Het zal je maar
gebeuren: Je leidt een familiebedrijf. Een familiebedrijf dat je overgenomen
hebt van je vader. Die het weer overgenomen heeft van zijn vader. Het bedrijf
is onlosmakelijk verbonden met de familie. In het bedrijf zijn ook je eigen
kinderen groot geworden. Als kleine kinderen spelen ze in en om het bedrijf. En
ze helpen een beetje mee. Dat wordt later vakantiewerk, een bijbaantje tijdens
de studie, al dan niet betaald, want ze krijgen tenslotte kost en inwoning, en
vervolgens een eerste echte baan. Dan ga je ervan uit dat het bedrijf ook in de
familie blijft. Je ziet het voor je als je naar Boer zoekt vrouw kijkt, waar
straks de ouders weer hun opwachting maken, die soms nog achter het
boerenbedrijf wonen, dat ze hun zoon of dochter nalaten. En er zijn meer
familiebedrijven waar de leiding naadloze van de ene naar de volgende generatie
overgaat.
Het zal je maar
gebeuren dat je zo'n familiebedrijf leidt. En dat dan een van je kinderen die
je zou opvolgen zegt: papa, mama, ik heb besloten om niet verder te gaan in het
bedrijf... Hoezeer je je kinderen ook vrijgelaten kan hebben om er wel of niet
voor te kiezen verder te gaan in het bedrijf; en hoezeer je ze misschien ook
hebt aangespoord vooral te kijken wat er nog meer in de wereld te koop is: het
doet toch wel even pijn. Als de kinderen niet meer willen werken in de zaak van
hun vader, en moeder. Zo'n bedrijf is zo vergroeid met het gezin; dan voelt het
haast alsof je kind het gezin verlaat. Dat is best even slikken.
Stel: je kind zegt te gaan werken in de zaak van Zijn vader?
En wat zal er
dan door je heen gaan als je kind zegt: ik heb besloten om niet meer te werken
in onze zaak, maar om te gaan werken in de zaak van Zijn vader. Het overkwam
Zebedeus. Jakobus en Johannes waren bezig met het herstellen van de netten,
toen Jezus langskwam. Hij riep ze. Direct staat er. Meteen, terstond. Geen
houden aan. En ze lieten hun vader Zebedeus met de dagloners achter in de boot
en volgden hem. Het staat er bijna achteloos. Alsof het de normaalste zaak van
de wereld is. Maar de normaalste zaak van de wereld was het familiebedrijf. En
dat blijkt nu ineens de zaak van deze Jezus te zijn. En zonder enig overleg,
zonder enige overgangsregeling, roept hij zomaar de twee zonen weg, waarvan
Zedebeus iets anders had verwacht.
Ik wil maar
zeggen: wat de evangelist Markus hier in een paar korte zinnen neerzet, is
helemaal niet zo vanzelfsprekend. We zijn er wel aan gewend geraakt dat het zo
verteld wordt. En we zingen heel volgzaam vervolgens: "Lieve Heer, gij
zegt 'kom' ik en ik kom. O mijn God, Gij zegt 'ga' en ik ga." Maar er
gebeurt hier nogal wat.
De zonen van Zebedeus maken een andere keuze dan van hen verwacht werd. Het volgen van de roepstem van Jezus, en van Zijn vader, betekent nogal wat. Namelijk een breuk met hoe het vanzelfsprekend loopt in het leven. Hoe we elkaar navolgen en opvolgen in de gang van zaken zoals die gaan in de wereld. Het volgen van de roepstem van Jezus is echt een keuze. En niet zomaar een gedachteloos achterna lopen van Iemand die toevallig langsloopt.
De zonen van Zebedeus maken een andere keuze dan van hen verwacht werd. Het volgen van de roepstem van Jezus, en van Zijn vader, betekent nogal wat. Namelijk een breuk met hoe het vanzelfsprekend loopt in het leven. Hoe we elkaar navolgen en opvolgen in de gang van zaken zoals die gaan in de wereld. Het volgen van de roepstem van Jezus is echt een keuze. En niet zomaar een gedachteloos achterna lopen van Iemand die toevallig langsloopt.
Soms is er dus
ook meer voor nodig. Zoals bij de jonge Samuel. Tot drie keer toe wordt hij
door God geroepen. En in plaats van dat Samuel Gods roepstem herkent, rent hij
op Eli af, en vraagt hem of hij hem geroepen heeft. Het is ook niet zo gek dat
Samuel de roepstem niet herkende, want hoewel hij de Heer diende, zoals er
staat, klonken er in die tijd zelden woorden van de Heer, en braken er geen
visioenen door. Voor wie het verhaal kent, en ook weet welke rol Samuel gaat
spelen, is het slechts wachten totdat Samuel de roepstem verstaat. Net zo
vanzelfsprekend als wij het vinden dat de zonen van Zebedeus ja zeggen op
Jezus' roepstem. Maar dat is het niet.
Het is zelfs nog
erger: het is crisistijd. Zowel bij Samuel als bij Jezus. En geen economische
crisistijd, maar geestelijke crisistijd. In Samuels tijd misdragen de zonen van
zijn leermeester Eli zich vreselijk. Onze vertaling zegt het helder: De zonen
van Eli waren een stel afpersers. Ze maken misbruik van hun priesterambt. Maar
de oude Eli heeft geen vat meer op ze, al roept hij ze nog wel ter verantwoording:
"Zo gaat het niet langer!" Ook dit familiebedrijf gaat het niet
redden.
In Jezus' tijd
is het ook een geestelijke crisistijd. Voordat de eerste leerlingen geroepen
werden lezen we dat Johannes de Doper gevangen was genomen. Weer zo'n kort half
zinnetje van Marcus. Maar er schuilt een wereld achter. Dat goede nieuws dat
Jezus brengt, brengt wat teweeg. Er staat iets te gebeuren. Nee, niet ooit en
misschien in de hemel, het eind der tijden of wat dan ook. Nee, nu! Jezus zegt
vlak nadat Johannes de Doper gevangen is genomen: "De tijd is aangebroken,
het koninkrijk van God is nabij; kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede
nieuws."
Als God roept,
dan is dat niet om gezellig mee te doen. God roept omdat er iets te gebeuren
staat. Nu! Met de zonen van Eli zal het niet goed aflopen. En Jezus zal de zaak
op scherp stellen. Er staat iets te gebeuren. Doe je mee?
Roeping voert weg van zekerheden - en daar ligt toekomst!
Gods beweging is
er niet eentje waar we veilig voor kiezen, en die vervolgens weinig van ons
vraagt. God vraagt ons weg te trekken van onze vanzelfsprekende zekerheden.
Waarom? Omdat als we niet meer uitgaan van wat vanzelf spreekt, we kunnen horen
hoe God spreekt. Als Samuel voor de derde keer geroepen wordt door God, geeft
Eli hem de opdracht bij de volgende keer te zeggen: "Spreek, Heer, uw dienaar
luistert." Juist door het vanzelfsprekende los te laten kun je God horen
spreken.
Als Jezus zijn
leerlingen roept, is dat verre van een vanzelfsprekendheid. Hoe kort Marcus er
ook over vertelt. Als God Samuel roept, dan duurt het even voor Samuel kan
zeggen: 'Spreek Heer, ik luister." Als wij ons geroepen voelen door God,
dan moeten we met elkaar op zoek naar wat en waar God spreekt. De oproep van
Jezus is: Kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws. De roep van God
is een roep om inkeer. En dat heeft niet meteen met zonde te maken en bekering.
Dat heeft allereerst te maken met niet meer vanzelfsprekend vinden hoe het
gaat. Ook in de kerk. We gaan met zijn allen veel te veel uit van behoud van
het bestaande. De kerk spreekt voor zich lijkt het. Maar daardoor missen we de
mensen die nieuw geraakt kunnen worden door het goede nieuws van Jezus.
De kerk is een familiebedrijf geworden, waaruit God ons roept de wereld in
Het goede nieuws
van Jezus drijft ons weg van bestaande zekerheden. Net zoals Zebedeus dat
voelde, zo mag het ook voor ons voelen. De kerk is een familiebedrijf geworden.
Dat van generatie op generatie is overgedragen. En dat bijzonder waardevol is,
zeker. Maar niet vanzelfsprekend. We kennen elkaar goed, vaak ook families
onderling, en verwachten dat anderen zich bij ons ook thuis zullen voelen. En we
zijn dan teleurgesteld als dat niet zo is. En het altijd weer dezelfden zijn
die het moeten doen. Maar vinden we ons familiebedrijf misschien niet te
vanzelfsprekend? Praten we misschien teveel over hoe geloof en kerk voor ons
voor zich spreekt, en vragen we misschien te weinig naar hoe God spreekt en hoe
Jezus' verhaal aanspreekt in het leven van anderen buiten ons familiebedrijf?
Meer dan de helft van de Nederlanders gelooft niet meer in God, dus...?
Dat nieuw
onderzoek in dagblad Trouw uitwijst dat voor het eerst meer dan de helft van de
bevolking in Nederland niet meer in God gelooft, is een bevrijding. Eindelijk!
Eindelijk zijn we in de minderheid. En dat is geen bevrijding omdat het geloof
in God niet belangrijk is. Natuurlijk is het dat. En we zouden het veel meer
mensen toewensen. Nee, het is een bevrijding voor onszelf. Blijkbaar is geloven
in God dus niet vanzelfsprekend. Dat wisten we al heel lang. Maar nu geloven in
God iets van een minderheid is geworden, worden we echt met de neus op de
feiten gedrukt. Geloven in God is altijd onvanzelfsprekend! Of nu 10, 40 of 80
procent van de mensen in God gelooft, geloven in God is altijd
onvanzelfsprekend. En we zullen altijd weer woorden moeten vinden om het geloof
in God uit te leggen.
Jezus verhaal is springlevend! Heb je het gehoord?
En die woorden
vinden we alleen maar als we naar God luisteren. En naar mensen. Als we op zoek
gaan wat de woorden van God voor jou te zeggen hebben. En als we luisteren naar
hoe mensen zoeken naar richting en verdieping in hun leven. Zoals Jezus de
zonen van Zebedeus roept, zo roept Jezus ons uit ons familiedenken. Jezus roept
ons uit ons kerkelijk bedrijf waarin het verhaal van Jezus voor zich lijkt te
spreken. Want Jezus' verhaal spreekt namelijk niet voor zich. Het is altijd
weer nieuw en anders, zoals het leven telkens weer nieuw en voor iedereen
anders is. En hoe spreekt het verhaal van Jezus dán mensen aan?
Voor ons
betekent dat twee dingen:
1. Weer leerling
van Jezus worden. "Spreek, Heer, uw dienaar luistert" zei Samuel. En
Jezus zegt: "De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom
tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws." Geloof is niet
vanzelfsprekend. Je moet het op je in laten werken. En het is niet
vrijblijvend. Want er gaat iets gebeuren. Nu! Mis het niet! Weer leerling
worden van Jezus is een bevrijding. Het hoeft niet van ons te komen. Wij hoeven
het bedrijf niet in stand te houden. Jezus staat aan het hoofd. Wij hoeven
alleen maar te luisteren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten