Wat een jaar
hebben we met elkaar achter de rug. In het afgelopen jaar stonden we dertien
keer om een van alle hier aanwezige families heen bij het afscheid van een van
onze gemeenteleden. Voor jullie, lieve families, was het een groot verlies.
Kort geleden, of toch alweer bijna een jaar, al voelt dat niet zo. Voor ons als
gemeente was het een verlies van gewaardeerde gemeenteleden, waarmee we
vrienden waren geworden, waarmee we samen waren opgetrokken door de jaren heen.
Ook voelden we het verdriet van familieleden die ook deel uit maken van onze
gemeente. We maakten met jullie de aanloop naar het overlijden mee. Of de
plotselinge schok. Elk gemeentelid dat overleed had zijn eigen verhaal.
Soms
was het het onvermijdelijke einde van een lange weg. Soms een kort en hevig
ziekbed, dat je nauwelijks kon bijbenen. En soms was het plotseling, ineens,
onverwacht. Of ging het ineens heel snel. Zo riep elk overlijden ook zijn eigen
emoties op. Bij de een was het goed zo, bij een ander moeilijk, maar was er wel
rust, bij een ander verbijstering, en machteloos verdriet, misschien zelfs
boosheid. Zo zijn we hier met elkaar verbonden, in ieders eigen nagedachtenis,
ook aan mensen die we buiten onze gemeente in ons eigen leven, weer verbonden
met anderen, moesten verliezen. En aan mensen die we eerder verloren met elkaar
en in ons eigen leven.
Het is een jaar
geweest waarin veel overlijdens samenkwamen. Van mensen van wie we het niet
hadden gedacht. Die nog zo vol in het leven stonden. Van mensen waarvan we
wisten dat ze ziek waren, waarvan we langzaam probeerden te accepteren dat ze
eertijds de strijd zouden verliezen. Van mensen die natuurlijk oud waren, maar
daarom ook zo'n vertrouwde aanwezigheid waren, dat hun afwezigheid ook
nauwelijks voor te stellen was. Kan een mens ooit gemist worden? Op die vraag
is bij iedereen het antwoord hetzelfde.
Zo kwam er veel
bij elkaar in één jaar. En toonden we aan elkaar de kracht van de gemeente van
Christus.
In veel ziekenhuizen en verpleeghuizen maakten onze zieke
gemeenteleden mee hoeveel kaarten ze kregen, tot verbazing van het verzorgend
personeel en de andere patiënten. In één ziekenhuis hoorde ik dat andere
patiënten al meteen tegen de postbode zeiden: "Daar moet je zijn." We
mogen dan een kleine gemeente zijn met elkaar, en dat geeft zijn uitdagingen om
alles draaiende te houden, maar hierin ligt ook onze kracht.
Die
verbondenheid is er niet alleen met de doden, maar ook of juist bij de
levenden. De mensen die achterblijven, de mensen die ziek zijn, ongeneeslijk,
geneeslijk of chronisch. Verbondenheid is in de gemeente van Christus altijd
gericht op het leven. Dat is soms wel eens moeilijk, als het alleen maar minder
lijkt te worden. En soms kan het je zwaar te moede zijn bij weer een bericht
van iemand die ziek is, ziek wordt of overlijdt. Maar verbondenheid is altijd
gericht op het leven. Omdat God ons leven op het oog heeft. Natuurlijk zijn er
zware momenten, die behoorlijk uitzichtloos voelen. En waar moet je beginnen
met leven, als je je liefste verloren bent? Je kunt niet 'zomaar' verder, ook
niet als je jarenlang zorg hebt gehad voor een dierbare. Ook al begin je dan
maar gewoon weer met de dingen die je handen vinden om te doen. Verbondenheid
is er niet op gericht het uitzichtloze gevoel te ontkennen en maar gewoon
verder te aan met leven. Nee, verbondenheid begint bij het kennen van elkaar.
Weten wat een ander doormaakt. Ook God weet daarvan. Hij waakt over je leven,
zegt psalm 121. De Heer houdt de wacht over je gaan en je komen.
De kracht van God: verbondenheid
God weet wat er
in het leven kan gebeuren. Het is geen psalm van 'maak je maar geen zorgen'.
Het is een pelgrimslied. Een lied voor onderweg. Vanuit de tempel gezongen.
Alsof God de gelovigen uitzwaait bij de tempel: goede reis in je leven. Totdat
je weer terugkomt. En God daarna niet gaat uitrusten maar waakt. Onze hulp komt
van de Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft. Het is niet zomaar een God van
ver weg en ver af. Een God die hemel en aarde gemaakt heeft. Die ons leven
kent, omdat Hij het gemaakt heeft. En dus weet heeft van de bergen waar we
tegenop kunnen zien. Van waar komt mijn hulp? Hoe kom ik hier in godesnaam
overheen? Inderdaad, in Godes naam. Hij zal je voet niet laten wankelen, hij
zal niet sluimeren, je wachter. Nee, hij sluimert niet, hij slaapt niet, de
wachter van Israël. God verbindt zich met ons leven. Met de bergen én dalen in
ons leven. Met momenten waarop we vreugde beleven, en met momenten waarop we
verlies lijden. En alle momenten tussendoor. De uitdagingen die we aangaan en
de moeilijke wendingen die onze levens kunnen krijgen, voor kortere of langere
tijd, of definitief. Uitingen van verbondenheid zijn daarom wezenlijk voor een
gemeente van Christus. Omdat God niet staat voor wat was of niet kan zijn, maar
staat voor wat is en zijn zal. Door alles heen.
Die
verbondenheid uiten zal ons niet altijd en bij iedereen lukken. We moeten de
moed en de kracht en het vermogen hebben om de ander te kunnen kennen, en we
moeten ervoor open staan om gekend te worden. Daarom is het goed dat ieder het
zijne doet en we met meerderen één gemeenschap vormen. En is het goed om te
beseffen dat het daarin ook mensenwerk is. En dat we onze verbondenheid in de
handen van God mogen leggen. Want daar vindt ons verbondenheid zijn oorsprong.
God ging een relatie met ons aan toen Hij zei: Laten wij de mens maken. 'Wij'. Dat is heel belangrijk. God had een relatie
op het oog met ons. En daarom zag Hij ook dat het niet goed was dat de mens
alleen was, toen enkel Adam er nog maar was.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten