Reeds vele jaren vieren we Witte Donderdag en Goede Vrijdag. Maar op de zaterdag daarna is het stil. Dit jaar vieren we voor het eerst een Paaswake. Wat misten we en wat is het eigen karakter van deze viering te midden van alle andere vieringen?
De vieringen van Witte Donderdag en Goede Vrijdag vertellen één verhaal: het verhaal van de voetwassing, het Laatste Avondmaal, het verraad en de overlevering, en daarna de veroordeling en kruisiging van Jezus. Daarmee is het verhaal van de Stille Week nog niet af. Er ontbreekt nog een stukje. En dat is het stukje waken bij het graf van Jezus als opmaat naar de Opstanding. Stille Zaterdag is geen pauze in het verhaal. ‘Nedergedaald ter helle’ zegt de geloofsbelijdenis over Jezus. Dat is meer dan een lot dat Hij ondergaat. Christus gaat in Zijn dood niet alleen ons levenden voor, maar ook de doden. Hij maakt de dood van binnenuit onschadelijk. Er gebeurt dus iets op Stille Zaterdag. Door Jezus.
En door zijn volgelingen. De Paaskaars is gedoofd. We verlieten de kerk in het donker. Op Stille Zaterdag steken de volgelingen weer een vuur aan. Om weer wat licht te krijgen. Ze lezen bij dat licht bij het vallen van de avond de verhalen van de schepping; over hoe God orde in de chaos schiep, in de aarde die ‘woest en ledig was’. En over hoe God licht schiep in de duisternis. Ze lezen over de Uittocht uit het angstland Egypte. Over de doortocht door de Schelfzee. Met het water van de dood voor zich riepen ze God aan om de achtervolgende Egyptenaren, en God spleet de zee en leidde ze door dat water heen, waar ze zelf nooit door hadden gekund. Zo schonk God leven door het water van de dood heen. Er klinken woorden van Gods trouw, van vertrouwen dat Hij ons niet loslaat en bijeen zal brengen, terug in het Beloofde Land.
Pas daarna klinken de woorden van de vrouwen die naar het graf gingen en zagen dat het graf open was en leeg. De Heer is opgestaan! Halleluja! De nieuwe paaskaars wordt aan het vuur aangestoken. De Paaskaars brandt weer en wordt de kerk ingedragen. Dankliederen klinken: ‘Licht van Christus! Heer wij danken U!’ Wanneer dat Licht de duisternis doorbroken heeft in de Paasnacht, komt de volgende ochtend de gemeente bijeen om bij het nieuwe morgenlied te vieren dat het Pasen is. Halleluja!
Zoals we het tot nu toe vierden was het verhaal dus nog niet af. Bij Witte Donderdag en Goede Vrijdag hoort dus nog het waken en het doorbreken van de duisternis van de dood met het Licht van de Paasnacht nog bij. Dat is de werkelijke afsluiting van de Stille Week. Witte Donderdag, Goede Vrijdag en de Paaswake zijn tezamen één dienst, omdat ze één ononderbroken verhaal vertellen. De bemoediging en groet klinken op Witte Donderdag, de zegen klinkt op Zaterdag na de Paaswake.
Op Paasmorgen, op zondag, gebeurt iets anders. Dan is de nieuwe realiteit al geschied. Het is al zover. Als het ochtend is en licht dat is het al gebeurd: het Licht heeft de duisternis al doorbroken. Hier is de Stille Week klaar, af. We beginnen opnieuw, op de Eerste Dag!
Wat betekent dit alles voor de liturgie in onze gemeente? Op Paasmorgen niet zo heel veel. Het is een dierbaar ritueel voor velen om het licht door te geven van de Paaskaars. Dat gaan we dus ook gewoon doen. Het enige verschil is dat de Paaskaars niet meer binnengebracht wordt, maar er al staat, brandend. Een morgenlied klinkt bij dat Licht, zoals een bekend lied zingt: ‘Morning has broken, like the first morning’.
De Paaskaars wordt dus binnengebracht tijdens de Paaswake op zaterdagavond. Dit doen we nadat we in de stilte en soberheid van Stille Zaterdag al wakend getuigenissen uit de Bijbel hebben gelezen over God, die zijn wereld geschapen heeft en zijn mensen trouw blijft. Zou Hij dat nu ook blijven in deze duisternis na Goede Vrijdag. Antwoord: ja! De getuigenis van de vrouwen bij het open graf klinkt, en van de leerlingen die zeggen: De Heer is opgestaan! We dragen de Paaskaars binnen, geven het licht door en zingen een loflied.
En dan? De liturgie vervolgt op oeroude wijze. In de vroege kerk was de Paasnacht de nacht waarin gedoopt werd. Dat gebeurde zo omdat de geloofsleerlingen, de catechumenen, het verhaal van de Stille Week hadden meegemaakt als afsluiting van hun catechese. Deze Stille Week vormt het hart van de liturgie van de kerk, en het kernverhaal van wat Jezus Christus voor ons heeft betekent. Na deze afsluiting, waarin ze het hele lijdensverhaal van Jezus hebben meegemaakt, werden ze gedoopt en mochten ze voor het eerst meedoen met het Avondmaal.
Maar waarom in de Paasnacht? Was dat niet iets oneigenlijks erbij wat het Feest van Pasen alleen maar langer en zwaarder maakte? Nee, juist niet. We zeggen op diverse plaatsen in onze gebeden, bijv. in doopliturgieën, maar ook in belijdenisliturgieën, dat ‘we gedoopt zijn in zijn dood’. Deze mysterieuze zin komt dan natuurlijk het meest tot zijn recht in deze Paasnacht, vlak na het sterven van Jezus op Goede Vrijdag, en de getuigenis van Zijn Opstanding. We hebben Jezus’ dood ‘meegemaakt’, en beleden hoe we geloven in Gods trouw dat Jezus’ dood niet het einde is. Wie na de getuigenis van Jezus’ opstanding wil meedoen met die beweging van Jezus’ volgelingen laat zich juist die nacht dopen. Ja, ik doe mee! Ik wil dat in Jezus’ dood en opstanding ook mijn leven gered wordt!
Daarom werd er gedoopt in de Paasnacht. Nieuwe mensen sloten zich bij de beweging aan. En iedereen in de kerk werd hierbij herinnerd aan zijn eigen doop. Wij gedenken in onze liturgie onze doop. Dat kan op veel manieren, maar we houden het simpel: we vullen symbolisch het doopvont met water, waar we in een kring omheen staan (net als op Witte Donderdag). We zingen een dooplied dat bij deze Paasnacht past.
Daarna vieren we kort het Avondmaal. Alweer? Nee, opnieuw. Op Witte Donderdag zei Jezus tijdens het Laatste Avondmaal: ‘doe dit tot Mijn gedachtenis’. Nu we gehoord hebben dat Hij leeft doen we dat dan ook tot Zijn gedachtenis, in de Paasnacht.
En er is nog een verhaal dat hierbij hoort; dat van de Emmaüsgangers. Twee leerlingen van Jezus zijn in verwarring over de Opstanding en lopen terug naar huis, ver weg van het toneel van alle gebeurtenissen rondom Jezus in Jeruzalem. Ze hebben het wel gehoord, maar ze snappen er niets van. Dan komen ze een onbekende Derde tegen, die voor hen met de bijbel in de hand verklaart wat er moest gebeuren met Hem: ‘Moest de Messias al dat lijden niet ondergaan om zijn glorie binnen te gaan?’ Ze wilden Hem uitnodigen, deze twee leerlingen. Hij sprak bemoedigende woorden. ‘Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde’. Woorden van Goede Vrijdag; ze waken nog bij hun dode, maar slapen tegelijk. Ze hebben iemand nodig die hen wekt. En hun ogen gaan open als Hij het brood neemt, het zegengebed uitspreekt, het breekt en uitdeelt. Ze herkennen Jezus. De nagedachtenis uit de opdracht van Jezus op Witte Donderdag wordt dus in deze nacht een lévende nagedachtenis. We vieren het Avondmaal weer in de kring. Zijn Maaltijd brengt immers zijn verwonderde gelovigen samen.
De Paaswake is een sobere en ingetogen viering. De uitbundigheid is voor de Paasmorgen, op de Eerste Dag. In de Paasnacht wordt niet gepreekt; de lezingen en de symbolen en rituelen zeggen genoeg. De dienst is er geen van lange duur. Hij vindt wel ’s avonds plaats, eigenlijk liefst rond middernacht, maar in ieder geval als het donker is en de dag voorbij is. De dag begint bij zonsondergang volgens de Joodse gebruiken. Zo heten wij het Licht van Pasen welkom in deze nacht.
De Paaswake wordt gevierd op Stille Zaterdag om 22.00u in de Ambrosiuskerk, Waalwijk.
De volgende dag vieren we Pasen om 10.00u. Die krijgt een apart liturgieboekje, want de Stille Week is voorbij. Die is begonnen met Palmpasen, eveneens om 10.00u, waarvoor de kinderen Palmpasenstokken maken. En daar begint het verhaal…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten