Luister de preek op Kerkomroep
Er gebeurt veel in onze gemeente en in onze
omgeving in de aanloop naar Kerst dit jaar. We moeten van veel mensen afscheid
nemen, ieder met hun eigen verhaal en achtergrond. En niet alleen binnen onze
gemeente is dit zo. Ook in onze andere wijkgemeente moet men van veel mensen
afscheid nemen; mensen die wijzelf vaak ook kennen. En ook breder om je heen
hoor je het veel dat er mensen overlijden. Daarnaast zien we veel mensen om ons
heen die kampen met ziekten of hun eigen levenseinde zien naderen of dat van
hun liefste medemensen. Het is veel. Dat hoor ik veel mensen zeggen. En ja, dan
zijn we er voor elkaar. En we zorgen samen voor de dingen die gedaan moeten
worden, en we krijgen daar kracht voor, maar al met al is het veel, heel veel.
Het valt me op hoe veerkrachtig onze gemeenschap is. Ik zie dat we elkaar
ondersteunen, en dat mensen zich aanbieden om een extra tandje bij te zetten.
Dat is bemoedigend. En soms is er ook even het gevoel pas op de plaats te
moeten maken. Om door te kúnnen gaan. Ook dat is goed. We moeten zuinig zijn op
elkaar en op onszelf. Onszelf niet voorbij lopen, juist om de ander ook te
kunnen zien. Even pas op te plaats maken kan zorgen dat je niet struikelt. Ook
daarin kunnen we elkaar afwisselen en ondersteunen, en elkaars last opvangen.
En als dat ergens niet goed gaat, dan moeten we dat met elkaar bespreken, want
ieder is van goede wil. En zo zullen we doorgaan. Al is het wel veel.
En toch zijn we tegelijkertijd op weg naar
Kerst. En dat gaat dus niet bij iedereen van harte. Kerst ademt een hele andere
sfeer, van vrolijkheid, van toekomst, van vrede, van gezelligheid, van familie
en vrienden. Tja, dat kan schuren. En de een beleeft dat minder sterk dan de
ander, en dat is goed. Maar zo gaan we wel naar Kerst, want dat komt er aan,
hoe dan ook. Maar hoe kunnen we daar naartoe gaan? Hoe vinden de weg naar de
toekomst van Kerst? Hoe vinden we de weg naar de toekomst van Kerst, zodat we
die kunnen inslaan?
Ook Bethlehem is nog niet klaar voor Kerst. Het
provinciestadje in de uithoek van het Romeinse Rijk, waar in een stal achteraf
Jezus geboren zal worden, omdat er geen plaats was in het nachtverblijf van de
stad; in deze stad, Bethlehem is alles nog leeg, en levenloos. We hebben het
over de tijd dat het verhaal van Ruth begint. 'In de tijd dat de rechteres het
volk leidden, brak er een hongersnood uit in het land. Een man trok daarom met
zijn vrouw en zijn twee zonen weg uit Bethlehem in Juda, om een tijdlang in de
vlakte van Moab te gaan wonen. De naam van de man was Elimelech, die van zijn
Noömi, en zijn twee zonen heetten Machlon en Kiljon; het waren Efratieten uit
Bethlehem in Juda.' In Bethlehem was geen leven te vinden. Het voelde er leeg
en toekomstloos. Daarom zocht het gezin Elimelech zijn heil in den vreemde. Ze
wisten eigenlijk niet waar ze het zoeken moesten. En het wordt nog erger: in
den vreemde overlijdt Elimelech. Zijn naam betekent 'God is koning', maar in
alle leegte en in den vreemde kun je het besef gauw kwijtraken dat God je leven
regeert, een plan met je heeft, iets met je leven voor ogen heeft. Nee, het
leven stopt voor mij. Laat anderen maar verder gaan. En dus trouwt de volgende
generatie, de twee zonen van Elimelech en Noömi: Machlon en Kiljon. Maar ja,
wat moet je aan toekomst verwachten van de Afgeschrevene en de Ziekelijke,
zoals ze heten. Ook daar zit geen toekomst in. En de vrouwen met wie ze
trouwden, alle twee vreemdelingen uit het land Moab, blijven achter samen met
hun schoonmoeder Noömi. Scherper gezegd: Noömi bleef achter samen met haar
schoondochters. Om Noömi gaat het. En zo staat het er ook: zij bleef achter. In
den vreemde, met twee vreemdelingen die haar geen toekomst kunnen geven, omdat
zij niets meer te bieden heeft, nu haar man, én haar zoons zijn overleden. Voel
je de leegte? Hij is welhaast voelbaar in een tijd van zoveel verlies. We
tellen onze zegeningen en proberen weer door te gaan en het leven weer op te
pakken, maar soms voelt het ontstellend leeg.
Hoe kun je dan weer terug naar Bethlehem. Die
stad waar we later toch de hoop verwachten te vinden? Noömi gaat terug, met
lege handen. Ze kan niet anders. Ze moet wel. En Opra en Ruth gaan mee. Dat wil
zeggen: niet allebei van harte. Noömi, die arme vrouw, op het dieptepunt van
haar leegheid zegt ze tegen haar schoondochters dat ze maar naar hun eigen land
terug moeten gaan. Wat heeft zij nog te bieden? En Opra, haar naam betekent
nek: ze laat haar schoonmoeder haar nek zien. Ze keert haar de rug toe, zegt
gedag en verdwijnt.
En Ruth? Ruth wijkt niet van de zijde van haar
schoonmoeder. Let wel, haar vreemde schoonmoeder. Maar Ruth gaat niet terug
naar het vertrouwde. Ze blijft. Ook als Noömi aandringt. 'Vraag me toch niet
langer u te verlaten en terug te gaan, weg van u. Waar u gaat, zal ik gaan,
waar u slaapt, zal ik slapen; uw volk is mijn volk en uw God is mijn God. Waar
u sterft, zal ik ook sterven, en daar zal ik begraven worden. De Heer is mijn
getuige: alleen de dood zal mij van u scheiden.' Een trouwbelofte. Een belofte
van onvoorwaardelijke levenslange trouw. Ruth, zij wordt voor Noömi wat haar
naam betekent: metgezel. Zij zorgt er praktisch voor dat Noömi niet alleen
hoeft te gaan. Ze gaat met haar mee. Maar ze doet meer. Via Ruth opent zich
Noömi's toekomst weer. Door haar huwelijk met Boaz geeft Ruth aan haar
schoonmoeder de kinderen die haar toekomst geven. Ze geven haar letterlijk
bestaanszekerheid. De vrouwen zeggen tegen Noömi bij de geboorte van haar
kleinzoon: 'Geprezen zij de Heer, de jou vandaag iemand gegeven heeft die voor
je zorgen zal.' Wij zeggen vaak: kinderen hebben de toekomst. Maar in de tijd
van dit verhaal, en die tijden liggen nog helemaal niet zo lang achter ons,
zijn kinderen ook je bestaanszekerheid voor de toekomst, als je ouder wordt en
zelf niet meer kunt werken.
Maar zoals altijd gaat een bijbelverhaal dieper.
In een levensloze, lege situatie, waarin een gezin uit Bethlehem vertrekt, geen
heil meer in Bethlehem verwacht, en de ellende nog dieper kan en dieper voelt,
God ver weg schijnt, zijn plan met ons leven duister schijnt, en alles om ons
heen afgeschreven en ziekelijk voelt, daar komt uit den vreemde een vrouw op
die met Noömi meegaat, onvoorwaardelijk. En die haar leven aan dat van Noömi
verbindt. En zo gaan ze terug naar Bethlehem. Door Ruths metgezelschap groeit
in Noömi opnieuw het vertrouwen dat er weer toekomst mogelijk is. Dit verhaal is
in de bijbel terecht gekomen omdat mensen het gevoel hebben gekregen dat in
deze vreemdelinge God naar zijn volk omzag. Ruth verbindt haar leven met dat
van Noömi, de vrouw uit Bethlehem. En zo verbindt God zich met ons lot, juist
op dit plek waar het ons duister schijnt wat zijn plan nu met ons leven is.
Elimelech, God is koning, is dood. Het gevoel dat God ons een plan had, kan weg
zijn als alles je uit je handen geslagen wordt, of het minimaal heel moeilijk
wordt het allemaal vast te pakken en aan te pakken. Soms voelt het leven alsof
het tussen je vingers doorglipt. Maar daar komt God, onverwacht via een
vreemdelinge, als metgezel, die de toekomst openbreekt en van Bethlehem weer
maakt zoals de stad heet: Broodhuis, een huis om in te leven dus.
Dat is de reden dan de Evangelist Mattheüs Ruth
expliciet noemt als de moeder van Obed, die de grootvader is van koning David.
Zo werd Bethlehem de stad van David, waarin onze redder is geboren. Een
wonderlijke zwangerschap leerde ons dat het Kind van God kwam. Hij trok zich
ons lot aan, Hij verbond zich met ons leven, en brak de toekomst open. Omdat de
dood niet meer het laatste woord heeft. De weg naar Kerst hoeven we niet alleen
te gaan. We vinden in God onze metgezel, juist wanneer het duister schijnt wat
nu allemaal de bedoeling van ons leven is als het ons ontvalt, juist om mee te
gaan in ons leven, vandaag, en alle dagen van ons leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten