zondag 5 juni 2011

Laatste preek in de Gereformeerde Kerk Waalwijk: Vertrouwen in geestelijke verbondenheid

Tekst: Genesis 9: 1-17 en Johannes 16: 32-33; 17: 1,9-11,20-23

Podcast/geluidsfragment

In de luwte tussen Hemelvaart en Pinksteren beleven we vandaag toch een bijzondere moment. Vandaag vieren we voor het laatst als Gereformeerde Kerk van Waalwijk. Na bijna 51 jaar worden we één protestantse gemeente met onze zusters en broeders van de Kerk aan de Haven. We spreken van een vereniging, dat beter dan het woord fusie laat zien dat het bedoeld is om de eenheid in geloof te zoeken, waar Jezus om bad. En je zou zelfs kunnen spreken van een hereniging van twee delen van de kerk van de Reformatie die verschillende wegen waren gegaan. Kerkscheuringen zijn immers het werk van mensen, terwijl er maar één Kerk is, namelijk de Kerk van Christus.

Vandaag dus een bijzondere zondag. Een beetje spannend ook. Omdat we weten dat we niet meer Gereformeerde Kerk zullen zijn, en nog niet protestantse wijkgemeente zijn. Er is hard gewerkt aan dit moment. Wat heet, 40 jaar. Met de climax in het laatste jaar. Als na de 40 dagen tot hemelvaart zijn we tot het moment gekomen dat alles is geregeld, de handtekeningen zijn gezet, op twee na, die van de voorzitters van de oude kerkenraden, die gezet zullen worden tijdens de Pinksterviering. En nu is het afwachten. Net als tussen Hemelvaart en Pinksteren.

Deze zondag heet wel ‘Wezenzondag’. Een moeilijke naam. Wat doet die naam hier? De naam verwijst naar de belofte van Jezus dat Hij ons niet als wezen achterlaat, als hij aankondigt dat Hij niet meer onder ons zal zijn. Hij belooft de Trooster, de heilige Geest. Die Geest zal ons leiden, inspireren, ons het gevoel geven dat God ons draagt en meeneemt in ons leven. Een belofte die Hij inlost met Pinksteren.

Maar deze zondag is als het ware het tegenbeeld van Pinksteren. Nu Jezus met Hemelvaart niet meer onder de leerlingen is, en de belofte nog openstaat van de komst van de heilige Geest, leven de leerlingen in een soort tussentijd tussen ‘niet meer’ en ‘nog niet’. Jezus is niet meer onder de leerlingen en de Geest is nog niet uitgestort over hen. Een lege tijd dus. Een spannende tijd. Alles is er klaar voor om de toekomst in te gaan, alles is voor ons geregeld, maar de leegte van de tussentijd voelt verweesd. Waar de leerlingen eerst konden vertrouwen op de fysieke aanwezigheid van hun Heer, zo moeten ze nu gaan vertrouwen op een geestelijke aanwezigheid van God. De kerk moet zich oefenen in openheid voor de Geest die komen zal, maar die niet op afroep beschikbaar is en nooit je bezit kan worden.

En daar is moed voor nodig. Moed om te vertrouwen in de kracht van Gods Geest. En zeker in de leegte van de tussentijd is dat moeilijk, tussen het ‘niet meer’ en ‘nog niet’. En Jezus bidt dan niet voor niets voor ons, en voor onze eenheid. Want de leegte van wat komt, bedreigt die eenheid. In de leegte tussen het moment dat alles geregeld is voor ons met het oog op de toekomst, en Jezus uit ons zicht verdwijnt, en de werkelijke vervulling van de belofte; in die leegte kunnen we ons gedwongen voelen zelf het heft in eigen hand te nemen. Die leegte kan zo verweesd voelen, en de nieuwe werkelijkheid zo onzeker, dat we voelen niet anders te kunnen dan op onszelf te vertrouwen. Met alle gevolgen voor de eenheid van dien.

Jezus beschrijft dat voorafgaand aan wat het ‘hogepriesterlijk gebed’ is gaan heten. Daar zegt hij, nog tegen zijn leerlingen: “Er komt een tijd, en die tijd is er al, dat jullie uiteengedreven worden, dat ieder zijn eigen weg gaat en mij alleen achterlaat. Maar ik ben niet alleen, want de Vader is bij mij. 33 Ik heb dit gezegd opdat jullie vrede vinden bij mij. Jullie zullen het zwaar te verduren krijgen in de wereld, maar houd moed: ik heb de wereld overwonnen.”

Waarom worden de leerlingen uiteengedreven en wat maakt dat ze het zo zwaar te verduren krijgen in de wereld? Je zou het wellicht zo kunnen zeggen: De pijn van Jezus’ volgelingen is dat ze door Jezus helemaal in Gods werkelijkheid zijn betrokken, en dat ze geloven in en leven uit een andere realiteit, maar, dat ze intussen wel in de realiteit van alledag achterblijven. En dat kan eenzaam voelen, en onbegrepen. Want wanneer je gelooft in en leeft vanuit een andere realiteit dan doet het pijn en wringt het als de realiteit van alledag daar haaks op staat. Gelovigen leven zo in twee werelden. In een komende wereld, die ons leven nu vervult van geloof, hoop en liefde; en in de wereld van alledag die me al zijn pijn die we met en aan elkaar ondervinden en met alle tegenslagen, en ja zelfs met vervolgingen, ver af staat van die toekomende wereld. We zingen niet voor niets dat bekende lied, waarvan het refrein is: ‘Here God wij zijn vervreemden, door te luist’ren naar uw stem. Breng ons saam met uw ontheemden naar het nieuw Jeruzalem.’

Dat ontheemde gevoel kan je ertoe brengen dat je geen heil verwacht van anderen, en je je op jezelf teruggeworpen voelt. Het lied heeft daar twee coupletten over: ‘Menigeen ging zelf op pad daar hij thuis geen vrede had. Eeuwig heimwee spoort hem aan, laat ook hem het woord verstaan.’ En de andere: ‘Velen, die de moed begaf, blijven staan of dwalen af, hunk’rend naar het oude land. Reisgenoten, grijp hun hand.’ In het leven en geloven in twee werelden in de tussentijd tussen ‘niet meer’ en ‘nog niet’ ligt het gevaar op de loer dat je het gevoel krijgt dat je in de steek wordt gelaten. Immers: God kan verder weg voelen dan ooit, mensen kunnen vijandig zijn, en dan ben je op jezelf teruggeworpen. Wanneer je daar niet uitkomt ontstaat er verdeeldheid tussen mensen. Dan zoeken mensen niet meer hun heil in de verbondenheid met elkaar, maar in een soort overleven in de harde realiteit. En dan scheurt de kerk, en niets minder dan dat. Aan de vooravond van de vereniging van onze gemeenten is het goed om daarbij stil te blijven staan. Verenigen is geen voltooiing, maar een werkwoord. We moeten blijvend zorgen dat we ons verenigen met elkaar. Want kerk zijn is niets minder dan dat ze haar verbondenheid met het heil moet zien uit te zingen in een heilloze situatie. Niets van ons kerk-zijn geeft zekerheid in de realiteit van alle dag. Ons kerk-zijn staat steeds onder spanning door de gebrokenheid van de wereld. Er is een blijvende alertheid nodig van iedereen, en het gebed van Christus bovenal, om te zorgen dat we door het gewoel van de tijd niet uit elkaar gedreven worden.

Waar halen we onze moed vandaan? Want de wereld maakt het ons niet gemakkelijk. En wij onszelf soms ook niet. Deze ‘Wezenzondag’ laat in zijn uppie, als enige zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren, zien hoe kerk-zijn is. We leven en geloven niet vanuit een fysieke aanwezigheid van God; we leven van de wind, die aanrukt uit den hoge. We hebben dus geen fysieke verbondenheid met God. We leven vanuit een geestelijke verbondenheid met God. En in die geestelijke verbondenheid met God moeten we het zien uit te houden in een wereld die het ons niet gemakkelijk maakt; en waarin we het elkaar ook niet makkelijk maken. Dan komt het op vertrouwen aan, en dat is moeilijk als het fysieke ontbreekt. Voor ieder mens is het belangrijk aangeraakt te worden, maar hoe kun je aangeraakt worden door een geestelijke verbondenheid? Hoe put je moed uit een geestelijke verbondenheid met God die niet tastbaar is? Hoe kun je openstaan voor de Geest die jou leidt, maar die niet op afroep beschikbaar is? Dat kan soms heel alleen en in de steek gelaten voelen. Hoe kan weggaan, zoals dichter Kopland zegt; hoe kan weggaan een soort van blijven zijn?

Jezus weet wat dat betekent. Hij zei: ‘Er komt een tijd, en die tijd is er al, dat jullie uiteengedreven worden, dat ieder zijn eigen weg gaat en mij alleen achterlaat. Maar ik ben niet alleen, want de Vader is bij mij.’ En daarna: ‘Ik heb dit gezegd opdat jullie vrede vinden bij mij. Jullie zullen het zwaar te verduren krijgen in de wereld, maar houd moed: ik heb de wereld overwonnen.’ Onze vrede in de onzekerheid van het niet tastbaar aanwezig zijn van God vinden we juist in die mens Jezus, die, zo zegt hij, de wereld heeft overwonnen. Wat betekent dat?

God gaat met mensen een verbond aan, zoals hij met Noach en zijn familie een verbond aanging. Dit verbond is een initiatief van God. Het is niet het resultaat van ons wanhopig vasthouden aan een onbereikbare God en een naïef en onrealistisch geloof tegen beter weten in, dat Hij bij ons zou willen blijven. Nee, het is het een initiatief van God. En Hij stelt een teken. Een regenboog. Over die regenboog valt in zijn veelkleurigheid veel te zeggen over eenheid, en hoe alle kleuren in het verbond tot zijn recht komen. Maar er is ook een andere symboliek. Het woord voor regenboog in het Oude Testament is hetzelfde woord als voor strijdboog. In de antieke wereld is het een teken van vrede als je een boog met de kant van de snaar naar iemand toewendt. En hier hangt God als het ware de strijdboog weg. In het verbond van God is vrede, en geen strijd. Het hoeft niet bevochten te worden. God is er. Ja, ook door alle schuld heen. God zal nooit meer een vloed over mensen laten komen. Dit verbond is volkomen en toereikend. 7 maal wordt in dit stuk van Genesis het woord ‘verbond’ gebruikt, het getal van volkomenheid, compleetheid. De boog en het teken worden 3 keer genoemd. En als iets 3 keer wordt genoemd in de bijbel kan er geen twijfel over bestaan. God houdt zijn verbond in stand.

Nee, sterker nog: God neemt alle gebrokenheid en alle onvolkomenheid, ook van ons vertrouwen, waardoor we anderen beschadigen, voor eigen rekening. In Jezus’ sterven en opstaan vernieuwt hij het verbond met ons. Het komt niet voor onze rekening, net zo min als het verbond ons initiatief is. En daarom mogen wij daar moed uit putten. Omdat Jezus de wereld heeft overwonnen. Het hoeft niet van ons te komen. Ook niet in onze onzekerheid over het uitblijven van Gods finale stem die alles rechtzet. We leven in de tussentijd, en de enige manier om daarin te kunnen leven is door elkaar vast te houden. Daarom bidt Jezus om eenheid. Dat is geen eenheid waarin alle verschillen zijn toegedekt, geen eenheidsworst, maar wel eenheid in geestelijke verbondenheid met God. Als we daarop vertrouwen door naar het teken van Gods verbond te kijken in Jezus, en in de regenboog, dan worden we ook in onze eenzaamheid en machteloosheid gedragen, en zal God zijn kerk sturen naar het land van belofte.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten