zondag 28 maart 2010

Palmpasen: Feest, maar nog niet helemaal

Vandaag begint de Stille Week. Dat is meer dan alleen maar een voorbereiding op Pasen. Het is het doorlopen van een heel intens verhaal. Het verhaal over de intocht, het lijden, sterven en opstaan van Jezus is een verhaal van het leven. Een verhaal over goed en kwaad. Over hoop en zoeken na verlies, over verwachtingen en idealen. Over teleurstellingen. Over macht en over onmacht. Over machtigen en over machtelozen. Over waar mensen toe in staat zijn. En over waar God toe in staat is. Een verhaal op leven en dood.

Deze dubbelheid van uitersten, met als uiterste van uitersten dood en leven, komt vanaf het begin mee in de Stille Week. We beginnen vandaag op Palmpasen met de intocht van Jezus in Jeruzalem. Dat is het verhaal van een feest met een rouwrandje. In het feest klinkt de laatste regel van het slotlied: Heden hosanna, morgen kruisigt hem! De farizeeën komen al op en eisen van Jezus zijn leerlingen te berispen. Het is geen zorgeloos feest. Het is een feest waarvan we eigenlijk van tevoren weten dat het te groot is. Dit moet misgaan, maar we pikken het feest nog mee. Niet om het er nu van te nemen nu het nog kan. Maar omdat het feest de tragiek duidelijk maakt. Niet omdat het feest misplaatst is, o helemaal niet. Maar door het feest kan niemand er meer omheen dat er iets te gebeuren staat. Al is dat heel iets anders dan de feestgangers verwachten.

Het feest van palmpasen, dat feest met een rouwrandje, maakt de tragiek duidelijk. We kunnen er niet meer omheen dat er iets te gebeuren staat. De kinderen laten ons dat zo zien. Met vrolijkheid en trots zullen ze met de palmpaasstokken binnenkomen. Vrolijk versierde kruisen. Ja, precies, dat is het, een vrolijk versierd kruis. Juist door de felle kleuren en alle versieringen van het feest kun je niet meer om dat kruis heen. En aan dat kruis hangen allemaal elementen die vooruitwijzen naar wat komen gaat, waar we niet meer onderuit kunnen. De pinda’s van Jezus of Barabbas, de rozijnen van de dertig zilverlingen van Judas en noem maar op. Juist in alle uitbundigheid wordt de tragiek genadeloos duidelijk. Duidelijk wordt wat er te gebeuren staat en dat dat heel dramatisch zal zijn.

Dat geldt op een andere manier ook voor Exodus. Hierin lezen we al enkele weken over de aanstaande uittocht. We hebben Mozes zijn roeping zien aannemen en eerst het volk en daarna de Farao voor zich zien proberen te winnen. Nu we in het Evangelie over de intocht lezen vullen deze verhalen van uittocht en intocht elkaar aan. Ook Exodus laat zien dat het dramatische wat te gebeuren staat, de laatste plaag, tot een zekere vreugde stemt. Want wat gebeurt er namelijk voor vreugdevols in Exodus: God treedt nu op de voorgrond. Hij zet de situatie nu naar zijn hand. Het is een beslissende wending in het verhaal die zal leiden naar de uittocht. In de vorige verhalen was de strijd er één tussen de Farao en Mozes. En hoe groot de wonderen van de plagen ook waren, de Farao en Mozes hielden elkaar in zekere zin in evenwicht. Er kwam geen beweging in de situatie van het volk. In het vorige hoofdstuk nu vindt de laatste ontmoeting plaats tussen de Farao en Mozes. En het is heel duidelijk hun laatste: ‘Uit mijn ogen’, beval de Farao. ‘En waag het niet u nog eens te laten zien. Als u hier nog eens verschijnt, wordt dat uw dood.’’Zoals u wilt,’ antwoordde Mozes, ‘ik zal u niet nog eens onder ogen komen.’ Mozes maakt plaats. Hij maakt plaats voor God. Hoewel hij nog één keer als boodschapper fungeert in ons stuk, vraagt God geen actie meer van Mozes. De actie is aan God. Het is niet langer de Farao tegenover Mozes, maar de Farao tegenover God.

En dan wordt helder wat hier op het spel staat. Hier staan geen koning en vertegenwoordiger van een onderdrukt volk tegenover elkaar, maar twee koningen, de Farao en God, die beide aanspraak maken op Israël. De Farao staat voor onderdrukking van dat volk, voor de dwangarbeid. God staat voor de bevrijding naar het beloofde land, en land van melk en honing. Hier staat de Farao voor levenloosheid, voor de dood. En God staat voor het leven. Iedereen die zich afvraagt waarom de tekst toch steeds spreekt over God die de Farao hard maakt, moet niet denken dat God een rol heeft in de hardheid van de Farao en dat de Farao dus eigenlijk maar een marionet is van God in zijn dramatische en dan wat morbide schouwspel tussen goed en kwaad. Nee, de schrijver bedoelt dan dat God de situatie op scherp zet. Hij dwingt de Farao harder dan hard te zijn om zo daadwerkelijk bevrijding te kunnen bewerkstelligen. En ja, dan is het afschuwelijk dat de eerstgeborenen van de Egyptenaren daar het slachtoffer van worden. Maar bedenk dan wel dat ook hier een bedoeling in het verhaal zit: Het verhaal bedoelt te laten zien dat het kwaad dat de Farao belichaamt geen toekomst meer heeft. Want die was namelijk aan de eerstgeborenen. En dit kan geen situatie zijn van hard tegen zacht, maar moet een situatie van hard tegen hard zijn, omdat het een situatie is van leven en dood. Door de Farao zo hard te tonen wordt duidelijk dat hij en hij alleen verantwoordelijk is voor het kwaad, en dat God, en God alleen, verantwoordelijk is voor de bevrijding. Zo kan God de definitieve slag toebrengen.

Dat geldt ook voor het Evangelieverhaal. Als je met de ogen van Exodus kijkt valt je op dat God ook hier het kwade dwingt stelling te nemen. Noem het geen provocatie om de macht – ik vind de verhalen over Jezus als verzetsleider tegen de Romeinen altijd heroïsch klinken maar verder nogal inhoudsloos. Nee, Jezus provoceert niet; hij neemt stelling. Geeft met zijn intocht tekenen van hoop, dat het goede overwint. Maar daarvoor moet eerst het kwade verhard worden. En dat is wat gaat gebeuren de komende week. Om het goede te laten overwinnen moet het kwade toekomstloos worden gemaakt. Alweer.

Ja alweer, maar op een andere en nu alles beslissende wijze. Waar het in Exodus ging om een uittocht uit het angstland, om het kwade achter je kunnen laten, gaat het hier om een intocht. Jezus dringt als het ware door tot in het hart van het kwaad. En, en dat is het allesbeslissende, Hij neemt dat kwaad in zich mee en zal zelf, als eerstgeborene van Gód, sterven. Jezus is de mens van God die niet het kwaad om zich heen bestrijdt, maar het kwaad tot zich neemt, op zich neemt, meeneemt en ondergaat. Jezus is geen activist tegen het kwaad die ten onder gaat. Hij neemt het helemaal in zich op en verslindt het. En ja, dat is een gruwelijk tafereel, net als de laatste plaag in Egypte, maar ook, en ik zeg het met enige schroom, een belofte, net als in Egypte. God laat ons niet alleen in de eeuwige balans tussen goed en kwaad, waarin het schipperen en overleven is. Ja, God zet alles stevig op scherp. Daardoor toont het kwade zich in zijn ware gedaante, en kijk maar om je heen, dat is vreselijk. Maar God grijpt ook in en laat de balans doorslaan naar het goede. Zondag zal het Pasen zijn! Dan is het echt reden voor feest, en nu al een beetje!

woensdag 17 maart 2010

Bisschoppen komen ook aan 'onze' liederen

Vandaag werd bekend dat twee censors in de Rooms-Katholieke Kerk, adviseurs van de bisschoppen, veel liederen van Huub Oosterhuis willen schrappen. De liederen van deze (getrouwde) priester-dichter zouden onvoldoende getrouw zijn aan de kerkelijke leer.

Deze liederen zijn echter wel een belangrijke basis geweest voor het interkerkelijke, oecumenische vieren, omdat het ook liederen zijn die in de Protestantse kerken bekend zijn geraakt. Deze liederen hebben wij dus gemeen en verbinden ons aan elkaar. Een verbod raakt dus niet alleen de Rooms-Katholieke gemeenschap, maar ook de Oecumenische, en daarmee ook de Protestantse. Wij zingen liederen, waarvan we dus nu weten dat ze niet meer in de zusterkerk gezongen mogen worden. Wat kunnen we nu nog zingen met elkaar in een officiële viering, bijvoorbeeld bij trouwen of rouwen? Eén 'troost', dat is toch al nauwelijks meer mogelijk...

De oecumene staat eens te meer onder druk. Om eens inzicht te geven in wat dat voor de Protestantse kerken betekent, zet ik de liederen hier onder elkaar die uit het Liedboek voor de kerken of uit Tussentijds niet meer gezongen mogen worden. Dat brengt het probleem dichterbij. De liederen uit het Liedboek voor de Kerken zijn immers liederen die door onze kerken zijn goedgekeurd voor de liturgie in 1973. Liederen uit Tussentijds zijn nieuwe liederen die zich in de liturgische praktijk hebben gewezen en gebundeld zijn op weg naar een nieuw liedboek in 2012.

Daarbij zij aangetekend dat de liederen met een M volgens De Werkgroep voor Liturgie uit Heeswijk niet meer gezongen mogen worden volgens censor pastoor Cor Mennen (bisdom Den Bosch), waarvan tegen een aantal de werkgroep bezwaar heeft aangetekend. Deze zijn gemerkt met een *. De liederen die hulpbisschop Herman Woorts van het aartsbisdom volgens uitgeverij Gooi en Sticht wil schrappen zijn vermeld met een W.

Gezang 161 - Uit uw hemel zonder grenzen M*
Gezang 163 - Gij zijt een mensenzoon M*
Gezang 172 - Een mens te zijn op aarde W
Gezang 487 - De Heer heeft mij gezien en overwacht W

Tussentijds 10 - Zomaar een dak M
Tussentijds 20 - De chaos schiep in mensenland W
Tussentijds 49 - De steppe zal bloeien W
Tussentijds 89 - Ere wie ere toekomt W
Tussentijds 90 - Dat woord waarin ons richting wordt gegeven M
Tussentijds 107 - Het brood in de aarde gevonden M*
Tussentijds 113 - Hij die gesproken heeft een woord dat gáát W
Tussentijds 115 - Wonen overal nergens thuis M
Tussentijds 118 - Licht dat ons aanstoot M*
Tussentijds 134 - Scheur toch de wolken weg en kom M*
Tussentijds 161 - Neem Gods woord met hart en mond
Tussentijds 207 - De wijze woorden en het groot vertoon W
Tussentijds 212 - Te doen gerechtigheid M*
Tussentijds 216 - Komen ooit voeten M

Oordeelt u zelf...

Voor de achtergrond lees het artikel in Trouw.

zondag 14 maart 2010

Met Mozes op weg naar Pasen en het beloofde land

MEDITATIE KERKBLAD SCHAKEL PASEN 2010


Op weg naar Pasen lezen we in de kerkdiensten en in de kindernevendienst uit Exodus – het verhaal over de bevrijdende uittocht uit Egypte op weg naar het beloofde land. Het is een oud verhaal, maar een verhaal dat nog steeds wordt verteld. Veel nieuwere bevrijdingservaringen uit beknellende situaties lezen mensen terug in dit verhaal, omdat zij ook God ervoeren als ‘Ik ben er’. Als een God die de moed geeft op te staan tegen beknellende banden, onderdrukking en slavernij, in het groot of in het klein.

Het verhaal is ook een visioen van de toekomst, ondanks dat het een verhaal van lang geleden is. Een visioen is het van hoe het leven kan zijn, hoe wij daar naartoe op weg zijn, en ook hoe wij onszelf daarbij in de weg zitten en in de woestijn verdwaald kunnen zijn. Maar toch op weg naar het land van belofte, in het geloof dat het anders kan, en dat leven in vrijheid kan, bestaat.

Trekkend door de woestijn staat het volk ook stil bij wat de voorwaarde zijn om die vrijheid te laten slagen; wat de spelregels zijn om vrij het spel te kunnen spelen. Dat is geen regelzucht met schelden op de scheidsrechter, maar een spel zoals ik dat ooit op Bali zag, in Ubud: jongetjes van zes tot en met twaalf voetbalden met elkaar in twee teams, zonder shirtjes en op blote voeten, zonder scheidsrechter, maar allemaal met hetzelfde idee van het spel. Met passie speelden ze, maakten ze doelpunten en ik betwijfel of ze de punten eigenlijk wel bijhielden. Zo vanzelfsprekend als ze het spel speelden, zo ineens wat het ook over toen het te donker werd. De spelregels waren vanzelfsprekend en er is heerlijk gespeeld. Het kan!

Zou het kunnen dat een volk in vrede leeft ?
Zou het kunnen zonder oorlog zonder haat ?
Is het visioen dat God ons telkens geeft
Slechts een wereld die in sprookjesland bestaat ?

Zou het kunnen met een God, onzegbaar groot,
Die ons naam geeft en ons optilt uit de nacht ?
Die ons leidde uit het land van niets en dood;
Ons – wat ooit een droom leek- nu heeft thuis gebracht ?

Zou het kunnen met tien woorden :
een blauwdruk voor sjaloom;
Een afspraak hoe het leven hier kan zijn ?
Tien woorden om te leven,
genoeg voor onze droom .
En zijn we nu pas volk in die los-zand-woestijn ?

1. Voor jou mag er naast mij geen andere god in je leven zijn
2. Je moet niet denken dat je mij kunt vangen in een beeld
3. Gooi mijn naam niet in vloekformules te grabbel
4. De werkweek heeft zes dagen de zevende dag is de rustdag
5. Gun je vader en moeder een goede oude dag
6. Denk niet dat je zomaar over het leven kunt beschikken
7. Blijf uit de relatie of huwelijk van een ander
8. Steel niet: geen geld of goed
9. Probeer niet door liegen mensen of dingen naar je hand te zetten
10. Wees niet jaloers op het geluk of het bezit van een ander

Zou het kunnen met tien woorden :
een blauwdruk voor sjaloom;
Een afspraak hoe het leven hier kan zijn ?
Tien woorden om te leven,
genoeg voor onze droom .
En zijn we nu pas volk in die los-zand-woestijn ?

Uit: Musical Mozes (Gerard van Midden en Gerard van Amstel)

We lezen ook uit Exodus omdat dit het verhaal is achter het Joodse Paasfeest, dat Jezus met zijn leerlingen vierde tijdens het Laatste Avondmaal. Dit verhaal krijgt in Jezus’ lijden en opstanding nieuwe betekenis, maar die betekenis kan niet gelezen worden zonder deze achtergrond. Om het spel weer werkelijk vrij te kunnen spelen moeten alle overtredingen teniet gedaan worden. Dan kunnen we leven als die kleine jongetjes, leven in vrijheid, in vrede: Het kan!

zaterdag 6 maart 2010

Terugblik op Anne en Goebbels

Gisteren met vijftien mensen naar de voorstelling Anne en Goebbels geweest. Schreef er al eerder over in deze blog. Een heel indrukwekkende voorstelling én inleiding.

De inleiding werd verzorgd door de acteurs zelf, Meral Polat als Anne Frank en Victor Löw als Joseph Goebbels. Polat werd gevonden door een castingbureau om de matchen bij Löw als Goebbels. De uiterlijke gelijkenis met Anne Frank is sprekend. Polat vertelde dat Buddy Elias, het enige nog levende familielid van Anne Frank die ze nog gekend heeft, de gelijkenis ook zo treffend vond, behalve, citeerde Polat, 'dat Anne dunner was':).

Het meest indrukwekkend aan de inleiding was het verhaal van Löw over het spelen van dagboekfragmenten van Joseph Goebbels. De eerste gedachte van Löw was dat dat toch bizar en 'genant' zou zijn om te spelen. Hij nam het spel aan met voor zichzelf de vraag hoe iemand nu tot zoiets in staat kan zijn. Wij zijn allemaal tot zoiets in staat meent hij, al snapt hij niet hoe. Het was een gigantische opgave om Goebbels te gaan spelen, want, zo legde Löw uit, als je iemand speelt moet je wel op dat moment erin geloven, want hoe zou het publiek jou anders geloven? Volstrekt bizar vond hij het om te gaan spelen. Ik vroeg Löw of hij door te geloven in wat hij speelt, sympathie had gekregen voor Goebbels, hoe genant hij dat misschien ook zou vinden, en of hij antwoord had gekregen op zijn vraag hoe een mens tot zoiets in staat kan zijn? Hij zei dat hij geen sympathie had gekregen, omdat Goebbels in zijn dagboek zich nooit kwetsbaar maakt. Wat Goebbels voelt verbindt hij met anderen. Er zijn zoveel rottige dingen zegt hij dan, maar meer nog: hij verbindt zijn gevoel met iets breders. Het ligt altijd aan iets buiten hem. Dat maakt hem onaanraakbaar en daardoor wordt Löw niet door hem geraakt. Hij laat geen hart zien. Daarom heeft Löw ook geen antwoord op zijn vraag gekregen.

Tijdens de eerste tryout deed zich iets bizars voor: het publiek bestond uit schooljeugd. De spanningsboog van ruim een uur was voor hen wat veel, dus toen Löw als Goebbels diens redevoering hield aan het einde van de oorlog in opperste wanhoop, of iedereen bereid zou zijn zich te offeren, riep de schooljeugd massaal 'JA!!!'. Het deed Löw beseffen dat dit weliswaar absurd was, maar dat deze wijze van redevoeren iets in mensen losmaakt, verscheurt, door iets te willen doen of zeggen, misschien zelfs wel 'ja' omdat het zo overweldigend is. Ik merkte het bij meer mensen in de zaal, al weet ik niet wat ze dachten, behalve van mijn buurman. Die had hard 'NEE!' willen roepen.

vrijdag 5 maart 2010

Principes kunnen gevoel blokkeren

Zat zojuist in de sportschool op een fiets, terwijl een van de televisies voor me een reclame van luxe auto's liet zien. Verschillende modellen zag ik razend snel en door elkaar heen voorbij flitsen en samen op een weg door de bergen rijden. Ik kreeg een gevoel van schoonheid over me heen. Ik vond het mooi. Maar zou ik zo'n dure auto willen hebben? Nee, en niet alleen vanwege mijn smaak, maar ook uit principe: NEE! Maar wat doe ik met dat gevoel dan? Was dat fout? Had ik dat niet mogen voelen? Ik realiseerde me met een glimlach dat ik dat natuurlijk mag voelen, maar dat dat niet hoeft te zeggen dat je een principe verloochent.

Toen dacht ik: principes kunnen je gevoel blokkeren, omdat je vindt dat je iets niet mag voelen. Maar zijn die gevoelens dan fout? Is het zo raar om iets mooi te vinden, te verlangen, te benijden, zelfs jaloezie of enorme woede? Nee, het is niet fout om dat te voelen. Het zou 'fout' zijn dat gevoel niet toe te laten, en je af te vragen: waarom voel ik dat? Wat wordt er in me opgeroepen? Wat heb ik nodig, niet als 'greed' maar als 'need'? En hoe ga ik daar dan mee om?

Zo moeten principes niet het gevoel op de proef stellen, maar het gevoel de principes. Als je je realiseert wat in jou je zo laat voelen, kun jijzelf de keuze maken een principe in je handelen al dan niet te volgen. Het bevrijdt je van principes die je niet in staat stellen je leven te kunnen beleven, dat is ook te voelen; los van de vraag of je die gevoelens één op één moet volgen. En het zorgt er nog meer voor dat de principes die je naleeft ook echt van jezelf zijn, omdat ze niet je gevoel dwingen, maar uit jouw verwerking van je gevoel voortkomen en kunnen leven. Zo kun je van iemand zeggen: hij leeft!

dinsdag 2 maart 2010

As it is in Heaven



Op maandag 18 januari was in de kerk de film As it is in Heaven te zien. Van de film is een trailer te zien op mijn weblog (zie onder). Ik heb de film leren kennen op de nascholing voor predikanten. De film kun je zien als een intrigerend spiegelverhaal bij het Evangelie. Niet bedoeld dus om ze gelijk te stellen. Wel geven ze een kijkje vanuit een andere hoek op verhalen en personages uit het Evangelie. Zeker met het oog op Pasen is het een mooie film om stil te staan bij het leven, lijden en sterven van Jezus. Daarom nodig ik u van harte uit om deze film te huren, te kopen, te lenen of te downloaden. Hieronder wil ik een aanzet geven tot een kijkwijzer richting Pasen.

De hoofdpersoon

De hoofdpersoon is dirigent Daniel Daréus. Dat is zijn artiestennaam – misschien mag je daar al een spiegel in zien met de titel van Jezus, de Christus. Hij houdt zijn echte naam in ieder geval voor zich – een soort omgekeerd Messiasgeheim wellicht. Hij toert door de wereld met zijn wereldberoemde muziekstukken en staat dag aan dag op het podium. Tot hij een hartaanval krijgt en op doktersadvies het zeer rustig aan gaat doen. Daarom keert hij terug naar zijn geboortedorp. Hij is dus iemand die al een hele carrière achter zich heeft als dit verhaal begint. Ook Jezus’ publieke optreden begon pas op latere leeftijd, ca. 30 jaar. We kennen uit zijn jeugdjaren het verhaal dat hij in de tempel achterbleef. Dus ook Hij zal op enigerlei wijze zijn toegegroeid naar het moment waarop het verhaal over zijn onderwijzing begint. Echter, ook Hij is in zijn vaderstad niet geliefd…

De Schriftgeleerde

De eerste die Daréus bezoekt is de predikant van het dorp, iemand die helemaal vergroeid is met zijn gemeente. De dominee neemt een prominente plaats in in het verhaal. Hij is de Schriftgeleerde die Daréus in de gaten houdt en in wil passen binnen de kaders die hij stelt. Als Daréus het kerkkoor gaat leiden, dan heeft de dominee zijn spionnen om in de gaten te houden wat hij doet en hoe hij zich verhoudt tot de koorleden. Zijn vrouw is lid van het koor, maar nadrukkelijk geen spionne, en zeer gecharmeerd van de muzikale gaven van Daréus. Er broeit dus vanaf het begin al iets. Ook van Jezus weten we dat Hij veel teweeg bracht, in de gaten werd gehouden, en uiteindelijk als onruststoker werd vervolgd.

De schare

Het koor is de schare die Daréus onder zijn hoede heeft. Een groep mensen die op de een of andere manier allemaal wel hun last met zich meedragen en hun fouten hebben. De één walst over anderen heen, een ander is altijd gepest, een ander buitengesloten vanwege een handicap en bijzondere zorg die dat behoeft, en zo zijn er nog meer die in hun leven beschadigd zijn. Naast enkele prominente bijfiguren zijn er twee hoofdfiguren, Lena en Gabriella. Daréus verlicht door zijn leven en werk hun last. Ook Jezus zag de schare, en werd met ontferming bewogen.

De verdrukte

Gabriella is een moeder van twee kinderen die door haar man mishandeld wordt. Zij mag eigenlijk niet naar het koor, maar komt toch, maar kan niet tegen hem op. Voor haar schrijft Daréus een lied. Dat lied bevrijdt haar. Twee coupletten klinken in mijn voorlopige berijming van de Engelse en Nederlandse letterlijke vertaling zo:

‘k Heb mijn leven eind’lijk terug
want mijn tijd is kort hier op aarde
in mij brandde een verlangend vuur,
dat wel luwde maar nooit bedaarde.

Toch was dit de weg die ik koos
‘k Bleef vertrouwen en ik bleef dromen
’t was die droom die mij uitzicht bood
op de hemel waar ‘k nooit kon komen

Het geeft haar de moed om bij haar man weg te gaan als hij haar na de uitvoering thuis weer in elkaar slaat. Hij geeft Daréus te schuld en slaat hem later ook in elkaar bij de rivier, waarna drie vrouwen als drie Maria’s hem er weer bovenop helpen. De martelgang naar het einde is dus bij Daréus al vroeg begonnen. De man van Gabriella is overigens goed bevriend met de dominee. Zo zie je in de film dat er aanstoot genomen wordt aan het bevrijdende werk van Daréus, zoals ook Jezus’ werk niet onomstreden was omdat het traditionele kaders doorbrak.

De zondares

Dan is er nog Lena, een vrolijke, jonge en levenslustige vrouw. Zij heeft steevast een andere man, en de kring rondom de dominee kijkt veroordelend naar haar. Lena valt voor het charisma van Daréus, die daar heel terughoudend op reageert, alsof hij bang is voor intimiteit. Zij overwint hem en hij overwint haar. Ze blijkt beschadigd te zijn in haar leven. Twee jaar lang had ze een verhouding met een man, waarvan iedereen, behalve zij, wist dat hij getrouwd was. En niemand zei iets. Lena komt op mij over als een Maria Magdalena, een vrouw die dicht bij Jezus staat en die verguisd wordt, wat ook overslaat op Jezus: Hij gaat met zondaars om!

De intocht, sterven en het vervolg

Het koor krijgt aan het eind van de film de kans om in Wenen mee te doen aan een concours. Heel subtiel is daar de aarzeling bij Daréus, alsof hij weet wat komen gaat. Hij kent Wenen maar al te goed, zoals Jezus Jeruzalem, uit zijn jonge jaren, maar gaat overstag. Bij aankomst is er een groots onthaal voor Daréus wat de mensen om hem heen onzeker maakt. Langzaam maar zeker raken ze hem kwijt, Lena als laatste. Vlak voor het optreden krijgt Daréus, helemaal alleen buiten de concertzaal, opnieuw een hartaanval en sterft. Er is weliswaar geen letterlijke opstanding in de film, maar er gebeurt wel iets anders. Daréus heeft zijn koorleden geleerd naar hun eigen toon te zoeken en zo een harmonieus samenspel van klanken te vormen als het oerbegin van elke koorzang. In afwezigheid van Daréus zet het nerveuze koor die oerklanken in, als een soort tongentaal, en de andere koren in het publiek volgen. Alsof ieder het hoort in zijn eigen taal en het zingt in zijn eigen taal, zo is het Pinksteren aan het einde van de film. Hier eindigt de film, maar het is ongetwijfeld pas het begin… Ook van Jezus weten we dat Hij bijna in eenzaamheid sterft, enkel de vrouwen zijn bij Hem in de buurt, en dat Hij de Geest beloofde, die de onzekere discipelen de moed moet geven uit hun huizen te gaan en te vertellen van de Goede Boodschap.

Er is meer

Elke keer als ik de film zie, zie ik weer wat nieuws. En dat hoorde ik ook bij mensen die de film al gezien hadden en hem in de kerk weer zagen. Het zijn daarom ook slechts enkele onvoltooide lijntjes. Ze zijn nadrukkelijk niet bedoeld om van de film een film van het Evangelie te maken, maar om te ontdekken welke nieuwe perspectieven deze diepere lagen van de film ons wellicht geven op het Evangelie, het Verhaal van de Levende. Niet meer en niet minder. Ik wens u een inspirerende filmavond toe!