet in te gaan. Een uiting van het vaker genoemde Messiasgeheim in de verhalen van Markus. God laat zich zien in het verborgene. God is geen God van spektakel, maar van de menselijke maat, van een persoonlijke benadering. Geloof is persoonlijk. En wat er in jouw relatie met God gebeurt is ook persoonlijk. Verhalen van wat een ander in zijn gelovige relatie met God beleeft zijn mooi, maar het gaat uiteindelijk om wat het verhaal van het geloof in jouw leven te weeg brengt. Wanneer we daarnaar op zoek gaan, naar wat het geloof in ieders levensverhaal kan betekenen, dan komt er een beweging op gang waarin ouderen niet meer het geloof als iets van voornamelijk hun generatie hoeven te zien, waarin kinderen niet meer hoeven te zoeken als naar een spelt in een hooiberg naar leeftijdgenoten en waar werkende en verzorgende mensen niet het gevoel hebben dat zij het allemaal moeten dragen met een kleine restgroep.

Het visioen van Zacharia is verteld in een tijd dat een kleine restgroep als happy few probeerde Jeruzalem en de tempel weer op te bouwen, en teleurgesteld was in het uitblijven van de echte doorbraak. God zet daar het visioen tegenover van een beweging van mensen uit alle windstreken die bij die Joodse man willen horen, omdat ze hebben gehoord dat God bij hem is. Die God blijkt hen aan te spreken in hun leven, in hun eigen taal. Daar mogen wij de spreekbuis van zijn naar elkaar en naar anderen. En we mogen het zelf horen, en zien, zoals de blinde man eerst bomen zag lopen, en daarna mensen, of zoals Paulus zegt in zijn liefdesgedicht: ‘Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben. Ons rest geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten