Tekst: 1Korinthiërs 15: 35-38 en Johannes 14: 23-29
Geluidsfragment/podcast via www.kerkomroep.nl
Vandaag is het
Bevrijdingsdag. Een feestdag die volgt op de dag van Dodenherdenking. Het zijn
dagen die we over hebben gehouden aan het einde van de Tweede Wereldoorlog.
Maar in de loop van de tijd zijn deze dagen ook in het teken gaan staan van
alle slachtoffers van zovele oorlogen en conflicten, dichtbij en ver weg. En
dan natuurlijk ook voor alle strijders, militairen en mensen die op andere
manieren verzet boden tegen tyrannie, die sneuvelden of juist een onuitwisbare
indruk van vrijheid gaven.
Voor mijzelf
zijn het ook dagen die me doen beseffen wat de kern van ons geloof is. De kern
die ook Paulus in het vijftiende hoofdstuk van zijn eerste brief aan de
inwoners van Korinthe, benoemd. Voor Paulus is de kern van het geloof de
Opstanding. En dat is de kern voor mij ook. Ik denk dat het een kern is die
niet meer voor elke gelovige vanzelfsprekend is. Want de eerste vraag is dan
meteen: ja, maar hoe dan? Daar komen we zo op. Eerst is de vraag waarom de
Opstanding zo belangrijk is voor het geloof dat het de kern is?
Als het om de
Opstanding gaat, dan gaat het natuurlijk allereerst om de Opstanding van Jezus
Christus; het verhaal van Pasen. En in Jezus’ kielzog mogen wij delen in die
Opstanding. Maar wat betekent dat dan? Als ik het voor mezelf moet omschrijven
dan betekent Opstanding gewoon dat Jezus niet dood is, maar dat Hij leeft. En
geen woordspelletjes van ‘Hij leeft voort in onze gedachten of in onze
nagedachtenis zoals straks tijdens het Avondmaal’, nee: Jezus leeft zelf. Hoe?
Geen idee, dat is Gods werk. En dat is niet flauw afschuiven. Dat is nu juist
het wonder. Jezus leeft en wij met Hem.
En ik zeg het
niet alleen met mijn hoofd, ik kan het ook voelen. En ik zal u vertellen waar
de Opstanding dan voor mij over gaat. Opstanding gaat hierover dat de dood niet
het einde is. Dood is niet dood. Dat betekent dat elk leven dezelfde waarde
heeft. Of het nu lang heeft geduurd of kort. Of het nu succesvol is geweest of
een groot diep dal. Of het nu sterk is geweest of zwak, ook in de morele zin of
iemand goed te noemen was of slecht. Al onze levens, hoe ze ook lopen, dankzij
en ondanks ons; al onze levens hebben dezelfde waarde. Waarom? Omdat er bij de
dood geen eindafrekening ligt te wachten, of zelfs niet dat we in de dood toch
allemaal gelijk zijn omdat we immers allemaal een keer dood gaan. Nee, al onze
levens hebben dezelfde waarde omdat ze voor God van eeuwigheidswaarde zijn. Ons
leven houdt niet op bij wat wij niet voor elkaar kregen. Ons leven houdt niet
op bij wat we hebben nagelaten. Ons leven houdt niet op bij alle breuken die we
ervaren in ons leven. Ons leven houdt niet op bij de ziekten die ons overkomen,
geestelijk en lichamelijk. Ons leven houdt niet op bij onze dood. Ons leven is
meer, veel meer dan wat wij doen en wat ons overkomt. Zelfs het meest radicale
einde, de dood, waarin we alles verliezen, is het einde niet. Jezus’ Opstanding
uit de dood laat zien dat God aan alles wat het leven in ons dooft en doodt,
een halt toeroept, en het leven herschept, nieuw maakt, en voort laat leven.
Niet in de herinnering van wie achterblijven, maar in God.
En dat: dat ons
leven niet ophoudt bij alles waar wij doodlopen of aan dood gaat, maar dat het
leven dóórgaat, dat straalt terug naar ons leven hier en nu. En het geeft een
enorme kracht om op te staan tegen alles wat het leven tegenstaat. Omdat ik
geloof in de Opstanding, blijft ik geloven in een toekomst voor wie geen
toekomst ziet. Omdat ik geloof in de Opstanding is niets zinloos wat ik doe
voor een ander, zelfs niet als ik daar alleen maar bij zou verliezen. En zij
die hun leven gaven voor de vrijheid van anderen, zijn niet dood, zij leven
allen. Zij vinden in hun graf bij God gehoor. Het geloof in de Opstanding geeft
ruimte om visioenen te hebben van een wereld die echt anders is, omdat de
wereld echt anders wordt. Niet door ons, maar omdat God hem zal herscheppen. En
dat geeft ons kracht om er nu een steentje aan bij te dragen. En om vol te
houden, daar waar alles die visioenen tegenspreekt door oorlog, uitbuiting,
onderdrukking, discriminatie. De dichter Van Randwijck schreef in de oorlog, en
zijn tekst staat op een monument in Amsterdam: ‘Het volk dat voor tirannen
zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht.’ Het geloof
in de Opstanding gaat voor mij over daar waar het leven op het spel staat, of
aan zinloosheid ten onder dreigt te gaan. Het leven gaat dóór, het zal niet
ophouden, omdat het van God komt en God het niet erbij laat zitten. En dat is
voor ons een aansporing om het er ook niet bij te laten zitten.
Wie nuchter
blijft kijken, blijft zich natuurlijk afvragen: ja, maar hoe dan? Hoe kan een
mens opstaan uit de dood? En dan vooral: lichamelijk? In de geloofsbelijdenis
die we straks zingen is het al weggemoffeld: daar zingen we van verrijzenis. Maar
de klassieke geloofsbelijdenis spreekt van de ‘opstanding des vleses’ ofwel de
lichamelijk opstanding. En kunnen we dat nog geloven? Nee toch? Nee, niet als
je ervan uitgaat dat dit lichaam wat we nu hebben ons lichaam is na de
opstanding. Alsof het niet zou vergaan. Dat zou een nog grotere ontkenning zijn
van het leven dan de dood zelf. Alsof ons leven niet onderhevig is aan van
alles waar we aan vergaan. Dingen die in ons sterven. Maar ook ons lichaam dat
aftakelt en verre van perfect is. Ons lichaam vergaat en dood is in die zin
dood, gewoon letterlijk. Maar de dood is het einde niet. En wat Paulus met een
lichamelijke opstanding bedoelt te zeggen is dat we niet overgaan in een soort
geestelijk mengsel van allemaal zielen, maar dat wijzelf, lichaam en ziel,
voortleven. Wij zijn ook ons lichaam, en al ondergaat dat van alles, en vergaat
het als we dood gaan, we krijgen een nieuw lichaam terug. Want we blijven wie
we zijn. En juist omdat God ons zo serieus neemt, laat Hij het niet bij een
geestelijk voortbestaan, maar God geeft aan ons ‘de vorm die hij heeft
vastgesteld en hij geeft elke zaadkorrel zijn eigen vorm.’. In het beeld van de
zaadkorrel wordt duidelijk gemaakt door Paulus dat we sterven, dat is zo, maar
uit dat zaadje komt iets nieuws voort, iets dat net zo uniek is al wij hier op
aarde zijn. Niemand gaat verloren, en in die zin gaat ook niets verloren van
wie jij bent. De kern van het christelijk geloof, de Opstanding, betekent dat
jouw kern te allen tijde bewaard en uniek blijft. Je bent en blijft geliefd
door God, wat er ook gebeurt, en of je leven nu kort of lang duurt, en over
rozen gaat of vol met dorens ligt. We zijn allemaal gelijk. Want ons leven gaat
dóór.
En dat geeft ons
de kracht om boven onszelf uit te stijgen en op te staan tegen onrecht, of het
nu discriminatie is of onderdrukking, maar ook een depressie of een ziekte van
iemand. We blijven geloven in het leven, omdat het niet zinloos is. Zinloos
geweld bestaat, maar zinloos leven niet. Niet door wat wijzelf doen, maar door
wat God doet; en waardoor wij kunnen leven. En opstaan. Tegen alles wat dat
leven bedreigt.
En staan wij
daar dan nu alleen in, wachtend tot God ons opwacht? Nee, als Jezus in het
Evangelieverhaal zijn einde nabij weet, troost Hij zijn leerlingen met het
volgende: Ik stuur jullie de pleitbezorger, de Geest. Een pleitbezorger is
iemand die bijstaat, die troost en ook
geestkracht geeft om te kunnen leven hier op aarde. En daartoe laat Jezus zijn vrede na en geeft
Hij die. Een innerlijke vrede die zich uitstrekt over het verleden, waarvoor
Hij de vrede nalaat, en over de toekomst, waarvoor Hij de vrede geeft. Vrede is
de gemoedstoestand dat we zullen leven voor God, ongeacht wat wij ervan maken
en hoe we eraan toe zijn. Vrede ook, om vrede te brengen, om leven te zoeken,
om op te staan tegen onrecht en pijn, de tirannie van onderdrukking, van zonde
te weerstaan. Het licht nooit te laten doven, omdat het ondoofbaar is. Op
Bevrijdingsdag wens ik u die vrede toe. Die vrede, dat is pas echt bevrijding!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten