Op de eerste
zondag van het nieuwe jaar gaat het geboorteverhaal van Jezus verder waar de
evangelist Lucas gestopt is. Lucas vertelde over de aankondiging van de
geboorte van Johannes de Doper en van Jezus. En daarna over de tocht naar
Bethlehem, omdat iedereen zich moest inschrijven in zijn geboortestad. Over de
stal, omdat er voor Jozef en Maria geen plaats was in de herberg. En over de
herders, die engelen hadden horen zingen over de redder die geboren was. Zij
gingen kijken in de stal. Vertelden wat ze hadden gehoord. En Maria bewaarde al
deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken. Tot zover Lucas.
In Mattheüs gaat
het verhaal door. Over de drie wijzen, die een ster achterna reizen. Bij koning
Herodes verkeerd zijn in hun zoektocht naar een nieuwe koning. En via een omweg
het land weer verlaten, in het vermoeden dat Herodes wel eens kwaad in de zin
zou kunnen hebben. En dat klopt ook, want Jezus ontkomt maar ternauwernood aan
de kindermoord in Bethlehem, omdat een engel Jozef opdraagt in een droom te vluchten.
De wijzen - het andere verhaal
Eigenlijk is het
heel opvallend dat we in het vertellen van het kerstverhaal van Lucas aan het
eind even leentjebuur spelen bij Mattheüs om het verhaal af te maken met de
aflevering over de wijzen. Logisch ook wel, want de komst van de wijzen spreekt
net zo tot de verbeelding als die stal en de herders. Maar het verhaal van de
wijzen heeft wel een heel ander karakter. Het is een veel theologischer verhaal
dan dat van de stal en de herders. Het eindigt ook dramatischer en letterlijk
bloedserieus. Vroeger eindigde het kerstverhaal in allerlei kinderboekjes
gewoon bij de terugkeer van de wijzen. Denk maar aan het boekje van Dick Bruna.
De laatste tijd zien we steeds meer dat kinderkerstverhalen ook gewoon over de
kindermoord vertellen en de vlucht van Jozef en zijn gezin. Dat zagen we bij de
Zandtovenaar op televisie, maar ook in het Lego boekje dat we aan de kinderen
mochten meegeven met kerst. Het verhaal is blijkbaar onontbeerlijk om Jezus te
introduceren.
Drie, twee of één koning?
Omdat het
verhaal van de wijzen een ander en veel theologischer karakter heeft is het
goed dat het op een aparte zondag terecht is gekomen. Het heeft alleen wel een
typische naam gekregen: Driekoningen. En dat terwijl het veel beter
Tweekoningen zou moeten heten, ook al draait het eigenlijk maar om één
koning...
Goed, niet alle
drie tegelijk. Eerst Driekoningen. In de verhalen van Mattheüs klinkt heel veel
van het Oude Testament door. Mattheüs schrijft zijn evangelie voor een Joods
publiek. En Mattheüs schildert zijn verhaal in Oudtestamentische beelden. En
wanneer Mattheüs aan de redder denkt die is geboren, dan denkt hij aan God die
deze redding brengt aan het volk Israël. Dat doet God in het visioen van Jesaja
zonder enige aanleiding bij de mensen. Van de mensen moet het niet komen. Het
moet van God komen. Jesaja vertelt vlak voor hoofdstuk 60: 'Hij [ God] zag dat er niemand was, hij was
geschokt dat niet één mens zijn zijde koos. Op eigen kracht bracht hij redding
en zijn gerechtigheid spoorde hem aan.' Toch brengt God redding en sluit Hij
een verbond met zijn volk. Hij verbindt zich aan zijn volk. Hij laat hen niet
alleen.
En God markeert
dat door te laten zien dat allerlei volken van verre, en hun koningen, afkomen
op het volk van God. Het tekent de vrede die God brengt. En het tekent het middelpunt
dat Gods redding betekent voor de hele wereld. Maar vooral laat God hiermee
iets aan het volk zien. De tekens van de vrede komen juist van vreemden.
Vreemde ogen dwingen. Als zelfs vreemden erdoor in beweging komen moet er wel
echt iets aan de hand zijn. Zelf kunnen we onszelf voor de gek houden. Of tegen
elkaar zeggen: ja doe maar normaal. Maar als anderen gegrepen worden door het
visioen van God voor vrede, dan is er echt iets aan de hand.
Dat is ook de
functie van de drie wijzen in het verhaal. Ze worden vaak vreemdelingen
genoemd. En dat zijn het. Ze komen echt niet omdat ze zo goed van de bijbel op
de hoogte zijn of zo. Nee, ze worden gegrepen. Door iets. Door een ster. En
gaan op weg. En vinden het kind. Voor de wijzen een openbaring. Maar voor de
mensen in de stal ook. Het zijn niet zelden in het bijbel juist vreemdelingen
die het volk of individuele personen bij de les houden. Het geslachtsregister
van Mattheüs noemt een aantal buitenlandse vrouwen, Tamar en Ruth. Zonder hen
was de geslachtslijn naar Jezus doorbroken geweest. Of beter gezegd: via hen
loopt de geslachtslijn van Jezus. God gaat vreemde wegen. Juist ook om ons bij
de les te houden. Omdat vreemde ogen dwingen, je bij de les houden, of
misschien beter: inspireren.
Daarom moet je
je als kerk ook steeds weer verversen. Of beter gezegd: hopen dat er nieuwe
mensen komen. En als ze komen moet je hen in het middelpunt stellen. Wat hebben
júllie ons te vertellen? Als het van onszelf moeten komen, zeggen we op den
duur ook: laten we maar normaal doen. We weten het nu wel. En blijven we
ronddraaien in dezelfde cirkeltjes. Maar als er nieuwe mensen komen, moet je
hen in het middelpunt stellen en naar hen luisteren. Nee, niet hen meteen van
alles laten doen wat wij niet meer willen of kunnen doen. Maar luisteren: wat
hebben jullie ons te vertellen?
Hebben zij de
waarheid in pacht dan? Zijn ze, misschien nog meer dan wij, niet ook en vooral
op zoek? Ja, ongetwijfeld. Net als de wijzen. Die wisten ook niet wat de
achtergrond precies was van wat ze zochten. Ja, de koning van de Joden. Maar ze
lijken geen idee te hebben van wat ze zeggen. En zo gek is dat ook niet. Mensen
horen van alles en hebben iets over God gehoord. En ze hebben hun eigen vragen
en zoektochten. Dus dat de wijzen niet weten wat ze zeggen is niet erg. Maar
het de schriftgeleerden wel op scherp. Hoezo, wat zegt de bijbel daar dan over?
En vervolgens gaan ze lezen en vinden een antwoord: in Bethlehem wordt de
koning geboren. Daar moeten ze zijn!
Terug naar de Schrift
Het mooie van
die wijzen is dat ze niet zozeer wijzer zijn dan de schriftgeleerden, maar dat
ze de schriftgeleerden wel aansporen om nu eens goed in de bijbel te kijken. Zo
werkt dat ook met vragen en opmerkingen van nieuwe mensen in de kerk. Welke
vragen hebben zij over het geloof. En wat geloven we daar eigenlijk zelf van?
Het zet ons op scherp en brengt ons terug tot de kern. Leve de vreemdelingen:
zet ze in het middelpunt. Ook al hebben ze de klok horen luiden en weten ze
niet waar de klepel hangt. Of ook al gaan ze een ster achterna en weten ze
eigenlijk niet waarheen. Het staat niet in de sterren, maar wel in de bijbel.
En daar worden we weer alert op gemaakt.
Tweekoningen
En als we dan
tot de kern komen, dan ontdek je dat het eigenlijk helemaal niet om
Driekoningen gaat, maar om twee... Die wijzen zijn ook maar magiërs. Met een
koninklijke uitstraling door visioenen van weleer. Het gaat hier om twee,
andere, koningen. Herodes en Jezus. Jezus is de koning van de Joden, die de
wijzen zoeken aan het hof van Herodes. Voor Herodes is dat een verzoeking. Want
twee koningen: dat is één koning teveel. En dat klopt ook: het is één koning
teveel. Dat ervoeren Saul en David al, toen David op de vlucht was voor Saul.
Er was één koning teveel. Maar ook Herodes en Jezus zijn met één koning teveel.
Jezus, de afstammeling van David, moet op de vlucht voor Herodes. En dat hij de
koning van de Joden wordt genoemd doet in den beginne van het verhaal van Jezus
denken aan hoe het met Jezus afloopt. Als koning van de Joden aan het kruis.
Eén koning
Want dat is waar
het hele Evangelie om draait: om die Éne koning. Driekoningen zou eigenlijk
Tweekoningen moeten heten, ook al draait het om één Koning. De drie wijzen die
bij de tweede koning over de koning van de Joden spreken, komen uit in de
bijbel. Het is koningschap dat vrede en gerechtigheid brengt. Koningschap dat
ons inspireert om met elkaar in onze geloofsvragen op zoek te gaan naar de
Koning. En dat te doen in onze omgang met de bijbel. Met vreemde ogen en
vreemde vragen, om de Koning te vinden, waar wij bij thuis mogen komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten