Foto: Martha Soukup (flickr.com) |
Na een intensief
jaar is de zomer een welkome gelegenheid om op adem te komen. Onze levens zijn
vol en druk. Met ons gezinsleven, en school, sporten, werken, en alle zorg
daarin. Het vergt behoorlijk wat behendigheid om alle ballen in de lucht te
houden. Dan zijn er ook nog alle relaties die je wilt onderhouden met familie
en vrienden. In het werk is de crisis voorbij, zo lijkt het. Maar ik krijg soms
de indruk dat de echte crisis nog moet komen. Wat wordt er veel van mensen
gevraagd. Nog meer dan daarvoor. En wat vragen we ook veel van onszelf. In ons
gezin, onze familie, in ons werk, en in de kerk. Soms vraag ik me wel eens af:
wie of wat zit er ons toch zo op de hielen? Waar willen we aan ontsnappen?
Misschien zelfs: waar zijn we bang voor?
Waar zijn we bang voor?
Die vraag komt
bij me op als ik het volk Israël zie vluchten uit Egypte. We hebben het vaak
over een bevrijding. En dat is ook zo. Het is een bevrijding uit een
slavenbestaan. Maar die bevrijding wordt voorafgegaan door een vlucht. Uit een
angstland. Want zo noemt Israël Egypte: angstland. Land waarin je bang bent
voor wat er gaat komen. Land waarin je geen eigen wil hebt. En de vlucht is
eigenlijk ook geen keuze. Het volk wordt weggestuurd. Na die vreselijke plaag,
waarin de eerstgeboren kinderen van de Egyptenaren worden gedood, jagen de
Egyptenaren het volk Israël het land uit. 'Wegwezen, anders gaan wij straks ook
dood.' De vlucht is geen keuze. Blijven is erger. Ze moeten door. Vandaar mijn
vraag: als we vinden dat we doormoeten, waar zijn we bang voor?
Het brood dat
het volk Israël moet maken op de vlucht is een illustratie van die vlucht. Het
moet brood zijn zonder zuurdesem. Zuurdesem heeft dezelfde werking als gist. En
gist brengt door een chemisch proces van het omzetten van suiker lucht in het
brood. Alleen, daar is tijd voor nodig. Dat moet je niet te snel willen laten
gebeuren. Dat heeft zijn tijd nodig. En die tijd is er niet in de voorbereiding
op de vlucht. Er is eigenlijk geen voorbereiding mogelijk. Neem mee wat je mee
kunt nemen, nu, en vlucht! Het ongerezen deeg is zelfs het enige voedsel dat ze
mee kunnen nemen. Al het andere vergt bereiding, en daar is geen tijd voor.
Wegwezen! Voor het te laat is.
Hoe kom je op de
vlucht op adem, als zelfs in je brood geen lucht zit? De bevrijding voor het
volk Israël komt er pas bij de doortocht door de Schelfzee, die zich opent voor
het volk, en zich weer sluit als de Egyptenaren hen achterna willen komen. Dan
zijn ze verlost van wie hen op de hielen zitten. Maar hoe raken wij verlost van
wie of wat ons op de hielen zit? Hoe komen wij op adem als we in een bijna
voortdurende vluchtmodus leven, waarin wat zich vandaag aandient, eigenlijk
gisteren af had moeten zijn? Waarin we op meerdere schaakborden tegelijk moeten
schaken, én alert moeten blijven wat er op al die schaakborden gebeurt?
Om daar een
antwoord op te vinden schakelen we naar een ander broodverhaal. En bij Jezus is
er niet eens voldoende brood, ondanks dat het gerezen brood lijkt te zijn. Of
zou het dat niet zijn, omdat het kort voor het Joodse Pesachfeest is, het feest
van het Ongerezen Brood? Daar kunnen we van alles bij bedenken, zonder dat we
het precies weten. Wat we wel weten is dat er niet voldoende brood is. Dat wil zeggen: in de ogen van de leerlingen.
In onze ogen. Een flinke investering zou niet eens zoden aan de dijk zetten, en
iedereen maar een klein stukje brood geven. Maar een kind biedt uitkomst. Vijf
broden en twee vissen. Vijf plus twee is zeven, en dat is genoeg. En er blijven
aan het eind 12 manden brood over, zoveel als er stammen van Israël zijn. Maar
hoe dan? Hoe komt er zoveel lucht in het brood, dat het voor iedereen voldoende
is? Hoe komt iedereen op adem?
Er was iets wel,
wat er bij het brood op de vlucht niet was: tijd. Jezus nam de tijd. Daarom
liep het ook zo gigantisch uit dat het etenstijd werd. Jezus nam de tijd. Hij
had aandacht voor de mensen. En dat is volgens mij de sleutel om op adem te
komen. Aandacht geven. De leerlingen zien daarentegen een enorme klus voor
zich, die ook met een flinke investering nauwelijks tot een bevredigend einde
is te brengen. Je voelt de vermoeidheid bij voorbaat al. Daar schenkt Jezus
geen aandacht aan, maar wel aan de vijf broden en twee vissen van de jongen.
Vaak zeggen we bij dit verhaal: door te delen kun je vermenigvuldigen. Vandaag
zeg ik het concreter: wat je aandacht geeft, groeit.
Het is waar: wat
je aandacht geeft groeit. Positief, maar ook negatief. De leerlingen geven hun
aandacht aan de onmogelijke en nutteloze investering van het kopen van brood
voor alle mensen. En we zijn vaak geneigd om aandacht te geven aan negatieve
dingen. Aan dingen die niet lopen, dingen die niet goed gaan, mensen die
dwarszitten, iets dat anders loopt dan je zou willen, de tijd en de moeite die
iets kost. Pfff.... Slopend is dat. Voor jezelf, voor je werk, maar ook voor de
kerk. Wat je aandacht geeft groeit. Net als een selffulfilling prophecy: als je
er maar lang genoeg aandacht aan geeft aan wat je vreest dat er gaat gebeuren,
dan gáát het ook gebeuren. En dat heeft niets met de waarheid ervan te maken,
maar gewoon met waar je aandacht aan geeft. Zo zijn ook niet meteen al onze
negatieve gevoelens waar, hoeveel goede aanleiding er ook voor is. Wat we
aandacht geven groeit, en dan wordt het werkelijkheid. Dan ga je er vanzelf in
geloven.
Geef daarentegen
eens aandacht aan wat je waardevol vindt. Niet aan dat waarvan je vindt dat het
moet, of aan wat andere mensen vinden dat moet, maar aan die dingen die je
waardevol vindt. Daar zit een groot verschil tussen, en we verwarren ze nogal
eens met elkaar. Denk dan maar eens: zou ik het willen laten groeien of niet?
En als het antwoord nee is, omdat het al veel is, moeilijk is, zwaar is, of
negatief is, laat het dan niet groeien, en geef er minder aandacht aan. Dat
betekent niet dat je altijd maar positief moet blijven over alles, maar wel op
zoek moet gaan naar: en wat vind ik dan wel waardevol; wat zou ik willen laten
groeien? En daar moet je dan voor gaan. Geef er aandacht aan en laat het
groeien. Het gebeurt ook niet zomaar, dat het goede groeit. Je moet er echt
aandacht aan schenken. Dat betekent ook niet passief achteroverleunen en het
anderen laten doen, en als die het niet doen zeggen: zie je wel?!
Wat je aandacht
geeft groeit. Vraag jezelf af: wat zou ik willen laten groeien? Zo kom je op
adem. Door aan de goede waardevolle dingen aandacht te geven. Door tijd te
geven kan iets rijzen. Door aandacht te geven kan zich iets vermenigvuldigen.
Laat dat het goede zijn. Gebruik de zomer om te ontdekken of je met dat bezig
bent dat je wilt laten groeien. Voel de opluchting als je niet meer op de
vlucht hoeft te zijn met dingen die dringen en dwingen, maar brood kunt eten
met lucht, gerezen, gegroeid, met aandacht. Ga het negatieve niet uit de weg,
want dat kan ook een vlucht zijn, maar probeer te zoeken wat je wilt laten
groeien. En geef daar dan aandacht aan en ga ervoor!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten