Tekst: 2Samuël 12: 1-25 en Lucas 13: 1-9
Nu de
Veertigdagentijd al bijna op de helft is, vraag ik me af wat het eigenlijk
betekent dat deze voorbereidingstijd op Pasen een bezinningstijd is. Waar
bezinnen we ons op? Het is een tijd waarin we stilstaan bij dingen die wij
belangrijk vinden. Zaken die niet altijd voldoende ruimte krijgen als we maar
doorgaan en doorgaan. Dan leven we gauw bij de waan van de dag. Principes en
die dingen waar we voor staan kunnen we gemakkelijk uit het oog verliezen als
het dagelijks leven ons afleidt. Dan lijkt werk belangrijker dan thuis, de
drukte van alledag urgenter dan die vriend of dat familielid die het moeilijk
heeft. Dan is de energie die we nodig hebben om zo snel mogelijk van A naar B
te komen, en de producten die we heel lekker vinden maar van heel ver weg
getransporteerd moeten worden, belangrijker dan het milieu. Dan is ons
eigenbelang belangrijker dan het algemeen belang. En zo kunnen we nog wel even
doorgaan. Een periode van bezinning is goed om wat belangrijk is weer naar
voren te halen, en om die belangrijke dingen weer op de agenda te zetten voor
de toekomst. Waar ging het ons ook al weer om? Waar staan we ook al weer voor?
En, wat was ook al weer de weg van God? Bezinning op wat belangrijk is kan ook
een weg zijn om weer nieuwe energie te vinden, als je door de waan van de dag
geleefd, uitgeput raakt en inspiratieloos. De waan van de dag is vluchtig, net
zoals het genot van zoveel dingen die ons worden aangereikt. En daarom is het
ook goed, als je dat past, om je een tijdje te onthouden van dingen die je
afleiden. In eten, in drinken, in tv kijken, gamen, of andere dingen waar je
normaal zo druk mee bent of die zo in het middelpunt van je leven staan. En dat
alles om terug te keren naar de kern, en nieuwe energie op te doen voor de
toekomst.
Dat is mooi; als
dat de betekenis van de Veertigdagentijd als tijd van bezinnen kan zijn. Maar
is er niet ook iets meer? Of: zijn er niet nog andere accenten te leggen? De
teksten van vandaag leggen het accent op schuld. En schuld is iets waar we het
een stuk lastiger mee hebben als dat ons aangezegd wordt. We kijken liever vooruit
dan achterom. Want daar is toch niets meer aan te doen. En bovendien: we vinden
het makkelijker om iets over een ander te zeggen dan onszelf recht in de
spiegel aan te kijken. En een ander moet al helemaal niet aankomen met kritiek.
Om elkaar te ontzien evalueren we graag niet in negatieve en positieve punten,
maar in tips en tops. Een mooie positieve instelling, waar echter mogelijk de
echt pijnlijke punten onbenoemd of verbloemd blijven. Want we geloven niet in
schuld, en als we die wel zien, dan kijken we liever vooruit, voor de lieve
vrede.
Dan zitten we
vandaag wat in onze maag met de lezingen van vandaag, waarin gesproken wordt
over schuld en de gevolgen daarvan. Want die zijn nogal drastisch. David
verliest een kind. En de mensen die bij Jezus komen maken het nog bonter. Dat
wat mensen ondergaan aan rampspoed is hun eigen schuld, blijken ze te zeggen
als we goed naar Jezus luisteren. En we hebben allemaal wel een beeld van die
mensen. Van grote rampen is in het verleden, maar ook nu nog, vaak gezegd dat
het de schuld was van de mensen die het overkwam. En sommigen of velen van u
hebben ook wel eens gehoord van een dominee die dat meisje dat verongelukte of
die man die vroeg stierf eerder de hel dan de hemel in preekte. Is wat ons
overkomt onze schuld? We geloven er niet in. En toch, toch zie je op kleine
schaal het ons ook wel eens doen. Als iemand griep krijgt, heeft hij natuurlijk
zijn jas niet dichtgedaan toen hij met die kou naar buiten ging. Maar ook
erger: een hartaanval ligt een te hard werken, en kanker aan teveel roken of
teveel drinken enz. enz. Ja, het klinkt hard als ik dat zo zeg, maar het zijn
mijn woorden niet; ik hoor het om me heen mensen bijna tussen neus en lippen
door zeggen. Wie pijn heeft, heeft vast iets verkeerds gedaan, en dan misschien
niet in de zondige sfeer, maar dan toch in ieder geval zichzelf veronachtzaamd.
En toch is dat ook begrijpelijk. Want kunnen we leven met het idee dat wat ons
overkomt ons zomaar overkomt. En zoeken we dan niet liever een reden? Die we overigens
makkelijker bij iemand anders dan bij onszelf vinden. En slaat het ons niet
terneer als we geen antwoord krijgen op de vraag waarom ons iets overkomt?
Waarom is die vraag zo belangrijk? Waarom zou God dat ons aandoen, of zouden
wijzelf daar schuldig aan zijn?
Wat is de
positie van Jezus hierin? Voor Jezus bestaat er nadrukkelijk wel zoiets als
schuld. Wij doen elkaar, God en onszelf tekort. De vraag is alleen: wat doet
God met die schuld? Het antwoord van Jezus is eigenlijk zoveel als dat God
liever niets doet met onze schuld. Jezus zegt vlak voor het verhaal van
vandaag: ‘Waarom bepalen jullie niet uit jezelf wat juist is? Als je met je
tegenstander op weg bent naar een hoge autoriteit, doe dan moeite om nog
onderweg tot een vergelijk met hem te komen, anders sleept hij je voor de
rechter, en de rechter zal je dan uitleveren aan de gerechtsdienaar, en die zal
je in de gevangenis gooien. Ik zeg je, dan kom je niet vrij voor je ook de
laatste cent betaald hebt.’ Kun je in dit concrete voorbeeld de rechter de
schuld geven dat je in de gevangenis komt? Me dunkt van niet. En het is net
zo’n onzin, zegt Jezus vervolgens, om de slachtoffers de schuld te geven van
een slachtpartij in de tempel, die de Romeinen kennelijk hebben uitgevoerd. En
net zo is het onzin om te zeggen dat diegenen die onder die omgevallen toren
terechtkwamen in Jeruzalem, hun verdiende loon kregen. ‘Zeker niet’, zegt
Jezus. Maar, en dan wordt het moeilijker: ‘als jullie niet tot inkeer komen,
zul je allemaal net zo sterven als zij.’ Wacht even. Is het dan toch zo dat als
wij niet tot inkeer komen, ons verdiende loon krijgen? Dreigt Jezus namens God
nu toch met rampspoed die onze eigen schuld is? Nee. Dan moet je goed lezen. God
heeft niet de hand in de rampspoed. Hij wijst ons wel de weg om er mogelijk aan
te ontkomen. En dat is de weg van inkeer. God kan niet verhelpen dat gedane
zaken geen keer hebben en dat het recht zijn loop moet hebben. Of dat dingen nu
eenmaal gebeuren die het gevolg zijn van ons schuldig handelen. Hij kan ons wel
helpen een nieuw begin te maken. En elk oordeel van God is er niet op gericht
de mensheid te verwerpen, maar om ons een nieuwe startpositie te geven. Wij
zijn het oordeel van God als heel moeilijk gaan ervaren, als iets dat niet bij
een liefdevolle God zou passen. Maar dan begrijp je het oordeel verkeerd. Een
oordeel is geen straf die God ons oplegt. De consequenties moeten wijzelf
dragen, maar God richt ons op de toekomst. Gods oordeel is genade, als iemand
die het niet bedoeld is om gelijk te krijgen of zijn gelijk te halen, maar om
jou weer op de toekomst te richten, omdat de weg die je nu gaat doodloopt. Gods
oordeel is genade en schept ruimte om opnieuw te beginnen. En als drie jaar
krijgt de vijgenboom in het verhaal de kans. Maar al driejaar parasiteert hij
op de vruchtbare grond; wel de lusten, niet de lasten, en geen vruchten. Moeten
we dan God aanspreken over Zijn oordeel om hem om te hekken; een oordeel,
waarin Hij slechts wijst op de consequenties, namelijk dat het leven van de
vijgenboom doodloopt?
En David, die
zijn kind verliest. Welke God staat toe dat dat gebeurt, of heeft er zelfs de
hand in? Ja, het staat er: ‘De Heer trof het kind dat de vrouw van Uria David
gebaard had met een dodelijke ziekte.’ En David bidt tot God voor de jongen,
maar het helpt niet. Het kind sterft. Maar wat vertelt het verhaal eigenlijk?
Het valt me op dat in die zin zowel het kind als de vrouw van Uria naamloos
blijven. Van de vrouw van Uria weten we de naam: Batseba, maar het kind sterft
naamloos. Voor ons voelt dat wreed, want wat is er erger dan naamloos te
sterven? Mag het kind niet eens een naam hebben? Maar dat is niet wat de Bijbel
bedoelt te zeggen. Juist het ontbreken van die namen laat zien dat het om
degene gaat die wel een naam heeft, namelijk David. En die staat niet echt in
een benijdenswaardige positie. Hij is de schuldige. En niemand anders. En dat
dat kind sterft is een gevolg van zijn handelen. Kon God dat niet voorkomen?
Nee. Waarom niet? Omdat daarmee de lijn van David naar Jezus doorbroken zou zijn.
Want dat is een lijn die door God is voorzien, en door God is ingesteld. En
Koning Davids houding moet dan zijn het initiatief dan ook aan God te laten. De
toekomst die God voorspelt is een toekomst die David moet verwachten. En niet
een toekomst die hij moet nemen. En dat is wat David wel doet. Hij neemt
Batseba, het staat er letterlijk zo, en neemt daarmee de toekomst in handen.
Hij gaat zijn eigen weg. Het is ook opvallend dat de naam van Batseba enkel
genoemd wordt in het begin, als zij wordt voorgesteld aan David, maar dan ook
in haar relatie tot haar vader en haar man. Daarna blijft zij anoniem de vrouw
van Uria, totdat David weer met haar slaapt en Salomo verwekt. Ook dit is weer
niet om te laten zien dat Batseba er niet toe doet, maar om te laten zien dat
ze er buiten staat. Het gaat om David en wat híj gedaan heeft. En wat David
gedaan heeft is de toekomst in eigen hand nemen. Dat de vrouw van Uria daarna
‘in verwachting’ heet te zijn is buitengewoon cynisch. Niks verwachting. David
laat de toekomst niet van God afhangen, maar van hemzelf. En daar gaat het mis.
En het kind is daarvan het kind van de rekening. Naamloos, en dat betekent dat
we er ons ook niet teveel zorgen over moeten maken. Het kind bestaat niet. En
het is David die moet leren voor zijn toekomst op God te vertrouwen.
En die omslag
maakt hij. Tot verbazing van zijn dienaren staat David na de dood van het kind
weer op, neemt een bad, doet andere kleren aan, richt zich in gebed tot God als
dagelijkse routine en gaat eten. Daarvóór had hij zich nog alles ontzegd en tot
God gebeden om de jongen. Wat hier gebeurt is in feite wat Jezus beschrijft.
Het onheil dat de jongen overkomt, is niet aan hem te wijten, maar onze inkeer
is nodig om ons niet hetzelfde te laten overkomen. David zei het daarvoor al:
‘Ik heb gezondigd tegen de Heer.’ Waarop Natan zei: ‘De Heer vergeeft u die
zonde, u zult niet sterven.’ Waarom redt God dan toch niet dat kind? Omdat dat
kind niet bestaan kan in de toekomst. Het zou alleen maar kunnen leven in een
zondig verleden, waar al veel onderlinge haat en nijd in de familie van David
uit voortkomt. En dus komt David tot inkeer. In zijn vasten en bidden komt hij
weer tot de kern. Hij weet weer wat hem ervan afleidde de toekomst van God te
verwachten. En daarom moet eerst, hoe wreed het ook klinkt en David dat ook
niet wil; eerst moet dat kind niet meer bestaan, voordat hij verder kan als
gezalfde Gods. En dus wordt het Goede Vrijdag in het verhaal en sterft het
kind. Maar daarna staat David ook weer op, en blijft niet hangen in het
verleden, maar laat de toekomst afhangen van God. Een toekomst, die
uiteindelijk een kind geboren laat worden in Bethlehem en die zou lijden wat
wij lijden, maar zo wel onze toekomst opende.
Laten we met
elkaar de toekomst open houden door niet te blijven bij en in onze schuld, maar
door te komen tot inkeer en de toekomst van God te laten komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten