Tekst: Lucas 19: 29-40
Er zijn van die
weken, dan overvalt je het ene na het andere bericht van het overlijden van
iemand. Het hoort bij het leven, zeggen we dan een beetje gelaten, maar toch.
Het gaat tegen ons levensgevoel in. Het maakt niet voor niets verdrietig. En
het ontmoedigt. Het is niet makkelijk om dan weer door te gaan. Het voelt op
zijn minst allemaal erg dubbel als het leven toch gewoon blijkt door te gaan.
En dan ga je er maar weer in mee. De een kan dat makkelijker dan de ander. Hoe
dan ook voelt het dubbel. En meer dan twee kanten van dezelfde medaille. Het
zijn eerder twee polen van een magneet. Die elkaar in dit geval niet
aantrekken, maar afstoten.
Jezus' reis naar
Jeruzalem lijkt ook steeds meer een reis te worden van afstoten dan van aantrekken.
Voor een aantal mensen is hij erg aantrekkelijk door de woorden die hij spreekt
en de wonderen die hij doet. Maar het verzet groeit. En Lucas vertelt dat op
een bijzondere wijze. Als je een bijbel bij je hebt waarin je mee kunt lezen,
dan zie je weer welke verhalen om het stukje heen staan, dat wij uit het
Evangelie naar Lucas gelezen hebben. En dat is ook nodig, want ons stukje over
de intocht in Jeruzalem wordt voorafgegaan door de zin: 'Na deze woorden trok
Jezus verder, op weg naar Jeruzalem'. Vraag is dan natuurlijk: welke woorden?
En wat hebben die te maken met dat Jezus zijn reis naar Jeruzalem vervolgt? In
de bijbel is nooit niet voor niets. Dus ook dit verband niet: 'Na deze woorden
trok Jezus verder, op weg naar Jeruzalem.'
Welke woorden van Jezus gingen aan het verhaal vooraf?
Deze woorden
vormden de gelijkenis van de koning en de drachmen.
'Aan de mensen die stonden te luisteren, vertelde Jezus nog een gelijkenis, aangezien hij nu dichtbij Jeruzalem was en zij dachten dat het koninkrijk van God nu spoedig zou aanbreken.' Hij zei: 'Een man van voorname afkomst ging op reis naar een ver land om het koningschap in ontvangst te nemen en dan terug te keren. Hij riep tien van zijn dienaren bij zich, gaf elk van hen honderd drachme en zei tegen hen: "Ga daarmee handeldrijven terwijl ik weg ben." In het kort loopt het zo af dat de ene dienaar het goed belegt en er veel mee verdient, een ander iets minder, en een derde het vertikt om er iets mee te doen, en het zelfs niet op de bank zet om dan minimaal de rente te kunnen teruggeven. Interessant, maar voor nu is iets anders nog interessanter.
'Aan de mensen die stonden te luisteren, vertelde Jezus nog een gelijkenis, aangezien hij nu dichtbij Jeruzalem was en zij dachten dat het koninkrijk van God nu spoedig zou aanbreken.' Hij zei: 'Een man van voorname afkomst ging op reis naar een ver land om het koningschap in ontvangst te nemen en dan terug te keren. Hij riep tien van zijn dienaren bij zich, gaf elk van hen honderd drachme en zei tegen hen: "Ga daarmee handeldrijven terwijl ik weg ben." In het kort loopt het zo af dat de ene dienaar het goed belegt en er veel mee verdient, een ander iets minder, en een derde het vertikt om er iets mee te doen, en het zelfs niet op de bank zet om dan minimaal de rente te kunnen teruggeven. Interessant, maar voor nu is iets anders nog interessanter.
Als de voorname
man namelijk op reis gaat, vertelt het verhaal: 'Maar zijn landgenoten haatten
hem en stuurden afgevaardigden achter hem aan met de boodschap: "We willen
niet dat die man koning over ons wordt." We hebben dus twee groepen in dit
verhaal: de dienaren van de aanstaande koning, en de tegenstanders, die hem
haten. Dat nemen we mee naar het verhaal van de intocht van Jeruzalem, waar hij
'na deze woorden' naartoe gaat. Kennelijk staat deze intocht in het teken ervan
dat Jezus zijn koningschap in ontvangst wil nemen. En dat dit tweespalt zal
veroorzaken.
En we zien dat
terug in het verhaal. Opvallend is dat in Lucas' versie van het verhaal niet de
algemene menigte Jezus toejuicht, zoals bij Mattheüs, maar de leerlingen. Net
als de dienaren van de koning in de gelijkenis aan de kant van de koning staan,
treffen we hier de leerlingen aan Jezus' kant. Zij werpen hun mantels over de
ezel en lieten Jezus erop zitten. En ze spreiden hun mantels over de grond voor
de voeten van de ezel uit. En als ze dan Jezus toejuichen roepen ze: 'Gezegend
hij die komt als koning, in de naam van de Heer!' Hé, dat is opvallend: bij
Lucas zeggen de leerlingen: 'Gezegend hij die komt als koning'. Voel je wat
hier gebeurt? Jezus gaat hier zijn koningschap tegemoet. Zo vertelt Lucas het
verhaal.
En op die weg
vindt Jezus tegenstand, net als de aanstaande koning uit de gelijkenis, wiens
landgenoten hem haten. Hier zijn het de Farizeeën. Zij zeiden tegen Jezus:
'Meester, berisp uw leerlingen.' Dit verzet is verzet tegen Jezus' koningschap.
Maar voordat we dat verzet kunnen begrijpen, moeten we ons eerst afvragen wat
dat koningschap is.
Hoe ziet dat koningschap van Jezus eruit?
We moeten het
niet zo simpel maken dat Jezus eigenlijk een soort verzetsbeweging op gang wil
brengen tegen de Romeinse bezetter en zijn vazalkoning Herodes. Had hij het
koningschap over Israël willen opeisen, dan had hij naar Rome moeten gaan,
zoals Herodes had gedaan. Maar hij gaat naar Jeruzalem. Dat is niet de stad van
de macht, maar de stad van het hart van de Joodse godsdienst. We zien in het
vervolg ook dat hij zich daarop richt. En op de tempel in het bijzonder. Hij
beweent Jeruzalem, omdat geen steen op de andere zal blijven staan, omdat, zo
zegt hij, 'je de tijd van Gods ontferming niet hebt herkend.' En vervolgens
jaagt hij de handelaars uit de tempel en schreeuwt ze na: 'Er staat geschreven:
"Mijn huis moet een huis van gebed zijn", maar jullie hebben er een
rovershol van gemaakt.'
Op weg naar Jeruzalem, vlak voor Pasen; wat heeft dat te betekenen?
En dat alles
vlak voor Pasen, het belangrijkste feest van de Joden. Een enorm contrast met
de praktijk van hen, die Jezus niet kunnen gebruiken als koning. Wat een
contrast allereerst met de intocht die kort daarvoor Pilatus zal hebben gehad
in Jeruzalem. Als opzichter op het gebied van rechtspraak, bestuur en financiën,
had hij nooit permanent zitting in zo'n provinciestad als Jeruzalem. Maar hij
kwam er wel voor de grote feesten, als de kans op een opstand het grootst was.
Zo'n intocht werd gevormd door een heel aantal soldaten. En je kunt je
voorstellen dat de man niet erg geliefd was. En hier komt Jezus ook zijn
intocht houden. Wat een verschil.
De
tempelhandelaren bovendien, die gebruik maakten van de vele wisselkoersen en
daar goed aan verdienden, inden hun tempelbelastingen ook vlak voor de Pasen.
En verdienden dus dik aan de provisie. Een scherp contrast met de dienaar van
de koning die het goed belegt om veel terug te kunnen geven aan de koning in de
gelijkenis.
Zo zien we in
dit verhaal twee duidelijke polen, die elkaar niet aantrekken maar afstoten. En
Lucas onderscheidt ze heel duidelijk. De leerlingen tegenover de Farizeeën.
Hier geen 'Heden Hosanna, morgen kruisigt Hem', omdat het niet dezelfde menigte
is die de ene dag het ene roept en de andere dag het andere. Die tweespalt zit
in de weg die Jezus gaat. Naar zijn koningschap. Dat koningschap is niet een
weg naar de macht, maar een weg tegen alles in dat in de wereld belangrijk
gevonden wordt. Ons eigen leven, ons eigen hebben en pakken wat je pakken kan.
Onze eigen weg, die eindigt met de dood.
Jezus is niet te stoppen; hij zal zijn koningschap in ontvangst nemen
Jezus wil niet
leven met die tegenstelling tussen het leven en de dood. Hij wil zich daar niet
bij neerleggen. En hij laat zich niet ontmoedigen. De enige manier om ze met
elkaar te verzoenen is om door de dood heen te gaan om opnieuw te leven. Dát is
zijn koningschap. Zoals Lucas dat in het vervolg op zijn evangelie in
Handelingen schrijft, als Jezus ten hemel vaart en daar als koning komt te
zitten aan de rechterhand van God. Het zijn oude en bombastische beelden, die
ook rijk geïllustreerd zijn in de kunst. Maar kern ervan is, dat Jezus het niet
wil laten bij de tegenstelling tussen het leven en de dood.
En dat is een
beweging die niet te stoppen is. Zoals de aanstaande koning in de gelijkenis
toch koning wordt, ondanks dat zijn landgenoten hem haten. Zo wordt Jezus ook
koning over het leven, hoe groot het verzet ook is. Zelfs als hij zijn
leerlingen zou berispen, dan zouden nog de stenen het uitschreeuwen. Jezus'
beweging is niet te stoppen. Hij zal door de dood, hoe verschrikkelijk die ook
is, nieuw leven vinden en verkrijgen voor ons. Ja, het leven gaat door. Maar
niet als ontkenning van de dood, maar als doorleving van de dood. Jezus vindt
nieuw leven. Voor ons, die niet over de dood heen kunnen kijken. Ook omdat wij
zo vaak blijven hangen in het hier en nu. In het eten of gegeten worden,
bedriegen of bedrogen worden. Terwijl er zoveel meer is. Het leven houdt niet
op bij waar het stopt. En de doop is daarvan het symbool. Hoe doods ons leven
soms ook lijkt en is. Door het water van de dood vinden we nieuw leven. Als je
in je leven verzuipt, weet dan: God trekt je eruit. Je bent zijn kind.
Kunnen we dan
feestvieren? Ja. Als wij het niet doen, dan schreeuwen de stenen het wel uit.
Want Jezus is koning. Hij geeft ons nieuw leven. Want wij zijn allemaal kinderen
van de Vader. Goddank. 'Vrede in de hemel en eer aan de Allerhoogste!'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten