vrijdag 6 april 2012

Witte Donderdag: de Herder wast de voeten

Tekst: Ezechiël 34 en Johannes 13: 1-15

Geluidsfragment/podcast

Opvallend om juist vandaag op Witte Donderdag over de goede herder te lezen. De Goede Herder is een heel klassiek beeld voor Jezus, dat doorgaans op de tweede zondag na Pasen klinkt. Maar nu komt dat beeld van de Goede Herder tot ons in de Stille Week via Ezechiël. Deze Ezechiël is een crisisprofeet. Een kritische man dus. Begrijp hem goed. Hij praat de mensen geen crisis aan. Die maken ze zelf. Hij stelt alleen wel de juiste, en dat zijn de kritische vragen.

En de vraag die hij vandaag aan ons stelt is: wie is jouw herder? Dat lijkt nog een onschuldige vraag, maar de vraag gaat dieper. Een herder is iemand die bepaalt. Iemand die de agenda bepaalt. Die bepaalt wat je doet, wat je vindt, die waarden en normen stelt. Herders, dat zijn in de Bijbel machten die ons in hun greep hebben.

En dat maakt dat het beeld van de herder in de bijbel behoorlijk kritisch is. Want er zijn nogal wat machten die ons in hun greep houden in de wereld. Machten, die volgens Ezechiël voor alles oog hebben, behalve voor hun schapen. Dat maakt het beeld van de herder voor vandaag zeer actueel. Leiders die alleen om zichzelf denken en niet om wie hun zijn toevertrouwd. We hoeven maar een jaar geleden te kijken naar het begin van de Arabische lente, waarin we veel mensen, en vooral jongeren, in opstand zagen komen tegen hun zelfgenoegzame leiders. Maar de Arabische lente is ook een hele hete zomer, een verdorrende herfst en een ijskoude winter geworden. En tot op de dag van vandaag strijden mensen daar, en op zoveel meer plaatsen, tegen leiders die eerder aan zichzelf denken dan aan hun volk. De berichten uit Syrië zijn ontluisterend; de verwoestingen maar ook het consumeren van de leiders dat naar buiten komt, waarbij het lijkt alsof er niets aan de hand is.

Daarover gaat het bij Ezechiël, over politieke machten, als het over de herders gaat, die wel de schapen gebruiken voor hun nut, maar hen niet hoeden. Maar Ezechiël gaat nog een stapje verder. Hij spreekt ook over het nutteloze, of de nuttelozen. Schapen aan wie de herder niets heeft voor zijn eigen nut. Over de verjaagde en verdwaalde dieren, over de gewonde en zieke dieren. Ook zij vallen onder de verantwoordelijkheden van de herders, of ze nou willen of niet. Maar ze willen het niet. Deze schapen worden afgeschreven. Ook hier ligt de actualiteit dichtbij en hoeven we niet eens zover te zoeken. We collecteren zo dadelijk voor de Voedselbank… Je kunt een hele zinnige discussie opstarten over hoe het zover heeft kunnen komen en wat de eigen verantwoordelijkheid is van mensen. Als we maar beginnen met de gedeelde mening dat het schandalig is dat een Voedselbank bestaansrecht heeft.

En dat brengt ons bij onszelf. Hebben wijzelf een herder nodig? Of redden we het zelf wel? Zeker in tijden dat het goed gaat, zullen mensen antwoorden dat ze het zelf wel redden. En dat is ook goed. Een herder wil niet betuttelen. Maar toch blijft de vraag staan wie je herder is. Er zijn bij ieder van ons wel degelijk zaken, die in verborgen zin, ons denken en doen bepalen. Die bepalen hoe wij tegen mensen aankijken, en hoe wij handelen in ons leven. Daar leven we onbewust mee. En zo krijgen onbestemde machten vrij spel. Wie is jouw herder? Wie leidt jou, wat bepaalt jou?

Dat kan ook een kwetsbare vraag zijn. Wie zou nog mijn herder willen zijn? Is er nog iemand die naar mij vraagt? En die naar mij zoekt, als ik verdwaald ben. Die mij belangrijk vindt, als ik me zinloos voel of zelfs nutteloos ben. Dus ook als het niet zo goed gaat. Als ik in lappenmand zit. Of maar niet vooruit kom in mijn leven. Of oud wordt. En veel verlies aan spontaniteit en vitaliteit. Wie is dan nog mijn herder? Wie blijft er naar mij vragen? Wat als mijn kwetsbare kant de overhand krijgt, en mijn masker van mijn eigen zelfherderschap afvalt… Wie is dan mijn herder?

In de profetie van Ezechiël vertelt God dat Hijzelf die herder zal zijn. En dat Hij een herder zal zijn die zijn verdwaalde schapen terughaalt, ze zoekt en ze redt. In plaats van dat hij wegduikt voor zijn verantwoordelijkheid. Een herder die ze naar een goed bewoond land brengt en voor ze zorgt. Die ze laat rusten en zich bekommert om de zieke en gewonde dieren. Verderop geeft Hij die herder een naam: David, mijn dienaar. Dat kan natuurlijk niet David zelf zijn, want hij is de grote koning uit het verleden. Maar hij staat wel symbool voor het type herder dat God wil zijn voor zijn volk. Een dienaar. Hij sluit een vredesverbond, en maakt het land veilig om in te wonen. En dat land zegent Hij, ook in het weer: Hij zal het op gezette tijden laten regen. Het zal regen zijn die zegen geeft. Het regent, het zegent. ‘Ze zullen beseffen’, zegt God, ‘dat ik de Heer ben wanneer ik het juk breek waaronder ze gebukt gaan, en ze uit handen van hun onderdrukkers red.’

Het is die God die als een herder wil zijn, die eerder het volk uit het Angstland Egypte redde van de onderdrukking en de angst, waardoor het volk van een niemand een iemand werd, en een verhaal kreeg. Een verhaal van bevrijding door het water van de rode zee heen. Het verhaal van het Joodse Paasfeest dat op deze avond klinkt, als Jezus het laatste Avondmaal viert. God hoorde de jammerklachten en de moeite en de angst daar in Egypte. En hij trok het lot van het volk zich aan en liet zich kenbaar maken onder de naam: Ik zal er zijn. Hij is een God die naar mensen toekomt in hun leven, die mens werd in Jezus Christus. En hij, Jezus, die nazaat van David, is de beloofde herder. En hij dient; hij wast zijn leerlingen de voeten. Hij voelt zich niet te goed. Hij maakt zich kwetsbaar bij wat voor mensen kwetsbaar is. En ze hoeven zich niet te schamen; wij hoeven ons niet te schamen. We mogen er zijn; voor God. Niet omdat we Hem van nut zijn. Maar omdat Hij ons ter wille wil zijn. Omdat Hij ons belangrijk vindt, hoe we er ook voor staan. Dat we er niet zo best voorstaan, dat moge na al die Ezechiël teksten wel helder zijn. Maar ook dat zal Hij van ons wegnemen, opdat er niets in de weg zal staan om voluit mens te zijn, als we ons onder Zijn herderschap scharen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten