Tekst: Jesaja 60: 19-22; 1 Thessalonicenzen 4: 13-18 en Mattheüs 5: 1-12
Podcast/geluidsfragment
Vandaag is het de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Voor wie er minder mee bekend is misschien een vreemd tijdstip. Het is geen einde van een seizoen, een schooljaar. Het is niet het einde van een kalenderjaar; het zweeft er ergens voor. Toch heeft het een logica. Het is vandaag namelijk de laatste zondag voor Advent. En dat is het begin van het kerkelijk jaar. We beginnen met een periode van verwachting richting Kerst, om daarna door het jaar heen verschillende hoogtepunten te hebben als Kerst, Pasen en Pinksteren. En deze zondag dan? Is nu slechts de cirkel rond? Nee, er is meer aan de hand. Er wordt echt iets afgerond. Vandaag staat ook in het teken van de voltooiing of voleinding van de wereld. De balans wordt opgemaakt. En wanneer je de balans opmaakt kom tel je niet alleen je winst, maar ook je verlies. Of misschien tel je wel vooral je verlies. Want per saldo gaat er veel mis, en verliezen we veel. Er gaan dingen niet goed, en we doen daar zelf aan mee. En we moeten afscheid nemen. We moeten afscheid nemen van mensen die we verliezen aan de dood of aan het leven. En we moeten afscheid nemen van illusies, dromen, dingen die het leven mooi maakten, maar die we onherroepelijk in het leven hebben verloren.
Met deze zondag kun je twee kanten op. Je kunt de kant op van wat er mis is gegaan. En dan kom je in de verhalen terecht waarin God bij Jezus’ terugkeer orde op zaken stelt. Dat zijn de klassieke lezingen op deze zondag. Je kunt ook de kant opgaan van het verlies in het leven, van het afscheid. En dan kom je bij de verhalen terecht die traditioneel rondom Allerheiligen worden gelezen. Op deze dag staan gelovigen stil bij de gelovigen die hen zijn voorgegaan, maar die er niet meer zijn.
De eerste brief van Paulus aan de inwoners van Thessalonica laat eigenlijk zien dat dit twee kanten van dezelfde medaille zijn. Kiezen we voor het eerste en stellen we deze zondag in het teken van orde op zaken stellen, dan komen we uit bij het begin van hoofdstuk vijf. Kiezen we voor de andere kant, die van het stilstaan bij het verlies, dan komen we bij het einde van hoofdstuk vier uit. Wij kiezen voor het laatste, maar voor Paulus zijn ze met elkaar verbonden. Voor beide kanten ziet Paulus namelijk dat de gelovigen getroost moeten worden. Daar eindigen beide stukjes mee. ‘Troost elkaar met deze woorden’ en ‘Dus troost elkaar en wees elkaar tot voorbeeld’. Daarom staat als motto boven deze preek een citaat uit de bergrede van Jezus dat we lazen: ‘Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden.’
Waarom hebben de gelovigen troost nodig? Een gekke vraag misschien om op deze zondag te stellen. Want velen worden geraakt door herinneringen of de sfeer van deze dienst. En soms weet je zelfs niet eens wat het nu is dat je raakt, maar het is er. Dat is goed. En we zoeken daarin troost.
Maar waarom wil Paulus de gelovigen van Thessalonica troost bieden? In de tijd dat Paulus deze brief schreef, het oudste document in het Nieuwe Testament, leefden de gelovigen in een sterke verwachting van de spoedige wederkomst van Christus. Het zou slechts nog even duren en dan zou Jezus terugkomen, orde op zaken stellen, en voor alle gelovigen de wereld vernieuwen. Maar dat moment bleef uit. Zoals we nu tweeduizend jaar later ook weten. Want we leven nog steeds op de oude voet verder. Er lijkt nadat Jezus uit de dood is opgestaan niet veel veranderd. Maar dat bracht de gelovigen van toen in nood. Wat gebeurt er dan met onze doden, die immers ook in die verwachting leefden? Waar blijven ze? Ook zij zullen toch deel hebben aan die nieuwe wereld? Maar hoe dan?
Het komt misschien dichter bij ons als we zien wat Paulus met zijn troost in deze nood beoogt. Hij zegt aan het begin: ‘Broeders en zusters, wij willen u niet in het ongewisse laten over de doden, zodat u niet hoeft te treuren, zoals zij die geen hoop hebben.’ Paulus wil vermijden dat mensen rouwen zonder hoop. Het luistert hier heel nauw. Natuurlijk wil Paulus niet suggereren dat je maar niet moet rouwen en treuren, omdat er hoop is. En het is ook niet Paulus’ bedoeling om te zeggen wat zo vaak gezegd wordt, zoals bijvoorbeeld: ‘er is nog zoveel moois om voor te leven’, ‘kijk eens wat voor mooi leven je hebt’, ‘kijk eens wat een rijkdom aan kinderen of vrienden je hebt’, of het meer algemene ‘kom op, probeer je te vermannen’ of het allerergste: er niet meer op terugkomen en doen alsof alles weer normaal is. Mensen zijn geneigd weer gauw verder te gaan, en verwachten dat ook van mensen die rouwen. We zijn geneigd de puzzel zo snel mogelijk weer in elkaar te leggen, ook als de puzzelstukjes eigenlijk niet meer goed passen. Maar wie rouwt zit met de brokken. Het leven klopt niet meer. Net als een wond duurt het een tijdje voor alles weer aan elkaar is gegroeid, en dan nog is er een groot litteken. Rouwen om het verlies van iemand aan het leven of aan de dood kent geen tijd. Hoe graag de wereld ook verder wil, en moet.
Paulus wil niet het rouwen en treuren vermijden, want dat kan niet, maar wel rouw en verdriet zonder hoop. Geen hoop dus die het verdriet ontkent, maar het verdriet juist draagt. In de tijd waarin Paulus spreekt, was de volgende grafinscriptie erg populair: ‘Wat jij nu bent, ben ik geweest; wat ik nu ben, zal ook jij zijn.’ Rauwer kan niet zou je zeggen. De inscriptie was zelfs zo populair dat mensen hem als afkorting kenden. Paulus stelt daar hoop tegenover. Hoop waarop dan? Een hemel, dat alles goed komt…? Nee, Paulus geeft niet zo’n antwoord, alsof hij weet dat dat ook een zoethoudertje zou zijn. Paulus blikt in zijn fundering van die hoop niet vooruit, maar terug.
Paulus blikt niet vooruit naar het moment dat Jezus terugkomt of zo, en al het leed geleden zal zijn of zo. Paulus blikt terug naar het moment waarop Jezus uit de dood opstond. Het is niet het meest makkelijke stukje uit het christelijk geloof, maar het is wel de kern: dat Jezus Christus is opgestaan uit de dood. Het gaat in het geloof niet eens zozeer om die feitelijke gebeurtenis, maar meer om de betekenis: dat Jezus gered is uit de macht van de dood, dat wil zeggen ook uit de wereld waarin de dood het voor het zeggen heeft. Hoeveel we van ons leven ook maken, uiteindelijk heeft de dood hier in deze wereld het laatste woord. Lijkt het. Als je die balans bij elkaar optelt, zou die er toch hopeloos uitzien. Maar het is niet hopeloos, zegt Paulus. Hij vult de hoop in het volgende hoofdstuk in als hoop op redding. Niet vanwege een vooruitzicht, maar vanwege een terugblik. Christus is ons namelijk voorgegaan. Nee sterker nog, onze doden gaan ons vooruit, als waren zij getuigen van de hoop. Onze doden blijven niet achter. Ze gaan ons vooruit. We geven onze rouw en we krijgen hoop van ze terug. Ze gaan met ons mee, ze gaan ons zelfs vooruit. En zo blijven wij hier niet alleen achter. Hoe alleen het soms ook kan voelen. Onze doden blijven niet achter.
Maar wij blijven ook niet achter. Zij zijn als het ware de maan die het licht van de zon, Christus, weerkaatsen naar ons op aarde. Een ander beeld is misschien nog mooier. Iemand leidde een jong meisje rond in een kathedraal. Hij probeerde uit de leggen wat Allerheiligen is. In die kathedraal was het donker en stil, buiten scheen de zon. De man wees op de figuren in de glas-en-loodramen. Bijbelse figuren, heiligenfiguren. Toen zei het meisje: ‘Ik zie het! Heiligen, dat zijn mensen waar het licht doorheen schijnt.’ Precies, en al zijn er maar weinig heiligen te vinden, ook zij hebben, vaak meer ondanks dan dankzij zichzelf, iets van het licht van God laten zien. En zo gaan onze doden ons ook vooruit. Herinneringen achterlatend, en niet altijd goede, gaan ze ons wel vooruit. Het gaat Paulus er niet om dat we met hen verenigd worden omdat zij heilig zouden zijn, welnee. Het gaat Paulus erom dat we met elkaar verenigd worden in Christus. Gered uit de macht van de dood. En die hoop doet leven. Die hoop kan werkelijk verdriet dragen. Want het verdriet en de rouw horen erbij, maar hebben niet het laatste woord, omdat de dood niet het laatste woord heeft. Troost elkaar met deze woorden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten