vrijdag 31 juli 2009

Avondmaal en Mexicaanse griep

Zondag voorgaan in Waalre. Lezing: wonderbare broodvermenigvuldiging of het wonder van de broden uit Marcus 6. We vieren ook Avondmaal.

De gemeente heeft besloten vanwege de dreiging van Mexicaanse griep het Avondmaal anders te vieren, gealarmeerd door een bericht van de GGD Amsterdam. Gemeenteleden krijgen een groter reepje brood van ca. 4cm aangereikt dat ze daarna dopen in een schaal of kelk met wijn. Ik ga het meemaken, en neem mijn ouderling erediensten mee om het te evalueren met het oog op mijn eigen gemeente.

Natuurlijk is belangrijk: hoe delen we veilig brood en wijn met elkaar en niet het Mexicaanse griepvirus? Maar ik moet eerlijk zeggen dat ik hiermee in mijn maag zit. Ik betwijfel de redelijkheid van deze berichten en maatregelen en vraag me af hoe bang we elkaar hiermee juist maken en elkaar dus eigenlijk gaan mijden.
Als zoon van een arts neem ik hygiëne zeer serieus, maar dan moet het wel zinnig zijn. Navraag bij mensen die het kunnen weten leert dat het veel risicovoller is elkaar handen te geven dan met elkaar uit één beker te drinken. Overigens: hoe hygiënisch zijn we hierin tot nu toe geweest? Een beker afdoen met een papieren servetje en een slagje draaien is toch ook meer – vergeef me het beeld – een doekje voor het bloeden?

Mensen zijn, heel begrijpelijk, gefocust op de avondmaalsbeker, terwijl het risico veeleer zit in het contact met de handen en dus het dopen van brood met de handen in de wijn. Daarom zijn de broodreepjes langer in Waalre, waardoor het tot nog toen na twee keer niet is gebeurd dat iemand met zijn vingers in de wijn zat, maar zit het gevaar er niet in dat je met het bestrijden van een kleiner risico een groter risico inbrengt, vraag ik mezelf af?

Dat betekent dat als we echt iets zinnigs willen doen we beter allemaal onze handen kunnen wassen aan het begin van de dienst, als we echt iets willen doen. In ieder geval zal ik bij een uitbraak van het virus geen handen meer geven aan het eind van de dienst, niet om mijzelf, maar om alle mensen waar ik in de week erna op (zieken)bezoek ga. Dat lijkt me veel zinniger. En dan nog: moeten we dan ook deurknoppen gaan ontsmetten etc.etc. Hoe ver ga je? Je gaat toch ook naar de supermarkt en houdt daar het winkelwagentje vast en pakt spullen die door anderen in de schappen zijn gezet?

Gewoon onze handen goed blijven wassen en verder doorgaan met leven; wat meer kunnen we doen? We hebben het wel bij het Avondmaal over een maaltijd, over gemeenschap, communie. Daarom zijn aparte kleine bekertjes voor iedereen voor mij ook moeilijk. Is de essentie van het Avondmaal niet dat we niet vies van elkaar zijn…?

We zullen er niet aan ontkomen maatregelen te nemen, en dat is ook nodig gezien de ernst van de verwachte uitbraak. Maar we moeten ons daarbij realiseren dat we hierin meer naar gevoel dan naar rede handelen, en dus niet moeten doorslaan en daarmee de gemeenschap van mensen onder druk zetten. Ik ben benieuwd hoe de viering zondag mij bevalt.

donderdag 30 juli 2009

Gabriella's Song - Nederlandse songtekst gezocht

In de film As it is in Heaven klinkt een prachtig lied: Gabriella's Song. Van dit lied zoek ik een Nederlandse songtekst. De ondertiteling van de film biedt enig houvast om er eventueel een zelf te maken, maar misschien weet je iemand die deze tekst al heeft gemaakt. Een tekst dus die op de muziek past.

Zondag 26 juli 2009 (‘Jezus loopt over het water’)

Markus 6: 45-56

Het verhaal van Jezus die over het water loopt heeft bij Markus verbindingen met de vorige verhalen. In het verhaal zelf wordt verwezen naar het verhaal van het wonder met de broden. En in dat verhaal lezen we dat het niet zozeer voor Markus om de vijfduizend mensen gaat die worden gespijzigd, maar om de twaalf leerlingen; zij zijn het lijdend voorwerp van Markus’ verhalen over Jezus. Hen moet iets duidelijk worden gemaakt. Zij zijn aan het begin van Markus 6 erop uitgestuurd om het verhaal van Jezus te vertellen. Zij krijgen van het brood dat ze zelf aanreiken om de vijfduizend mensen te eten te geven elk een mand vol brokken terug. Door te delen vermenigvuldigen zij hun geloof.

Ook in het verhaal over Jezus die over het water loopt zijn de leerlingen het lijdend voorwerp. Het gaat niet zozeer over het wonder, net als bij de spijziging van de vijfduizend. Het gaat erom dat de leerlingen iets duidelijk wordt gemaakt, en niet om de broden of het waterlopen op zich.

Daarbij moet je twee dingen in het verhaal nader bekijken: de richtingen in het verhaal en de plaatsen. De richtingen in het verhaal zijn allereerst het dwingend vooruitsturen van de leerlingen door Jezus. ‘Meteen’, terstond, zendt Jezus zijn leerlingen. Hij wil dat ze het nu zelf gaan doen. En waar stuurt Hij ze heen? Naar de overkant. Naar de andere kant; daar waar de heidenen wonen. Wie heidens is, is niet bekend met de verhalen van Israëls God. Dat betekent dat de leerlingen hun verhaal daar extra overtuigend moeten brengen; sterker nog, er echt in moeten geloven. Niemand die hen bij zal vallen, niemand die zonder hen weet waar ze het over hebben. En Jezus gaat de berg op, ook een belangrijke richting. Een richting naar God. Bergen zijn plaatsen waar vanaf God spreekt. Denk maar aan de Sinaï en de Bergrede. God wil dus iets zeggen met deze richting die Jezus voor de leerlingen in petto heeft.

De plaatsen zijn ook beeldend: het water en de woestijn. De woestijn is de plaats van het wonder van de broden. Jezus had hen daar mee naartoe genomen (letterlijk: Kom mee, jullie zelf alleen, naar een plek in de woestijn, en rúst wat.). De woestijn is een plek waar je met jezelf alleen bent; er is geen afleiding, en dus veel makkelijker verleiding. Je wordt bepaald bij wie je bent en waar je voor staat en wat je aanvliegt, beknelt en kwelt. Het is een plaats van bezinning, waar goed en fout heel dicht bij elkaar liggen; er is geen groot grijs middengebied. Het water is zo’n zelfde plaats waar dood en leven dicht bij elkaar liggen. Water geeft leven (‘Ik ben het levende water’, zegt Jezus), maar het is ook mogelijk om erin te verdrinken. De Schelfzee leek eerst een doodsrivier, en toen de zee spleet was het water ten leven; waar de Egyptenaren weer in verdronken. Dus net als de missie naar de overkant voor de leerlingen komt het erop aan daar op het water: geloven ze of geloven ze het niet?

Vooralsnog roeien ze tegen de stroom in, en dat gaat ze niet goed af. Ze dreigen te verdrinken in hun opdracht. Jezus ziet het, loopt over het water naar ze toe en, staat er, wilde hen voorbijgaan… Dat is vreemd als Hij ze wil helpen. Maar dat woord voorbijgaan betekent iets heel anders dat het zo oppervlakkig lijkt. Het Griekse woord dat met voorbijgaan wordt vertaald heeft een veel breder betekenisveld: passeren, voorbijgaan, verdwijnen, negeren, breken, komen, arriveren. Al deze betekenissen klinken mee als de hoorders van Markus dit woord horen.

Maar dan moeten we eerst naar Jezus’ rol kijken. In de eerste hoofdstukken laat Markus Jezus zien als iemand die verkondigd, geneest, demonen uitdrijft enz. Het evangelie krijgt een tussenbalans in Markus 8 als Jezus vraagt: Wie zeggen de mensen dat ik ben? De Messias, zegt één van de leerlingen. Dat is de door God gezondene, de mens met een goddelijke opdracht en goddelijke macht. De mens die net op de berg was. En die mens wil ‘voorbijgaan’.

Hij wil de leerlingen niet negeren, maar zijn diepste boodschap laten zien. Passeren is verwant met Pasen, voor de Joden het voorbijgaan van de dood in de laatste plaag, en de bevrijding uit het angstland Egypte; voor de Christenen de opstanding uit de dood van Jezus, de bevrijding van de dood. De dood passeren, laten verdwijnen wat het goede ontkent, negeert. Breken dus met het verleden, breken met de dood, breken met de angst. En uiteindelijk aankomen, arriveren aan de overkant, door het water heen, door de angst heen, door de onzekerheid heen.

Maar de leerlingen hebben het wonder van de broden niet begrepen, staat er. Zij die het lijdend voorwerp zijn hebben niet begrepen dat Jezus het ónderwerp is de gebeurtenissen. En we zien nu dat Jezus het weer overneemt aan de overkant. Hij verkondigt en geneest. De leerlingen kunnen alleen maar volgen in Zijn voetspoor.

Jezus gaat de leerlingen voor. En het is aan hen, en aan ons, om Hem niet voorbij te laten gaan…

Zondag 19 juli 2009 (‘Wonderbare spijziging van de leerlingen’)

Markus 6: 30-44

De schoolvakanties staan op het punt te beginnen. Eindelijk. Wie op vakantie gaat vindt het fijn om ‘er even uit te zijn’, of om ‘even afstand te nemen’. Maar waarheen je ook gaat, je neemt jezelf altijd mee. Als je moe bent van wat je allemaal moet doen en presteren, als je moe bent van wat je allemaal moet zijn, en je hebt die rustige plek gevonden, dan is het niet onmogelijk dat je weer die menigte mensen voor je ziet die van alles van je verwacht. Alsof je ze hebt meegenomen of ze voor je uit zijn gesneld. Kun je werkelijk even afstand van ze nemen? Hoe vind je je rust? Hoe word je gevoed? Daarover gaat het verhaal van de wonderbare broodvermenigvuldiging bij Markus.

Iedere evangelist heeft zijn eigen versie van dit verhaal. Bij Markus staat het verhaal in het teken van de leerlingen. Die zijn zojuist uitgezonden, de wereld in, om het volgende te doen: ‘Ze gingen op weg en maakten het goede nieuws bekend om de mensen tot inkeer te brengen, en ze dreven veel demonen uit en zalfden veel zieken met olie en genazen hen.’ Aan het begin van ons verhaal brengen ze hier verslag van uit. En Jezus antwoordt: ‘Ga nu mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en een tijdje uit te rusten.’ In de Naardense Bijbel staat wat er letterlijk staat: ‘Kom mee, jullie zelf alleen, naar een plek in de woestijn, en rúst wat.’ Het gaat dus niet om eenzaam zijn, maar om op jezelf te zijn, met jezelf te zijn. En dat niet op zomaar een plek, maar in de woestijn. Een plek waar helemaal niets is, dan jijzelf. Een plek, die in de bijbel symbool staat voor bezinning; waar leven en dood heel dicht bij elkaar liggen. Waar je met jezelf alleen bent. Dáár moeten de leerlingen tot rust komen.

Maar er is die menigte mensen. En wat gebeurt er? Jezus neemt het over. Nu is Hij het die de menigte onderwijst; de taak van de leerlingen. Dat is nodig, want, staat er, ‘ze leken op schapen zonder herder’. Het is dus geen lege drukte van de leerlingen, als ze op deze rustplaats komen. Net zo min als het van ons lege drukte is als we ook op een rustige plaats op vakantie beziggehouden worden door mensen voor wie wij verantwoordelijkheid hebben of die iets van ons verwachten of voor wie we iets willen betekenen.

Maar hoe wordt je dan gevoed? Kijk maar naar hoe Markus het wonder begint. Hij haalt het brood niet bij iemand uit de menigte vandaan, maar bij de leerlingen zelf. Wat zij zelf in te brengen hebben wordt vermenigvuldigd, en daarvan zijn dan nog twaalf maanden over! Dit wonder gaat dus niet over de spijziging van de vijfduizend, maar over het voeden van de twaalf leerlingen. Het begon met het uitzenden van de twaalf, het eindigt met twaalf manden voedsel. Dat was de bedoeling met het wonder, en van het gaan naar de rustplaats. Het ging Jezus er niet om dat ze er ‘even uit moesten’, maar: ‘het was een voortdurend komen en gaan van mensen, zodat ze zelfs niet de kans kregen om te eten.’ En dat gaat dus niet over ff chillen en snacken, maar om daadwerkelijk gevoed te worden in wie je bent en wie je wilt zijn voor anderen.

Hoe word je dan gevoed op vakantie? Hoe kom je werkelijk uitgerust terug? Waarheen je ook gaat, je neemt jezelf altijd mee. Natuurlijk door even met andere dingen bezig te zijn en wat afstand te nemen. Heerlijk. Maar laat Jezus de drukte overnemen, geef het bewust uit handen. Dat kan alleen als je de drukte niet negeert. Je kunt er niet ‘even uit’. De drukte is er niet niet. Als je de drukte negeert en niet verwerkt, dan kun je thuis tot de teleurstellende ervaring komen dat na één dag werken, de vakantie alweer vergeten lijkt. Gebruik de vakantie ook voor bezinning. Neem jezelf echt mee, dan kan de rust helen, voeden, kan er uit jezelf iets groeien doordat je het even uit handen hebt kunnen geven en gezien hebt, dat God ermee aan de slag gaat.

Waarheen je ook gaat, je neemt jezelf altijd mee. Zoek je voeding in je geloof, want God gelooft in jou!