zondag 28 februari 2010

Preek zondag 28 februari - Leiden vanuit verbondenheid

Reeds enkele weken geleden is het leesrooster begonnen met een serie lezingen uit Exodus. De kinderen volgen dat sindsdien, en ook het Veertigdagenproject haakt daaraan aan. Het zijn immers de verhalen over de uittocht uit Egypte die de basis vormen voor de Joodse Paasmaaltijd, die Jezus vierde in de nacht dat Hij werd overgeleverd. Zo kreeg Pasen voor ons een eigen betekenis, maar niet zonder dat de verhalen van Israël, en in het bijzonder de verhalen van die nacht, meeklinken. Maar dat is verder voor later.

Nu zijn we nog in wat ik vandaag maar de voorbeschouwing van het boek Exodus noem. Alles cirkelt nog rondom de persoon van Mozes en meer nog: in de verhalen klinken al thema’s uit de latere verhalen door die Mozes alvast zelf ondergaat en hem klaarstomen voor zijn taak. Mozes kan niet zomaar uit het volk worden geplukt. Net als Jezus moet er in zijn jonge leven iets gebeuren wat hem tekent, wat vooruitwijst naar zijn latere taak. Net als de geboorteverhalen van Jezus en zijn vlucht naar Egypte, wijzen ook de verhalen rondom de geboorte van Mozes en de tijd daarna vooruit. Neem om te beginnen al het verhaal van zijn geboorte. Herinner je dat er geen hebreeuwse jongetjes in leven mochten blijven. Na drie maanden kan zijn moeder hem niet meer verborgen houden en is hij in levensgevaar. Waarom drie maanden? Er bestaat een idee in de antieke wereld dat grote helden al na zes maanden geboren worden. Zogenaamde zevendemaandskinderen. Zij staan als het ware te trappelen om de wereld te dienen, en komen vroeg ter wereld. Dan is het mogelijk om Mozes drie maanden verborgen te houden voor hen die erop toezien dat alle jongetjes van de Hebreeërs gedood worden. Maar het zijn vrouwen die hem in leven houden. De vroedvrouwen om te beginnen in het algemeen. Zij excuseren zich dat de hebreeuwse vrouwen zo snel kinderen baren dat de jongetjes niet op te vangen zijn. De moeder van Mozes legt hem vervolgens in een biezen mandje en zijn zus kijkt hoe het hem vergaat. En als hij door de Egyptische prinses wordt gevonden, zorgt zijn zus ervoor dat hij gezoogd zal worden door zijn moeder, voor hij op het hof wordt opgevoed. De vrouwen om hem heen zorgen er dus voor dat hij verbonden blijft met zijn volk. Het zogen door iemand van het eigen volk is in het antieke besef ook heel belangrijk voor een leider. Hier wordt de band met het eigen volk gesmeed. En dan is de opvoeding aan het Egyptische hof niet zo erg.

De bloedband kriebelt, of beter gezegd: het bloed wordt hem onder de nagels vandaan gehaald als Mozes ziet hoe een Egyptenaar een Hebreeër slaat. Hij slaat deze Egyptenaar dood. Vervolgens spreekt hij twee Hebreeërs aan die met elkaar op de vuist gaan. En hé, hier is de leider en richter al te zien die in Mozes schuilt. Maar Mozes schrikt er zelf van en hij schrikt terug als de mannen hem herinneren aan de Egyptenaar. Hij vlucht weg. Weg van de bloedband, omdat hij zijn taak nog niet aandurft en ook nog niet kent. Weg van de Farao, het beschermde huis, waarin hij niet hoefde na te denken over wat hij met zijn leven wilde, laat staan over wat God met zijn leven wilde.

Hij vlucht naar Midjan, ook weer zo’n vooruitwijzing. Ik heb me sterk afgevraagd waarom hier Midjanieten worden genoemd. Laat het kaartje maar even zien. Hier wonen de Midjanieten. Dat zijn afstammelingen van Abraham. Midjan is een zoon van Ketura, met wie Abraham trouwde na het overlijden van Sara. Net als de Ismaëlieten, het land dat hij ook doorkruist moet hebben, zijn zij dus verre familie. En ze wonen tussen Egypte en het beloofde land in. Ik heb niemand gevonden die mijn gedachte bevestigde, maar ook niemand die hem tegensprak: maar ik heb het gevoel dat Mozes zich hier onbedoeld bevindt in zijn voorland. Dat hij meer op weg is naar waar God hem wil hebben dan hij zelf denkt. God bedoelt hem het volk te laten bevrijden en te leiden naar het beloofde land. Hier in Midjan zit hij in de voorbeschouwing, in het voorprogramma, dichter bij Gods doel dan hij denkt. Eerst maar eens kennis maken met verre familie in het voorland. Zo maakt Mozes in de voorbeschouwing van alles mee dat hij mee moet nemen op weg naar zijn taak. Dat hij in een biezen mandje op de rivier overleefde moet toch ook een vooruitwijzing zijn naar de doortocht van het volk door de Schelfzee. Elke leider moet zo klaar staan als ware het dat hij alles al heeft meegemaakt, vooruit kan kijken en niet wanhoopt, omdat hij weet dat het goedkomt. En dat wil de voorbeschouwing bereiken; dat wij weten dat we in Mozes de goede hebben voor goud.

Daar in Midjan neemt zijn leven een wending, daar bij de put waar hij zijn latere vrouw ontmoet. Alsof hij omkeert door om die put heen te draaien, terug naar Egypte. Weer is het een vrouw die leiding neemt in zijn leven zodat Mozes straks aan het volk leiding kan geven. Mozes’ leven ligt voortdurend in handen van vrouwen. En eigenlijk, laten we nu eerlijk wezen, heeft God niet de meest trefzekere keuze gemaakt. Mijn hemel, wat staat Mozes te sputteren: Wie ben ik dat ik naar de Farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden? Hoe moet ik hen antwoorden? Maar als zij mij niet geloven? Och, Here, ik ben geen man van het woord. Och, Here, zend toch iemand anders. Jongens, wat is hij hulpeloos. Hij zal goede talenten hebben, maar man, wat is hij hulpeloos zonder vrouwen. Werkelijk, alles wat tot nu toe van betekenis was is door vrouwen gedaan. Veel mannen zijn zo hulpeloos zonder vrouwen. Een vriend van me stond van de week onder de douche met zijn paraplu op. Zijn vrouw komt binnen en zegt: wat doe je nou? Ja, zegt hij, er zijn geen handdoeken…! Zo’n man is Mozes, hoeveel je er ook verder van zeggen kunt.

Maar het zorgt er wel voor dat Mozes op het spoor blijft dat God voor hem uitstippelt, dat wil zeggen, door toedoen van de vrouwen. Een eigengereide redentwister was slechter op deze plek geweest voor God. Daarom Mozes, maar met de vrouwen om zich heen. En hier, deze vrouw, Sippora, is belangrijk voor hem. En niet voor niets aan de put. Deze ten diepste onzekere man, laaft zich aan deze vrouw. Hij zoekt de bron van het leven op en heeft haar ontferming en barmhartigheid nodig om te kunnen zijn wie hij moet zijn. Ze zal niet de eerste sterke vrouw zijn achter een leidende man, omdat een man niet kan zonder de barmhartigheid – dat is het gevoel van de schoot die alleen de vrouw kent – van vroedvrouw, moeder, en echtgenote.

Het is deze echtgenote, Sippora, die ook de doorslaggevende rol speelt in die merkwaardige scene rondom zijn mannelijkheid. In vers 24-26 is er die vreemde nachtelijke scène dat God hem wil overvallen met de dood, maar wat Sippora door hun zoon te besnijden en de voorhuid aan zijn voeten te leggen, afwendt. Een vreemde wending in het verhaal. Wat wil dat toch zeggen?

Vele mensen hebben zich hierover het hoofd gebroken. Ik volg vandaag een gedachte die dit verhaal plaatst in de voorbeschouwing rondom de persoon Mozes. Mozes is niet bijster bereidwillig tegenover zijn roeping, zagen we al in de vele vragen die hij stelde. En wat opvalt is dat hij nu wil terugkeren naar Egypte. Op het eerste gezicht zou je zeggen: nou, dan volgt hij zijn roeping. Maar dat is nog maar de vraag. Er staat niet zoals gebruikelijk dat hij ‘afdaalt’ naar Egypte – want Egypte staat immers voor alles wat angstig is. Nee, hij keert er terug. Hij neigt dus niet terug te keren naar zijn volk, de Hebreeërs, zoals hij zegt, maar naar de Egyptenaren, waartussen hij is opgegroeid. De mensen uit dát volk die iets tegen hem hadden nadat hij een Egyptenaar had doodgeslagen leven immers niet meer. Dat hij vervolgens zijn vrouw en kind meeneemt is ook opmerkelijk. Waarom? Daar heeft God niets van gezegd. Ja, allicht, het is heel voorstelbaar en niet per definitie fout, maar waarom wordt het zo gemeld? Wellicht omdat Mozes helemaal niet van plan is om daarna zijn volk uit te leiden naar het beloofde land, maar er gewoon lekker te blijven zitten. Er staat niet voor niets dat hij terugkeert naar het lánd Egypte. Hij denkt in bezit, niet in de verbondenheid met zijn volk.

Nu de bedscène. God was al boos op hem geworden na de zoveelste tegensputtering. En nu ziet hij Mozes inpakken alsof hij gaat emigreren naar Egypte. En de laatste waarschuwing hoort Mozes niet. Die zit verstopt in de woorden de God aan Mozes opdraagt om te zeggen aan de Farao: 22 En dan moet jij tegen de farao zeggen: “Dit zegt de HEER: Israël is mijn zoon, mijn eerstgeboren zoon. 23 Ik heb je bevolen mijn zoon te laten gaan om mij te vereren, maar dat heb je geweigerd. Daarom zal ik je eerstgeboren zoon doden.”’ Lees het eens zo: Dit zegt de Heer tot jou, Mozes, Israël is mijn zoon, mijn eerstgeboren zoon. Ik heb je bevolen mijn zoon te laten gaan om mij te vereren, maar dat heb je geweigerd. Daarom zal ik je eerstgeboren zoon doden.

Op de weigerachtige Mozes keren de woorden die hij tot de Farao moet spreken als een boemerang terug als jij lijkt te weigeren. En daarom komt God in de nacht om hem te doden. Het is nu Sippora die wel begrijpt wat hier gebeurt, weer zijn vrouw. Zij besnijdt hun zoon en legt diens voorhuid, staat er, aan zijn voeten. Dit is een eufemisme voor Mozes’ eigen geslacht. Door dat te doen besnijdt ze plaatsvervangend hun zoon, met de bedoeling uit te dragen dat Mozes nu besneden is. Daarmee is hij een bloedbruidegom. Dat wil zeggen dat hij nu onherroepelijk verbonden is aan zijn eigen volk, dat hij zelf als het ware besneden is, dat er band is die gesmeed is door bloed, een sterven en opstaan. Mozes kan er nu niet meer onderuit. Onder dit afwenden van de dood moet hij gehoorzamen. Zijn leven is hierdoor gered, en voortaan staat hij in dienst van God. Zijn vrouw heeft begrepen dat het niet gaat om bezit, maar om verbondenheid. Mozes was een echte man. Mannen denken vaak in bezit, vrouwen in verbondenheid. Dat lijkt soms over hetzelfde te gaan als man en vrouw samenkomen, maar het is een wereld van verschil. De vrouw voelt en smeed een band, de man gaat terug naar zijn land. Hier zijn het de vrouwen die nodig zijn in de voorbeschouwing om Mozes te verbinden aan zijn volk. Als Mozes die verbondenheid voelt kan hij zijn taak aan, met alle hulp die hij daarbij nodig heeft. Mozes heeft geleerd dat je alleen maar je taak kunt oppakken vanuit een gevoel van verbondenheid, niet vanuit een gevoel van bezit.

Het is te hopen dat in de komende twee verkiezingsronden dat gevoel van verbondenheid, het andere gevoel van alles in de hand willen hebben overwint. Dan kan de stad en het land geleid worden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten