Beluister de preek via Kerkomroep
Bent u wel eens
iets kwijt? Vast wel. Of het nu autosleutels zijn, je portemonnee of tas, je
telefoon, of gewoon de draad of de kluts: we zijn allemaal wel eens iets kwijt.
En we kennen dan ook allemaal het gevoel als je iets terugvindt. De opluchting
en de ontlading van de stress omdat het nooit gelegen komt.
Maar wat als je
iets verliest? Het dus niet meer terugvindt? En wat als dat niet iets is, maar
iemand? En nee, dan denk ik niet aan mensen verliezen aan de dood. Ik denk aan
mensen verliezen aan het leven. Gewoon omdat je uit elkaar bent gegroeid. Of
omdat er iets gebeurd is. Of omdat het gewoon gebeurde. Dat iemand die altijd
deel uitmaakte van je vriendenkring, van je familie, of van je kerk, zijn eigen
weg kiest? Hoe ga je daarmee om? Ik denk dat we veel sneller dan dat we willen
toegeven mensen afschrijven. De rijen of de kring sluiten, en weer verder gaan.
Gewond misschien, maar toch, doorgaan. Theoretisch klinkt het allemaal mooi:
het verlorene zoeken. Maar als het op de praktijk aankomt is het een stuk
lastiger.
Laten we daarom
ook niet te snel verontwaardigd zijn over God, als Hij tegenover Mozes zegt dat
Hij het onhandelbare volk in Zijn brandende toorn wil verteren. Het zijn grote
woorden: een onhandelbaar volk in Zijn brandende toorn willen verteren. Maar
het is zo menselijk als wat. Hoe erg kun je niet vreselijk kwaad zijn op iemand
die je onrecht aandoet en inderdaad witheet iemand tot zijn schoenveters willen
afbranden. Ja, ik zeg het maar wat platter, maar dat is wat er staat. En dus
niet meer dan herkenbaar.
Maar we moeten
ons door die emotie ook niet teveel laten afleiden. Want dan ontgaat ons de
diepere laag. De sterke verhalen van de bijbel zijn juist zo sterk omdat ze
voorbij onze eerste indrukken en emoties, en wat we dan denken van God, een
veel diepere laag hebben dan je op het eerste gezicht dacht te lezen. We hebben
afgelopen maandag met bijna twintig mensen heerlijk zitten spitten in de
verhalen over Elia, en hier kun je ook veel meer de diepte in om het verhaal
beter te verstaan.
Als je teruggaat
naar het begin van hoofdstuk 32 dan lees je over het volk dat lang wachtte op
Mozes, en toen hij maar niet de berg afkwam, zich samendromde rondom Aäron en
tegen hem zei: “Maak een god voor ons die voor ons uit kan gaan, want wat er
gebeurd is met die Mozes, die ons uit Egypte heeft geleid, weten we niet.” Nou,
vervolgens vraagt Aäron alle gouden oorringen en smelt ze om tot het bekende
gouden kalf. En het volk roept dan: “Israël, dit is je god, die je uit Egypte
heeft geleid.” En daarna vieren ze uitbundig feest.
Dit feestgedruis
is tot boven op de berg te horen, waar ons verhaal begint. En daar ontbrandt
God in zijn woede. Hij wil van dat volk af en met Hij probeert Mozes te paaien
door te zeggen dat Hij met hem opnieuw zal beginnen. Je zou haast medelijden
krijgen met Mozes, die zo tussen twee heten vuren instaat. Eén smeltvuur van
het gouden kalf, en één vuur van Gods ontbrandende woede. En het volk lijkt het
slachtoffer. Nog even en we geven God de schuld van zijn eigen razernij en wens
om zijn volk te verteren in zijn woede. Oppassen dus en even heel goed lezen.
Ja, Mozes staat
tussen twee vuren in. Maar wie in het midden staat: daar draait alles om. En
hier dus ook. Het draait om Mozes. Hij staat er tussenin, in het midden, en
daarmee in het middelpunt. Dat volk beneden merkt niets van die brandende woede
en het steekspel tussen God en Mozes. Nee, het draait om Mozes. En dat alles
draait om de ene vraag: wie is God? God zelf, dat gouden stierkalf, of Mozes?
Ja, Mozes. Want het volk zegt aan het begin: ‘Maak een god voor ons die voor
ons uit kan gaan, want wat er gebeurd is met die Mozes, die ons uit Egypte
heeft geleid, weten we niet.’ En als ze dan het gouden beeld hebben zeggen ze:
‘Israël, dit is je god, die je uit Egypte heeft geleid.’ Niet God is vervangen
door het gouden stierkalf, maar Mozes. En het volk zag Mozes dus kennelijk als
een soort god. Of althans, dichtte hem een bepaalde goddelijkheid toe. Dat zie
je wel vaker bij leiders. En Israël herinnerde zich dat uit Egypte, waar,
precies, de Farao god zelf zei te zijn. De titel om het zo te zeggen ‘Hij, die
je uit Egypte heeft geleid’ komt alleen God toe. Dat zie je door heel Exodus
heen bij alle geboden en voorschriften. Wie is God? Degene die het volk Israël
uit Egypte heeft geleid. En hier wordt die titel gebruikt door het volk eerst
voor Mozes en dan voor het gouden kalf.
En daar spreekt
God hem op aan. ‘De Heer zei tegen Mozes: ‘Ga terug naar beneden, want jouw
volk, dat je uit Egypte hebt geleid, misdraagt zich.’’ Dus God gebruikt hier
precies dezelfde woorden om aan te geven wat er aan de hand is. Hij zegt nota
bene dat het Mozes’ volk is, dat Mozes uit Egypte geleid zou hebben. Nee, maar
zo is het toch niet, zal Mozes gedacht hebben. ‘Het is úw volk God, en ú hebt
het uit Egypte geleid.’ Precies, en al die woede van God is dus miskenning, en
de boodschap is: schrijf Mij niet af. Schrijf God niet af. Hij is het die je
uit Egypte heeft geleid. En niemand anders. Wat betekent dat voor ons? Hij is
het die ons van ons Egypte, van ons angstland, van ons angst en zorgen verlost.
We moeten niet ons heil ergens anders gaan zoeken. Want daar vind je het niet.
En net zo
belangrijk om God niet af te schrijven, is het ook om mensen niet af te
schrijven. Als wij beeld van God zijn, geschapen naar Gods beeld, dan moeten
wij evenmin mensen afschrijven. Zelfs als we in zo’n zelfde positie zitten als
God hier. Namelijk dat iemand volledig zijn eigen gang gaat, of een aantal
mensen hun eigen gang gaan en daarbij het recht met voeten treden. In het
Evangelieverhaal ben je zo gauw geneigd in het beeld van de schaapherder
medelijden te hebben met dat verloren schaapje. Ach, dat schaapje wist de weg
niet meer, maar gelukkig, hij is weer gevonden. En wat ziet ie er lief uit.
Nee, het beeld van het verloren schaap is net als het verloren volk bij Mozes.
Het verloren schaapje is niet een wit schaapje, maar een zwart. Het is verloren
geraakt, niet verdwaald. Het is zijn eigen gang gegaan. Eigenlijk net als de
verloren zoon. Daar moeten we ook niet te heilig over denken. Die wenst ook
zijn vader dood als hij de erfenis opeist. Die doet ook alles wat God verboden
heeft. Die denkt ook als hij de varkens beter eten ziet krijgen dan hijzelf:
laat ik maar teruggaan naar mijn Vader, misschien als ik sorry zeg dat ik dan
in ieder geval weer fatsoenlijk te eten heb. Er zit vooralsnog niets goeds in
die jongen hoor. Net zomin als in dat zwarte schaapje, en in dat volk rondom
dat gouden kalf. En als een vrouw één drachmen verliest, dan kun je je afvragen
wat er nu zo goed is aan alles op alles zetten om een muntstuk terug te vinden.
Want is geld zo belangrijk? Nou precies. Het hele Evangelieverhaal wil laten
zien dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend is om het verlorene te gaan
zoeken, omdat er iets aan dat verlorene kleeft. Net als bij die verloren zoon.
Verloren zijn is in de bijbel verwijtbaar, niet een droevig lot. Het gaat om
mensen die vanwege allerlei keuzen de weg zijn kwijtgeraakt, of hun eigen weg
zijn gegaan. Er zullen ongetwijfeld verzachtende omstandigheden zijn, maar dit
Bijbelverhaal wil samen met dat over Mozes laten voelen dat het helemaal niet
zo makkelijk is die verzachtende omstandigheden te voelen. Iemand kan zich
onmogelijk hebben gemaakt. Of gewoon niet meer passen in de groep waar je bij
hoort. En hoe moeilijk ook: toch moet je daar een boodschap aan hebben.
Laat ik het zo
zeggen: een bedrijf kan zich permitteren om alleen de beste mensen te zoeken en
aan te nemen, en de zwaksten te ontslaan. Maar in de gemeenschap van mensen, in
het samenleven van mensen, is er geen buiten en binnen. We zijn allemaal beeld
van God. Dus als iemand niet mee kan komen, of vreemd is, dan is het jammer
dan. Nee, niet van die persoon, maar van wat de rest in gedachten had. Dan moet
het maar anders, op een manier dat die ander wel meekan. Of het nu in het klein
gaat om het zwarte schaap van de familie, of de vreemde eend in de bijt, of om
buitenlanders in je dorp die zich anders gedragen of zelfs misdragen, aso’s in
je straat, ja jammer dan: that’s life. We kunnen het ons niet permitteren mensen
af te schrijven. Want God schrijft niemand af. Dat is wat Hij Mozes laat
zeggen. Want Mozes zegt terecht: ‘Aan Abraham beloofde u zoveel nakomelingen te
geven als er sterren aan de hemel zijn.’ En aan die sterren mag er geen één
ontbreken, ook de sterren niet die vallen of die doven. Want mocht je zelf ooit
verloren raken; wat zou je blij zijn als er naar je gezocht wordt, en door God
wordt gevonden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten