maandag 26 januari 2015

Mozes in een arkje van riet - verhaal voor kinderen

Vrij naar Exodus 1:1-2:10, naverteld voor het Bijbelproject over water (2015)

Mirjam en haar moeder staan aan de oever van een grote rivier. De Nijl. Hij stroomt door heel Egypte. "Ik vind de rivier best wel een beetje eng" zegt Mirjam tegen haar moeder. "Dat komt omdat je nog niet kan zwemmen. Maar de rivier kan soms ook erg woest zijn, en dan zou je erin kunnen verdrinken" zegt haar moeder. "Dus kijk maar goed uit en ga niet zo dicht bij de kant staan" zegt ze.

De familie van Mirjam woont al heel lang in Egypte. Ooit was er Jozef, en die zocht zijn grote broers. Maar die waren zo jaloers dat ze hem eerst in de put gooiden. En toen er slavenhandelaren langskwamen hebben ze hun broer verkocht. En zo kwam Jozef in Egypte terecht. God had Jozef heel wijs gemaakt. Jozef leerde de koning van Egypte, de Farao, hoe hij ervoor kon zorgen dat niemand meer honger had. En daarom kreeg Jozef een hele belangrijke functie. De Farao was heel blij met hem. En met de God van Jozef. Omdat Jozefs broers ook honger hadden gingen ze hun broer zoeken. Ze vonden hem in Egypte en sloten vrede met elkaar.


Dat was lang geleden. De familie van Jozef en zijn broers was in Egypte blijven wonen en er kwam een nieuwe Farao. Die had Jozef nooit gekend. En God kende hij ook niet. Jozef was dus voor hem helemaal niet belangrijk meer. En zijn familie al helemaal niet! Maar ze waren wel met veel! Wat een grote familie hadden Jozef en zijn broers. En het werden er steeds meer. Bah. De Farao wilde zelf  de belangrijkste zijn en de grootste zijn. Maar dat kon niet als zoveel anderen zijn die in God geloven en niet hem de belangrijkste vinden.

"Daar moet ik wat op vinden" zei de Farao. Ik laat ze heel hard werken. Dan worden ze moe, en zeggen ze niets meer. En komen er niets steeds meer. De Farao liet ze heel hard werken. Ze werden er wel moe van. Maar er kwamen wel steeds meer familieleden. Farao probeerde van alles om te verhinderen dat er nog meer kinderen geboren zouden worden. Meisjes mochten wel blijven leven, maar jongetjes niet. Vreselijk was dat. Maar het hielp nog steeds niet. Toen zei de verschrikkelijke Farao: "Dan moeten alle jongetjes van deze familie in de Nijl gegooid worden. Dan verdrinken ze."

De moeder van Mirjam hoorde het ook. En ze schrok heel erg. Want ze zou bijna een kind krijgen. "Als ik een jongetje krijg, dan verberg ik hem" zei ze al tegen Mirjam. En ze kreeg... een jongetje. "Gauw, Mirjam, we moeten hem verbergen" zei ze. De hele tijd probeerden ze het kind stil te houden. Niemand mocht het horen. Want anders zou er iemand komen vragen: "Hebben jullie een meisje of een jongetje gekregen?" Maar op een gegeven moment werd het kind te groot. Het wilde gaan kruipen en lachen en praten. Hoe moesten ze het jongetje nu redden?

De moeder van Mirjam had opeens een idee. "Mirjam, haal gauw een mandje waar je broertje inpast". Haar moeder bestreek het mandje met pek. Dat deed ze omdat ze het mandje in de rivier wilde leggen. Heel gevaarlijk natuurlijk. Maar ze wist niet wat ze anders moest doen. Ze hoopte dat iemand dan het kindje zou vinden. En dat die niet zou zien dat het een jongetje uit haar familie was. Dan zou ze haar zoon moeten missen, maar ook weten dat hij kon blijven leven.

Ze bestreek het mandje met pek, zodat het zou blijven drijven in de rivier. En er geen water in zou komen. Het leek wel op een bootje. "Net als bij Noach" zei Mirjam. "Net als bij Noach" zei haar moeder. Ook toen was het water heel eng. Bijna iedereen verdronk. Behalve Noach en zijn familie. Want God had tegen Noach gezegd dat hij een boot moest bouwen. En dat deed Noach. En zijn ark is blijven drijven totdat het water was weggezakt. Het was heel eng, maar Noach en zijn familie hebben het gered.

Voor haar broertje maakte Mirjams moeder ook een bootje, een arkje. Zodat hij niet zou verdrinken. En haar moeder legde het mandje met Mozes in het riet. Dan is het iets minder eng. En kon het mandje niet omslaan op de rivier. Nu maar afwachten. "Mirjam, ga jij op de uitkijk staan om te zien wat er gebeurt?" O, haar moeder hoopte maar dat het goed afliep.

Toen kwam er een prinses. Ja echt. En een hele bijzondere. Het was nota bene de dochter van de Farao. O help, zou het nu toch nog misgaan. Zou ze hem verraden? Ze zag het mandje liggen. Ze vroeg aan haar bediende om het te gaan halen. Toen ze het mandje kreeg zag ze het jongetje erin liggen. Hij huilde. De prinses dacht aan dat verschrikkelijke plan van haar vader. "Dit moet een jongetje uit die familie zijn waar mijn vader zo'n hekel aan heeft. Ik kan dit jongetje toch niet alsnog in de rivier gooien. Maar wat moet ik er dan mee doen?"

Toen sprong Mirjam uit haar schuilplaats. "Dag prinses. Ik zie dat u dat kind graag wilt verzorgen. Daar heeft u vast iemand voor nodig. Zal ik iemand uit zijn familie vragen dat voor u te doen?" "Doe dat maar", zei de prinses, "lief van je." En Mirjam rende zo snel als ze kon naar haar moeder. "Mama, mama, ze hebben mijn broertje gevonden!" "Wie?" vroeg haar moeder. "Een prinses. Ze wil graag dat iemand uit onze familie hem voedt en verzorgt. Kunt u dat niet doen?" En zo ging Mirjams moeder naar het paleis, en bood haar aan haar eigen zoon te voeden en te verzorgen.

"Hoe heet hij?" vroeg Mirjams moeder aan de prinses. "Mozes. Want ik zal het kind opvoeden als mijn eigen zoon. En Mozes betekent 'zoon van...' in het Egyptisch. En in jullie taal betekent het iets anders. Daarin betekent het:  'Ik heb hem uit het water gehaald."



Geen opmerkingen:

Een reactie posten