dinsdag 28 augustus 2012

Horen en antwoorden - preek 19 augustus 2012




In de vertelling van het Evangelie door Marcus zijn we vandaag aangekomen bij het verhaal van de genezing van de doofstomme. Een klassiek genezingsverhaal, dat even zoveel klassieke vragen stelt hoe dit wonder nu kon gebeuren en of we het niet symbolisch moeten horen. De vraag is of we dan het verhaal goed verstaan. En of we recht doen aan het bredere verhaal dat Marcus aan het vertellen is. Ik wil u vanmorgen laten zien dat het niet alleen maar om een wonderverhaal gaat dat op zichzelf zou kunnen staan, maar dat de betekenis pas goed aan het licht komt als je het verhaal ziet als een stukje van een groter verhaal.

Dat grotere verhaal is natuurlijk het hele Evangelie, maar als we het behapbaar willen houden delen we het toch maar even in stukken. En het verhaal van de genezing van de doofstomme maakt deel uit van de verhalen in Marcus 6 tot en met 8. In beide hoofdstukken, Marcus 6 en Marcus 8, lezen we een verhaal over de wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging. Alle verhalen daartussen staan in het teken van die twee verhalen, om uiteindelijk te eindigen met de vraag van Jezus aan het eind van hoofdstuk 8: ‘Wie zeggen de mensen dat ik ben?’ en vervolgens aan de leerlingen: ‘En wie ben ik volgens jullie?’

Daaruit begrijpen we dat het er in de verhalen van Markus 6 tot en met 8 om gaat wie Jezus is. Én het gaat erom dat de leerlingen dat begrijpen. Zij krijgen uiteindelijk die vraag: ‘En wie ben ik volgens jullie?’ Zij, de leerlingen, zijn het aanspreekpunt van Jezus. Het lijdend voorwerp zal ik maar zeggen. En wij, als hoorders van het verhaal van Markus, kijken toe hoe de leerlingen door Jezus worden onderwezen in wie Hij is.

Het draait dus om de leerlingen, maar het gaat over Jezus. De leerlingen, en in hun kielzog wij worden door Jezus uitgedaagd te gaan begrijpen wie Hij is. Dat bleek al in het wonder van de broden. Het gaat niet eens zozeer om de vermenigvuldiging van dat vele brood. Het gaat erom dat als de leerlingen aangeven dat Jezus maar moet stoppen met zijn onderwijzing en de mensen naar huis moet laten gaan om te eten, Hij tegen hen zegt: ‘Geven jullie hun maar te eten!’ Jezus woorden en het brood dat gedeeld moet worden is onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zijn woorden geven leven. En moeten de mensen dat maar weer naar huis om praktisch in leven te blijven? Nee. Een mens kan niet leven van brood alleen, maar van ieder Woord dat door de Heer gesproken wordt, maar zonder is ook zo wat. Sterker nog, hier komt het op aan of het geloof van de leerlingen sterk genoeg is. Is geloof uiteindelijk iets dat je voor jezelf houdt, zodat na een mooie bijeenkomst met mooie woorden, ieder weer zijns weegs gaat. Of deel je het? Jezus leert hier dat door je geloof te delen, en daarmee een zinvolle invulling van je leven, je geloof juist vermenigvuldigd wordt. Daarom zijn er ook uiteindelijk twaalf manden vermenigvuldigd brood over. Voor elke leerling één. Zíj zijn het, en niet die duizenden mensen om wie het draait. De leerlingen worden uitgedaagd te begrijpen wat geloven betekent en vermag te doen. Het vermenigvuldigt zich door te delen, als mensen het niet voor zichzelf houden en ieder zijns weegs gaat.

Het draait dus om de leerlingen, en het gaat over Jezus. En dan is het frappant dat we in het verhaal van vandaag over de genezing van de doofstomme, de leerlingen helemaal niet tegenkomen. En dan gaat het er niet praktisch om of ze misschien ongenoemd zijn gebleven maar wel zijn meegegaan naar de buitengebieden toen Jezus wegging in vers 24, omdat het misschien ondenkbaar zou zijn dat ze niet mee zouden gaan of zo. Het gaat er wel om dat het verhaal zo is geschreven  dat het wel de bedoeling is dat de leerlingen zien wat er daar gebeurt. Het is niet zomaar een reisverslag van wat Jezus ook nog eens in een buitengebied meemaakte, nee, Hij laat zijn leerlingen, en in hun kielzog ons als hoorders, iets zien.

Het verhaal van de genezing van de doofstomme speelt zich af bij het meer van Galilea. Een hele omweg als ik de bijbelse atlas moet geloven. In ieder geval betekent het dat hij aan het andere einde van Meer van Galilea uitkomt. En dat herinnert de leerlingen eraan dat zij daar een paar verhalen geleden heen moesten in hun bootje, maar dat ze niet tegen de sterkte tegenwind opgewassen waren, en dat Jezus hen lopend over het meer tegemoet kwam en voor ging naar de overkant. Jezus is in heidens, niet-Joods gebied. Eng voor de leerlingen, want daar komt het op aan. Alsof je van een afgesloten rijbaancircuit waar je onder begeleiding leert autorijden, ineens op de grote echte weg moet rijden, helemaal zelf.

En daar, in dat niet-Joodse gebied brengt een anonieme groep mensen een man bij Jezus die doof was en gebrekkig sprak. Ogenschijnlijk is het slechts een lichamelijke kwaal. Maar als we het verhaal in zijn verband lezen komt iets anders naar voren. Waar deze man door zijn kwaal niet toe in staat is, is om te antwoorden. Hij kan niet horen, en daardoor kan hij niet terugspreken. Met zijn gebrekkige spraak kan hij wellicht zelf iets zeggen, maar horen en antwoorden kan hij niet. Daarmee kan hij niet antwoorden op de woorden die tot hem gesproken worden.

En daar gaat Jezus wat aan doen. Want Jezus ís het Woord. De woorden die Hij spreekt zijn woorden van God. Zozeer zelfs dat de Bijbel Jezus het Woord van God noemt. De woorden die Jezus spreekt brengen iets teweeg. Iets van God. Ze brengen bevrijding, ze openen nieuwe perspectieven, ze brengen heling.

Maar voordat de man kan antwoorden op Jezus moet Jezus hem wel eerst kunnen bereiken, aan kunnen spreken. En dat betekent dat Jezus zich wendt tot gebarentaal. En zo opent Jezus de communicatie. Door zijn vingers in de oren van de man te doen laat Jezus zien dat Hij weet wat de man mankeert. En met het speeksel, dat symbool staat om zijn genezende kracht, raakt Jezus de tong van de man aan die zo essentieel is om te kunnen praten. En vervolgens spreekt Jezus een woord, dat gemakkelijk te liplezen is: effata; dat betekent ‘ga open’. Meteen daarna gingen zijn oren open, hij kon dus horen, en kwam zijn tong los, en kon hij normaal spreken. Hij kon nu dus ook antwoorden op wat hij kon horen. En hij kon dus antwoorden op Jezus.

Maar Jezus lijkt daar meteen een stokje voor te steken. Want Hij verbiedt de omstanders om aan niemand te vertellen wat er was gebeurd. Hoor het dus goed: Jezus verbiedt het de man niet, maar wel de omstanders. Jezus openbare optreden moet in een zekere beslotenheid plaatsvinden – Hij nam de man ook apart. In de verborgenheid wordt Gods werk openbaar. In de stilte komt God ter sprake. Het heeft iets dubbels. Het gaat namelijk om geloof, en niet om spektakel. De woorden van Jezus moeten letterlijk binnenkomen, in de oren van de man. En de man moet antwoorden met zijn eigen tong. Jezus heeft niets aan meelopers waarbij Zijn woorden het ene oor in en het andere oor uitgaan, en die in hun antwoorden andere mensen napraten of niet eens weten waar ze het over hebben. Jezus maant dus tot een zekere behoedzaamheid. Luister en overschreeuw je niet. Uiteindelijk komen deze niet-Joden wel tot een antwoord, een belijdenis zou je kunnen zeggen: ‘Alles wat hij doet is goed; zelfs doven laat hij horen en stommen laat hij spreken.’

Dit verhaal horen wij. En dit verhaal horen de leerlingen. Deze mensen hier aan het meer, die niets hebben met het Jood-zijn van Jezus, die niets hebben met zijn roots, snappen waar het om gaat. Alles wat Jezus doet is goed. In het uitdragen van het Evangelie, de goede boodschap betekent dat, gaat het alleen maar hierom: alles wat Jezus doet is goed. En daar mogen wij, vanuit ons hart, op antwoorden. Jezus maakt er geen spektakel van, dus laten wij dat ook niet doen. Hoor zijn woorden, laat ze binnenkomen in de verborgenheid van je hart, en antwoord met je hart.


zaterdag 4 augustus 2012

Zin in Zaterdag (4): Beeldverbod of beeldgenot?

Op de camping zie ik de zoveelste nieuwe campinggast richtingloos rondlopen op zoek naar bereik voor zijn mobiele telefoon. Tja, de camping ligt in the middle of nowhere in la douce France. Als er bereik is, verdringen de providers zich en wisselen ze elkaar binnen de minuut af, en internet is er nauwelijks. Het is iets wat de campinggasten verbindt: we hebben nauwelijks bereik met de buitenwereld. Maar we hebben elkaar. Nieuwe gasten worden op weg geholpen door kampeerders die er al langer staan. Je helpt elkaar toch door de moeilijke tijden niet waar?!

En zo zie ik opnieuw een man naar het open veld lopen, vertwijfeld kijkend naar zijn iPhone en de lucht: een modern schietgebedje. Ik loop op hem af en zeg meelevend: 'Ja, bereik is er hier nauwelijks. Behalve bij de toiletten in de buurt van het zwembad en op het open veld buiten de camping.' Ja, ik ben net zo erg... Hij vraagt of de internetverbinding dan wel goed genoeg is om een foto te uploaden. Ik moet hem teleurstellen, maar vraag hem wel wat het belang ervan voor hem is, omdat we allemaal op de camping ook wel snappen dat deze nood op de vakantie relatief is. Hij vertelt dat hij toch wil proberen zijn 166.000 volgers iets te laten weten... Ik vraag hem hoe iemand in vredesnaam aan 166.000 volgers komt. Hij vertelt me dat hij sinds enige tijd bezig is met fotografie op internet. En dat hij enorm veel belangstelling voor zijn foto's heeft gekregen. Foto's, die hij gewoon met zijn iPhone maakt, en met apps bewerkt en deelt. Hij kwam op favorietenlijstjes te staan op internet en werd benaderd door bedrijven, die hem nu boeken voor reportages. Tot zijn eigen verbazing, maar het is wel een droom die uitkomt.

Ik hou van dit soort gesprekken; gesprekken met mensen die ontdekken hoe ze hun droom kunnen vervullen en vervolgens zelf ontdekt worden. En we raken verder aan de praat over het belang van beelden, dat steeds groter wordt. In herinner me dat ik voor mijn vakantie op internet las dat Amerikanen inmiddels zover zijn dat ze fotografen inhuren op vakantie, om vakantiefoto's voor ze te maken die ze op Facebook kunnen publiceren. Want gewone kiekjes voldoen blijkbaar niet meer. We kunnen erom lachen, en dat deden de fotograaf en ik dan ook maar even, maar het is wel een uitwas van een trend die ook bij ons steeds meer te zien is. Sociale media als Facebook draaien steeds meer om het delen van beelden. Vakantiefoto's, maar ook profielfoto's, die het stadium van veredelde pasfoto reeds ver voorbij zijn. Wat ooit als 'smoelenboek' begon met persoonlijke berichten, is nu een in eerste instantie een beeldverhaal geworden.

Is dat erg? Niet zondermeer. Juist als 'dienaar van het woord' weet ik hoe belangrijk beelden zijn. Ik presenteer mijn blogs en dus ook de links op Facebook niet voor niets met een plaatje. De beamer vertoont tijdens de preek een plaatje dat ook op de blog verschijnt naderhand. Beelden zijn 'geleiders' om je mee te kunnen nemen in een verhaal. Een reisgids zonder plaatjes is ondenkbaar. En beelden kunnen op zichzelf al een heel verhaal vertellen. Het wordt moeilijker als beelden de waarheid geweld aandoen. Dat is met woorden overigens net zo goed het geval. Met woorden kun je de werkelijkheid ook mooier voorstellen dan hij is, en in het ergste geval noemen we dat liegen of bedriegen. Maar foto's kunnen dat ook, de waarheid geweld aandoen.

Maar wat is waarheid? Dat is niet eenduidig, omdat de ene waarheid meerdere kanten heeft en meerdere, daar komt het, gezichtspunten. Ik verwonder me hoe fotografen gebeurtenissen, plekken of mensen uit een verrassende hoek in beeld kunnen brengen. Gebeurtenissen die ik zelf ook hem meegemaakt op plekken waar ik ook geweest ben en met mensen die ik goed ken; maar in een nieuw en ander beeld gevangen. Maar ze doen de waarheid daarmee niet geweld aan. Zo'n foto maakt mijn beeld compleet en vertellen misschien meer dan woorden. En ik geniet ervan. Daarom heb ik mijn gesprekspartner ook gevraagd het Romaanse kerkje van het dorpje te fotograferen, zonder restricties, gewoon volgens zijn indruk. Die foto staat boven deze blog. Een plaatje.

Wanneer doet een foto de waarheid geweld aan? Dat is nog niet zo makkelijk. Heel strikt genomen doet misschien elke foto die bewerkt is de waarheid geweld aan. Maar moeten we zo streng zijn? Ik denk het niet. Ook met woorden kleden we een verhaal aan. Dus we moeten al helemaal niet beelden tegenover woorden zetten, alsof die zuiverder zouden zijn. Misschien is dit het wel dat bepaalt of een beeld de waarheid dient of geweld aan doet. Een beeld dient de waarheid, als het behalve vorm ook inhoud heeft. En daar komt het bij beelden misschien nog wel meer op aan dan bij woorden; hoewel, nietszeggend geklets is er alom.

En als een beeld inhoud heeft is het op zijn waarheid te beoordelen. Geeft het een nieuw gezichtspunt? Of roept het beeld iets op dat 'waar' is; wat mij betreft hoe mooi de schepping is of hoe dankbaar je voor iets bent, of omdat het even verstilt en je hoofd leegmaakt en vult tegelijkertijd? Omdat het raakt aan een diepere emotie of je geloof? En wanneer is een beeld dan 'onwaar'? Simpel gezegd als dat beeld nep is. Net zoals wat iemand zegt onecht kan zijn, zo kan een beeld ook onecht zijn. Een echt beeld hoeft niet eens een 'waarheidsgetrouwe weergave van de werkelijkheid' te zijn (wat is dat eigenlijk?). Het mag best bewerkt zijn. Maar het moet wel echt zijn. En iemand die zich anders voordoet dan hij of zij is, in woord of in beeld, of die iets wil voorspiegelen dat niet waar is, doet de waarheid en daarmee zichzelf geweld aan. Uiteindelijk komt de waarheid altijd aan het licht.

De fotograaf en de dominee rondden daar op de camping in het open veld hun bespiegelen af. De dominee zei: 'Ik wil niet voor eigen parochie preken hoor, maar weet je waar je hier het beste bereik hebt? Boven in het dorpje bij de kerk...'

Ik ben voor deze blog veel dank verschuldigd aan Eelco Roos, voor zijn beelden en woorden. Hier kun je zijn website vinden. Nog een extra volger is zijn werk zeker waard.