vrijdag 19 oktober 2012

Meditatief omdenken


Johannes 8: 7: “‘Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen.’”
Mattheüs 22: 21: “‘Geef dan wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.’”

Deze week heb ik de Ja-maarÒ Theatershow bezocht. Ja, die Ò hoort erbij. Niet vaak wordt een combinatie van twee woorden uit het gewone dagelijkse spraakgebruik geregistreerd, maar in dit geval betreft het een heus merk: Ja-maarÒ. De producten van het merk zijn boeken, workshops, clinics, en nu ook theatershows. En het gaat daarbij allemaal over Omdenken (zonder Ò).
  
“Omdenken is de denktechniek om problemen te veranderen in mogelijkheden” vertelt de website www.omdenken.nlã in het kort. Ja, maar… zeggen we heel vaak tegen dingen waarvan we denken dat het niet kan, of die wij toch anders zien, of waar we nog even over moeten nadenken. Kortom: we zeggen ‘Ja, maar…’ bij problemen die we tegenkomen. En problemen zijn we geneigd op te willen lossen. Die problemen los je op door ertegenin te gaan. Daardoor kunnen problemen ook veel energie vergen. Alsof je continu tegen de stroom moet in roeien. Bovendien wil dat nog wel eens het tegengestelde effect hebben. Wanneer je iemand probeert te kalmeren, kan hij juist kwader worden. Wanneer je iemand uit de put wil praten, kan hij zich nog meer alleen voelen.

De kunst van het omdenken is om ja te zeggen tegen de situatie waarin je je bevindt. Ja te zeggen tegen de ‘feiten’. Dat is moeilijk. Want feiten zijn door onze beleving vaak gekleurd. Daarom worden feiten ook zo vaak een probleem wanneer we daar met elkaar over praten. ‘Ja, maar het ís gewoon toch zo, dat…’ zeggen we dan. Feiten worden gekleurd op het moment dat we er bepaalde verwachtingen bij hebben. We zouden willen dat iets zo was, maar het is niet zo. We zouden willen dat problemen zijn opgelost, en we zien zo helder hoe dat zou kunnen, maar het is niet zo. De ander ziet dat niet zo. Of we denken heel makkelijk iets op te kunnen lossen, omdat we zouden willen dat iets is opgeruimd, afgehandeld, maar het is niet zo. We zouden willen dat de ander beter luistert, niet meer verdrietig is, zich beter aan afspraken houdt, aardiger is, inziet dat bepaalde vraagstukken beter anders aangepakt kunnen worden, meer oog heeft voor andere mensen enzovoorts, maar het is niet zo.

Wat we dan doen is dat we van die feiten een probleem maken. ‘Ja, maar je kunt toch mij gewoon een mailtje sturen/je aan je afspraken houden/gewoon even naar buiten gaan/beter luisteren naar wat anderen te zeggen hebben enz.’ Ja, natuurlijk kan dat, maar het is niet zo. Omdenken gaat er vanuit dat je eerst Ja zegt tegen de situatie waar je je in bevindt, om vervolgens te komen tot een ‘Ja, en…’ Bij ‘Ja, en…’ ga je niet uit van problemen, maar van mogelijkheden. Hoe kan ik niet tegen de situatie ingaan, maar hoe kan ik in de situatie meebewegen?



Waar het in omdenken naar mogelijkheden vaak op stukloopt is dat we verwachtingen hebben van de werkelijkheid. We hebben verwachtingen van hoe dingen zouden moeten gaan, hoe mensen zouden moeten zijn en reageren. En wanneer dat niet zo is raken we in paniek of hebben we minimaal een probleem. En voor je het weet zit je daarin vast. Dit soort denken heet dan ook ‘vastdenken’.

Het christelijk geloof is volgens mij één groot pleidooi tegen vastdenken. Tegelijkertijd is het voor gelovigen heel moeilijk om niet vast te gaan denken. Ik zal dat uitleggen.

Dat het christelijk geloof één groot pleidooi is tegen vastdenken bewijst denk ik de bijbel op tal van plaatsen. In veel verhalen uit de bijbel zien we de verhalen onverwachte wendingen krijgen en zien we dat er sprake is van omdenken. Het hele verhaal van Jozef krijgt pas een opening als Jozef zijn broers, en zijn broers hem en elkaar, niet meer als probleem zien, maar elkaar ten volle aanvaarden, zelfs blij met elkaar zijn. Hieruit ontstaat de broederschap die nodig is om uiteindelijk Jakobs volk te kunnen zijn. Maar ook Judith, over wie deze weken in diverse kerken gelezen wordt, legt zich niet neer bij het gecreëerde probleem van het volk dat geen water meer heeft en de oplossing die de leiders daarvoor bieden (nog even volhouden en anders geven we ons over), maar ze gaat er op af. Ze beweegt mee. Zelfs ondanks dat ze de leiders onverstandig vond, beweegt ze mee in hun ultimatum, maar zorgt er wel voor dat er iets gebeurd.

Geloven is Ja zeggen tegen het leven. Ja tegen het leven dat we ontvangen hebben, en dat zich elke keer weer op een nieuwe manier ontwikkelt. Ja zeggen dus ook tegen God. Tegelijkertijd is het zo moeilijk voor gelovigen om niet vast te gaan denken. En dat zit hem stuk op de verwachtingen de ik eerder noemde als oorzaak waarom we in problemen denken en niet in feiten. Juist omdat we geloven en ja willen zeggen tegen het leven, zeggen we vaak ja tegen hoe het leven volgens ons (geloof) zou moeten zijn. Als we ja zeggen hebben we er een bepaald beeld bij. De moeilijkheid daarbij is dat die Ja dus gauw een Ja-maar kan worden. We zeggen Ja tegen het leven, maar niet zoals het nu is, maar zoals het zou moeten zijn. We zijn als gelovigen heel sterk geneigd te denken aan hoe de wereld er beter uit zou moeten zien. Maar dat is vastdenken. Daarom lopen protesten ook zo vaak vast in de verontwaardiging over hoe de wereld in elkaar zit. Terwijl de mensen die de wereld echt veranderen de creativiteit uiten om het te doen met de situatie die er is, en daar de mogelijkheden in te zien. Dat doet aan het protestgehalte niets af. Het laat zien hoe het óók kan. En het is wat anders dan te roepen: ‘Het kan toch niet zo zijn dat…’, want dan is het meestal wèl zo...

Hierboven heb ik twee citaten van Jezus opgeschreven (vrij kopieerbaarJ). Dit zijn voor mij ook voorbeelden van Bijbels omdenken. Jezus krijgt in beide verhalen een dilemma voorgeschoteld: wat er met de overspelige vrouw moet gebeuren, gezien de wetten die voor overspel gelden, en of aan de keizer belasting moet worden betaald? In beide gevallen zijn het strikvragen, en daarom een probleem op zich, maar achter de vragen ligt een heel probleemgebied. En de mensen dwingen Jezus tot een simpel antwoord: wel of niet? Jezus accepteert die situatie. Hij zou kunnen gaan verdedigen wat Hij vindt, of nog erger: tegen zijn vragenstellers ingaan. Maar dat doet Hij niet. Hij ziet in de situatie een mogelijkheid. De feiten zijn simpel, de verwachtingen maken het probleem. Het kan toch niet zo zijn dat… Ja, dat kan wel. En dus zegt Jezus over de overspelige vrouw tegen de mensen: ‘Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen.’ En tegen de mensen die vragen aan wie ze belasting moeten betalen heel simpel: “‘Geef dan wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.’

Voor ons heel voorspelbare antwoorden, omdat we ze goed kennen. Maar het probleem dat gemaakt wordt is levensgroot. Daar kom je achter als je met deze vraag naar de verhalen kijkt: wat verwachtten de mensen eigenlijk? En wat verwachten we zelf eigenlijk van ons geloof, van elkaar, van de kerk en van Jezus? De toekomst van de kerk zit hem daarin onze verwachtingen los te laten, naar de feiten te kijken, daarin mee te bewegen, Ja te zeggen tegen Jezus, en te gáán: de toekomst tegemoet. Gezegend door onze God.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten