zondag 15 mei 2011

Preek over Noach: Na ons geen zondvloed

Bijbeltekst:Genesis 6:11-7:5 en Johannes 10: 1-10

Podcast/geluidsfragment

Tussen Pasen en Pinksteren lezen we uit het boek Genesis de eerste oerverhalen. Het is de oergeschiedenis die we lezen van de Schepping tot aan de Toren van Babel. Verhalen die tot de verbeelding spreken, maar die ons ook problemen geven om ze te verstaan, of misschien zelfs serieus te nemen. En om elke vraag naar de waarheid ervan te vermijden, heb ik de vorige keer gezegd over deze verhalen: zoals het er staat is het niet gebeurd, maar het is wel zo. De schrijver van de oergeschiedenis wil geen journalistiek of historisch verslag geven, maar probeert een betekenis te geven, een gelovig kader te ontwerpen, om de wereld zoals die is onder de hemel te verstaan. De schrijver schrijft de verhalen op die mensen daarover vertellen. En dat zijn geen sprookjes, maar serieuze zoektochten naar zingeving. Het gaat om vragen die mensen zich stellen als ze om zich heen kijken. En die vragen gaan er niet over hoe iets is gebeurd, maar waartoe de wereld is zoals hij is. Waartoe is de wereld geschapen, en waartoe is de mens? Welke rol heeft hij? Waartoe heeft hij kennis van goed en kwaad gekregen en wat moet hij ermee? En ook vandaag, bij het verhaal van de Ark van Noach, spelen dat soort waartoe-vragen op de achtergrond. En die vragen en antwoorden zijn verpakt in een heel beeldend verhaal. Een verzonnen verhaal? Nee, een over de hele wereld verteld verhaal. In allerlei culturen vind je verhalen over oervloeden en zondvloeden. En logisch ook. Wie ooit op land een fossiel vindt met een afdruk van wat ooit een vis was, wordt geprikkeld tot verhalen over een tijd dat het water al het land bedekte. En dat verhaal is het toneel om over Noach en zijn ark te vertellen. Een fantastisch en beeldend verhaal. Voor veel kunstenaars een inspiratie, zoals ook voor Piet, maar zelfs ook voor speelgoedfabrikanten. Ik durf te zeggen zonder al te veel onderzoek dat het tafereel van de Ark van Noach het meest gebruikte bijbelse tafereel is in modern speelgoed. Of het nu bij Playmobil is of andere varianten, het is er. In het begin van mijn predikantschap hier gaf ik bij de doop van een tweede kind aan het oudste kind een knuffelark van de Hema, waarvan ik de laatste tien exemplaren had opgekocht. Het spreekt tot de verbeelding van kinderen, ook als ze op school zitten. Al komen dan de vragen. En niet alleen over wat Noach deed met de mest. Nee, allerlei vragen van: hoe kan dat nou? Bijvoorbeeld: alle mensen en dieren op het land en in de lucht gingen dood door het water, maar wat gebeurde er met de vissen? Kinderen hebben een feilloos gevoel wanneer een besluit niet consequent is doorgevoerd. Maar als we deze vragen voorbij zijn, dat wil zeggen: niet hebben kunnen beantwoorden, dan worden de vragen ernstiger: welke God wil nu alle mensen dood maken? Wat is dat voor een God?

De schrijver kent die vraag, en schrijft als eerste het antwoord op. Het is de conclusie van het verhaal van Noach, dat even later in hoofdstuk 8 is terechtgekomen. Daar staat: “Nooit weer zal ik de aarde vervloeken vanwege de mens, want alles wat de mens uitdenkt, van mijn jeugd af aan, is nu eenmaal slecht. Nooit weer zal ik alles wat leeft doden, zoals ik nu heb gedaan. Zolang de aarde bestaat, zal er een tijd zijn om te zaaien en een tijd om te oogsten, zal er koude zijn en hitte, zomer en winter, dag en nacht – nooit komt er een einde aan.”

De conclusie van het verhaal is dus dat God het niet nog een keer zal doen. Maar waarom heeft hij het dan een keer gedaan? De vraag is gek genoeg of daar het verhaal over gaat. Net als bij de vorige verhalen vind ik het niet zo interessant of het zo gebeurd is. Waar het de schrijver volgens mij om gaat is om een heel andere vraag te beantwoorden. Niet de vraag naar welke God zoiets nou zou willen doen, maar veeleer de omgekeerde vraag: of wij ons niet zouden kunnen voorstellen dat God er eens een einde mee zou maken en opnieuw zou beginnen? Het zijn niet Gods gedachten die we hier lezen, maar onze eigen gedachten. Als we weten dat God in zichzelf gemeenschap is, hoe kan hij het dan verkroppen dat mensen steeds die gemeenschap ondermijnen? Toen God de mens schiep zei hij: Laten wíj de mens maken. En daar hoef je niet eens mooi dogmatisch bij te denken dat hier zowel God de Vader, als Jezus de Zoon als de heilige Geest tezamen aan het woord zijn. Waar het om gaat is dat God in zichzelf al gemeenschap is. Hij is een gemeenschapswezen. En omdat wij naar zijn beeld zijn geschapen, zag hij dat het niet goed was dat de mens alleen was. Dus schiep hij naast de man de vrouw. Enzovoort.

Maar waar het nu om gaat is dat de mensen die de verhalen aan elkaar vertellen om zich heen zien dat er van die gemeenschap maar weinig terecht komt. Het lukt ons niet eens met elkaar samen te leven, laat staan met God. En dan komt de logische vraag op: zou God niet gewoon eens opnieuw willen beginnen? Maar hoeveel mensen zouden er dan kunnen overblijven? Nou jongens, als we heel eerlijk zijn hebben we allemaal boter op ons hoofd, dus als het er één is, dan is het veel. En die moet dan natuurlijk wel een vrouw hebben, en kinderen. Dus vooruit, Noachs familie en vervolgens van alles twee, het minimale.

Wat willen de vertellers met dit verhaal vertellen? Twee dingen: Het raakt God dat wij mensen zo met de gemeenschap met elkaar en met Hem omspringen. Het kwetst hem, zoals mensen onderling elkaar kunnen kwetsen. En mensen kunnen soms zo gekwetst worden, dan ze zelfs spijt hebben van een relatie. Wat voel je je dan alleen. En zo moet God zich ook voelen als hij naar ons kijkt, zegt het verhaal. Het verhaal toont een God met emotie. Een God die geraakt wordt door ons. In onze daden, maar ook in ons lijden. Gelukkig hebben we geen God waar we een zakelijke relatie mee hebben. Nee, deze God is bewogen. Daarom is het ook een God die meereist, zoals met Abraham later in Genesis. Het is geen God waarmee je een handelsrelatie hebt, maar een persoonlijke relatie. En die relatie staat zo vaak onder druk.

Het tweede waar het verhaal over gaat is of God er dan niet een keer mee zou willen stoppen? Een vraag die ons best ook even mag beangstigen. We hoeven niet meteen te verdedigen met: welke God zou dat doen? Nee, wees even eerlijk: zou het niet logisch zijn als God er gewoon een keer mee zou willen stoppen? En dit verhaal zegt: ja, dat zou heel logisch zijn, maar het heeft geen zin. De mens verandert niet. Na de zondvloed ging het precies weer zo verder. En God had de conclusie al getrokken daarvoor. Dus de spijt van de relatie met de mens en de spijt van de zondvloed heffen elkaar op en God zegt: hoe dan ook, ik blijf bij jullie. En ik zal nooit een einde aan jullie maken. Met de regenboog als symbool.

Waarom dan toch dit verhaal over een zondvloed? Ik denk om het volgende antwoord te geven op de vraag ‘zou God niet een keer opnieuw willen beginnen met de mens?’: ‘Als God dat zou doen, zou het niet werken, luister maar. Toen God eens spijt had, moest hij wel erg goed om zich heen kijken om nog één mens te vinden waarmee hij opnieuw kon beginnen. En zelfs dat hielp niet.’ En de bekende verhalen over zondvloeden vormen dan het decor van dit antwoord.

De vraag welke God zoiets zou doen komt daarmee als een boemerang naar ons terug. Het heeft geen zin om met de mens opnieuw te beginnen want dat heeft toch geen zin. Dus ga nu niet God van alles verwijten wat hij toch niet doet, kijk naar jezelf. Wij maken keer op keer weer een puinhoop van het samenleven met elkaar. Natuurlijk gaat er veel goed, maar het gaat ook keer op keer weer mis. En de oerverhalen vertellen gewoon hoe het is. En de vraag of God niet opnieuw zou willen beginnen, hoeft niet alleen een angst te zijn, maar kan ook een hartenkreet zijn: hoe graag zouden we soms niet gewoon opnieuw willen kunnen beginnen. Alles uitgewist. Fouten vergeten. Wat gebroken is weer nieuw. Niet doen alsof er niets is gebeurd: dat is een scheur in de muur wegstucadoren, die vervolgens net zo hard weer terugkomt. Nee, het gaat ook om het oerverlangen weer opnieuw te kunnen beginnen, ook of misschien juist wel met elkaar. Er mislukt zoveel. Zoveel dat je misschien soms zegt: dan maar verder zonder mij. En zou God dat voor zijn rekening nemen?

Antwoord: nee! Dat is de regenboog die uiteindelijk als symbool daarvoor dient. Sterker nog, er is een nieuw verbond gekomen in Christus. God wist dat de uitweg niet kon komen van één mens en zijn familie – hoe rechtschapen ook: de mens blijft wie hij is. God wist dat de uitweg van hem moest komen. En hij draaide het weer om. Als hij opnieuw wil beginnen met de mens, heeft het geen zin dat zij eerst het veld ruimen. Het heeft alleen zin als Hijzelf eerst het veld ruimt. De relatie kon niet vernieuwd worden aan de kant van de mens. Dat zat er niet in. En dat wist God al. Dat is wat het verhaal van Noach eigenlijk zegt. En het verbond in de regenboog laat zien dat de relatie alleen vernieuwd kan worden van de kant van God. Het latere Evangelie van Jezus Christus voegt daaraan toe dat God dat definitief heeft gedaan door mens te worden en van binnenuit als God de relatie te vernieuwen. Hoe onterecht ook, omdat God geen enkele blaam treft, heeft God het op zich genomen om te relatie te vernieuwen. Een voorbeeld dat we nauwelijks kunnen volgen, omdat ons de kracht ontbeert onze gekwetstheid te overstijgen. Daarvoor zijn we nog te zeer van de oude Adam, dankzij en ondanks onszelf. De nieuwe Adam, Jezus, maakt de weg vrij om opnieuw te beginnen. Met hem, en met elkaar. Zijn beeld van de goede herder is niet minder dan een beeld van een God die bij ons blijft. We hoeven niet bang te zijn dat we een zondvloed over ons heen krijgen. Wel mogen we dankbaar zijn dat we opnieuw kunnen beginnen. We hoeven niet te leven naar de oude last die we met ons meezeulen, en mogen als nieuwe mensen opnieuw beginnen.

Het verhaal van Noach zegt daar echter wel in alle ernst bij: het is niet dat ik je waarschuw, want God zal zo’n zondvloed nooit doen, maar besef wel dat dat nieuwe begin geen goedkope genade is, maar een genade die een verplichting in zich heeft. Want eigenlijk zijn wijzelf verantwoordelijk. Maar omdat de redding van God moest komen, heeft Hij dat gedaan. Wees daarom dankbaar, in woord en in daad.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten