vrijdag 25 januari 2013

Persinformatie Twitterdienst in Waalwijk januari 2013


Eerste Twitterdienst in Waalwijk: Hoe digitaal moet je zijn?
Moderne communicatievormen staan centraal in missionaire jongerendienst
Zondag 27 januari organiseert de Protestantse gemeente Waalwijk een bijzondere missionaire jongerendienst. Tijdens deze dienst mogen de aanwezigen via Twitter en sms reageren op het thema van de dienst: Hoe digitaal moet je zijn? Er is een debat en een overweging over de vraag of we van Jezus kunnen verwachten dat Hij altijd online is. Tijdens de Twitterdienst zal het interkerkelijk jongerenkoor Nadiah zingen. Dominee Otto Grevink gaat voor in de dienst die om 19.00u begint in de Ambrosiuskerk, Ambrosiusweg 25 in Waalwijk.
In de jaarlijkse missionaire jongerendiensten zijn de afgelopen jaren verschillende muzieksoorten en muzikanten voorbij gekomen. Zo was er een U2- en een Bløfdienst met muziek van de populaire bands, en kwamen Rob Favier en Gerald Troost langs. Dit jaar wordt de muziek verzorgd door het jongerenkoor Nadiah en haar voltallige combo, en staat de communicatie tijdens de kerkdienst centraal. Dominee Otto Grevink, initiatiefnemer van de Twitterdienst: “Jongere generaties zijn gewend om via de social media en internet te reageren op wat ze zien en lezen. Kerkdiensten zijn traditioneel meer eenrichtingsverkeer. Dat gaan we deze zondagavond anders doen. Mensen kunnen reageren op stellingen tijdens een debat en op alles wat ze zien en horen. Ook gaan we twidden, bidden via twitter. Met een ‘hashtag’, een label dat we afspreken voor onze gebeden, bundelen we onze gebeden die een voor een op het scherm zullen verschijnen.”
Ondanks deze nieuwe vorm blijft de dienst volgens Grevink een kerkdienst. “Een kerkdienst is in zichzelf al communicatie. Tussen God en mensen en tussen mensen onderling. De verhalen uit de bijbel en hun boodschap worden in de kerk verteld en vragen om ons antwoord. Wat is er mooier dan dat antwoord tijdens de dienst te kunnen geven? De goede boodschap van Jezus blijft veel beter hangen als mensen zelf kunnen reageren en vragen kunnen stellen bij de boodschap die ze horen.”
Bang dat de dienst uit de hand zal lopen is de dominee niet. “Mensen komen naar een kerkdienst en snappen allemaal wel dat het niet om henzelf draait maar om wat we met elkaar beleven rondom het geloof. En zoals elke kerkdienst heeft ook deze dienst een orde van dienst, en houden we dus ook enigszins de regie, zoals elk communicatieproces gebaat is bij een beetje regie. We zullen ook wel een beetje moeten ordenen, omdat we niet iedereen tegelijk aan het woord kunnen laten, om zo met elkaar tot goede vragen en antwoorden te komen.”
Nieuw is de Twitterdienst niet, maar wel in De Langstraat. “De ervaring in het land heeft ervoor gezorgd dat wij goed beslagen ten ijs zullen komen, in samenwerking met jongeren en vrijwilligers uit onze kerken” aldus Grevink.
Wie niet twittert of kan sms’en is natuurlijk ook van harte welkom en kan via de website van de Ambrosiuskerk (www.kerkinwaalwijk.nl) en voorafgaand aan de kerkdienst een nadere technische toelichting vinden voor wie toch wil proberen mee te doen. De kerk twittert via @pgwaalwijk en @ambrosiuskerk voorafgaand aan de dienst met hashtag #twdienstwwijk.
Twitterdienst ‘Hoe digitaal moet je zijn’, georganiseerd door de Protestantse gemeente Waalwijk, zondag 27 januari 2013 19.00u, Ambrosiuskerk, Ambrosiusweg 25, Waalwijk, met medewerking van interkerkelijk jongerenkoor Nadiah, voorganger: ds. Otto Grevink.
Meer info: www.kerkinwaalwijk.nl en ds. Otto Grevink: oogrevink@kerkinwaalwijk.nl,  @ottogrevink.

Filmbespreking Der Besuch


Op maandag 14 januari 2013 bekeken vijftien gemeenteleden de film ‘Der Besuch’, Het Bezoek. Een korte film die uitnodigde voor een nagesprek dat tot na tien uur duurde. Het is een film die prikkelt, niet alleen in zijn boodschap, maar ook in zijn vorm: de keuze voor de personages en wie en wat ze uitbeelden, het bijna Oost-Duitse decor, en tegelijk in de herkenbare situaties uit de kerk.
In ‘Der Besuch’ kondigt de predikant tijdens de kerkdienst groot bezoek aan: onze ‘Gründer’, onze Stichter, komt op de eerste Adventszondag op bezoek. ‘Natuurlijk’ zal Peter, op de eerste rij, alles organiseren. Maar alles wat hij organiseert valt in het honderd als de ‘Stichter’ op bezoek komt. Deze vraagt de gemeente of er iemand brood voor hem heeft, bekommert zich om een huilende vrouw, en neemt een aantal gemeenteleden mee naar de overkant, waar een kroeg is waar het schijnbaar ‘ruig aan toe gaat’, volgens Peter. Hij is het er duidelijk niet mee eens dat de Stichter de kerkdienst verlaat en een aantal gemeenteleden daar met zich mee naartoe neemt. Peter en de Stichter praten typerend langs elkaar heen:
Peter: “Ik dacht dat we deze dienst bij elkaar zouden blijven.”
Stichter: “Natuurlijk, kom mee.”
Peter: “Normaal houden we onze diensten altijd in de kerk.”
Stichter: “Wil je niet liever met Mij mee?”
In de film wordt vermeden de naam Jezus te noemen, maar natuurlijk is Hij degene die wordt uitgebeeld door de Stichter. En Peter is duidelijk een Petrus-figuur. Petrus is volgens de bijbel de rots waarop Jezus zijn kerk bouwt. En deze Peter vat dat heel letterlijk op en werkt zich uit de naad voor de kerk. Maar, dan moet het vervolgens wel op zijn manier gaan. En daar zit de crux: Peter doet zoveel dat hij uit het oog verliest om Wie het ook al weer ging. En bovendien verliest hij zichzelf.
der besuchDat Peter uit het oog verliest om Wie het ook al weer ging laat zich al zien in de eerste ontmoeting met de Jezus-figuur. Hij ziet niet wat er gebeurt: dat Jezus zich bekommert om mensen en wil zijn waar zij zijn. Daardoor mist Peter niet alleen het samenzijn met Hem, als Jezus naar de kroeg gaat met gemeenteleden. Deze kroeg staat voor het volle leven in al zijn facetten. Maar hij mist ook de wonderen die Jezus verricht als hij bijvoorbeeld met zijn rug naar Jezus druk staat te telefoneren met de bisschop.
Maar het gaat dieper: als Jezus terugkomt in de kerkdienst en in zijn kielzog de ruige figuren uit de kroeg meeneemt, die ‘een feestje willen bouwen’ (maar overigens netjes in de kerkbanken gaan zitten), verlaat Peter de kerk. Thuis bekijkt hij een klassieke oude Jezus-film. De film laat zien hoe hij het zich altijd had voorgesteld. Hij ziet dan echter een fragment dat heel belangrijk is voor dit verhaal: de verloochening van Petrus. Petrus verklaart dat hij zelfs bereid is met Jezus te sterven. Jezus zegt dan in de film: “Ben jij bereid voor Mij te sterven? Ik zeg jou, Petrus, nog voor de haan morgen kraait, zul je Mij drie keer verloochenen.”
We zijn op zoek gegaan in de nabespreking naar de drievoudige verloochening door Peter van de Jezus die bij hem op bezoek komt. Heel duidelijk konden we die niet vinden. Hij laat meer in zijn doen en laten zien dat hij Jezus niet kent, door alleen oog te hebben voor zijn eigen regelzaken. Peter ergert zich hoe Jezus niet geïnteresseerd is in cultuur (symbool voor wat wij van onze wereld hebben gemaakt), maar met mensen in gesprek gaat. Hij mist de wonderen van iemand die weer kan zien en iemand die weer kan lopen.
Meer nog dan de drievoudige verloochening door Petrus, komt de drievoudige vraag van Jezus aan Petrus op in de film: ‘Hou je van mij?’. Peter kan niet geloven dat de liefde voor Jezus dat betekent wat deze Jezus hem voorhoudt. En, Peter kan niet geloven dat hij er op die manier toch bij hoort. Als Jezus met gemeenteleden de kerkdienst verlaat zegt Jezus: “Wil je niet liever met Mij mee?”. Als Peter vervolgens de kerk verlaat als Jezus terugkomt met mensen van de wereld, zegt Jezus: “Blijf toch bij ons.” De genadeklap komt als een van Jezus’ volgelingen in de film, de eenvoudige Robert, aan Peter vertelt dat Jezus met zijn naaste volgelingen een weekend weggaat, maar dat Peter niet hoeft te organiseren. “Je bent dit keer niet nodig.” Robert zegt er wel achteraan: “Hij zegt dat je rust verdiend hebt. Dat je je te druk hebt gemaakt.” Maar Peter hoort alleen het eerste. “Ik ben dus niet nodig. Nou goed dan, veel plezier.” Vervolgens verdrinkt Peter zich in de kroeg en stort hij zich op een vrouwelijk gemeentelid waar hij heimelijk verliefd op is.
De eenzaamheid van Peter is schrijnend. Vol schaamte over wat bijna een aanranding leek sluit hij zich thuis op. Maar niemand belt of komt langs. Als hij om het hoekje van de kerk naar de mensen kijkt, kijken deze mensen juist verwachtingsvol naar hem uit als ze hem denken te zien. Maar Peter ziet dat niet. De crux van het verhaal en het kruis van Peter is dat hij denkt dat hij er pas bij hoort als hij hard werkt voor de kerk. De man is eenzaam en werkt zich uit de naad, terwijl het netwerk dat hij heeft voor zijn hele organisatie juist laat zien hoe eenzaam hij is. Als hij over dat netwerk vertelt aan een gemeentelid loopt deze weg om iets anders te gaan doen. De film laat zien hoe alleen je komt te staan als je alles in eigen hand neemt om maar niet alleen te hoeven zijn, maar daarmee wel het contact met anderen en met Jezus verliest.
Theologisch gezegd: deze film vindt plaats in een Lutherse gemeente. En Luthers belangrijkste ontdekking in de bijbel was dat je genade enkel krijgt door geloof, en niet door wat je allemaal doet. Dat noemde hij werkgerechtigheid. Genade door geloof alleen is genade krijgen omdat je er gewoon bij hoort als gelovige. Niets meer en niets minder.
Peter denkt dat hij er niet bij hoort, en dat hij bovendien heeft afgedaan, omdat hij niet meer nodig is, maar vooral ook nog eens een gemeentelid heeft belaagd. In de slotscène staat Jezus aan de deur bij Peter. En Peter daagt Hem uit om door de deur heen naar binnen te komen. Maar Jezus wijst hem erop dat Peter in dit geval moet opendoen. “Jij moet Mij toelaten.” Maar in zijn angst slaat Peter op het laatste moment toch de glazen deur dicht, die in scherven valt. En Jezus verwondt zich eraan. Een mooi beeld van Jezus die vanwege ons bloedt. Maar dat lijkt Hem nog niet zozeer te deren. Hij weent om Peter. “Die vrouw, jouw dronkenschap en jaloersheid, dat is je allang vergeven. Je snapt het nog niet.” Dan zegt Peter: “Je weet alles, en toch mag U me nog?” “Ongelofelijk, maar waar’, zegt Jezus. Toch denkt Peter meteen dat hij weer van alles moet doen voor Jezus. Jezus’ hand bloedt toch nog? Hij moet naar de dokter! Maar dan blijkt Jezus’ hand genezen. Een mooi beeld van de Opstanding, van God die het lijden van Jezus omkeert. Dat hoeven mensen niet goed te maken.
Wat doen wij allemaal in de kerk om erbij te horen, bij God te horen? En hoe ontstaat daaruit een instituut waarin wij zelf heel goed weten hoe het allemaal hoort, maar we misschien ver af komen te staan van waar het eigenlijk om draait? Als Jezus op bezoek zou komen en zou laten zien dat het allemaal anders moet, hoe voelt dat dan voor ons? Hebben we niet meer dan we misschien willen weten onze ziel en zaligheid verbonden aan hoe de dingen gaan, of hoe we willen dat ze zouden gaan? En zit daarachter en bij ons diep van binnen niet de enkele vraag: Jezus, mag ik bij u horen? En heeft Jezus niet allang ja gezegd, maar wacht hij nog op ons antwoord: ‘Hou je van me?’…

maandag 14 januari 2013

Volg een kind - preek Open Deur Dienst Nieuwerkerk aan den IJssel 13 januari 2012





Hoe waarborg je de toekomst van een kind? Veel van wat we doen en bespreken over onderwijs en jeugdzorg is erop gericht om kinderen te beschermen. We willen er van alles aan doen om onze kinderen te beschermen tegen de buitenwereld. Gek eigenlijk, dat we het dan hebben over de wereld waarin we zelf leven en die we zelf gemaakt hebben. Wat zegt dat over ons? Ik durf de stelling aan dat we eigenlijk continu bezig zijn om onze kinderen tegen onszelf te beschermen, omdat we zelf deel uit maken van die grote boze buitenwereld. En dat we de kinderen heel dicht tegen ons aanhouden, maar daarom juist ook steeds weer de fout in gaan. Kijk maar naar de vrouwen bij Salomo. Eén van de vrouwen heeft haar kind doodgedrukt. Een afschuwelijk drama. Maar om haar leed te verzachten pakt ze het kind af van de andere vrouw. Een nog afschuwelijker drama. Wat moet er door die vrouw heen zijn gegaan toen ze haar kind wilde voedde, maar een dood kind naast haar zag liggen, dat bovendien niet het hare was? Het is een afschuwelijk drama om je kind te moeten verliezen, maar wat de eerste vrouw doet laat tegelijk zien hoe weinig het haar om haar kind ging, maar om haarzelf. Blijkbaar maakt het haar niet uit welk kind ze heeft, maar dát ze een kind heeft. En ik denk dat zij niet de enige is. Het is weliswaar een cliché geworden dat je geen kinderen neemt, maar ze krijgt. Maar veel meer gaat het erom dat je geen kinderen hebt, maar dat kinderen jou hebben. Het mag voor jou als een roeping voelen om moeder of vader te zijn, en een kind krijgen mag voelen als een vervulling van die roeping: nog steeds draait het niet om jou maar om het kind. Een roeping voelen betekent dat je geroepen bent je ergens aan te geven waar jouw kwaliteiten liggen, en ja ook je levensvervulling. Alleen zit die levensvervulling er bij een roeping in dat je je leven deelt, en in dit geval leven geeft, aan anderen, en in dit geval kinderen.

Kinderen heb je niet; een kind heeft jou. En wat de echte moeder laat zien is dat ze desnoods haar hele leven verdriet wil hebben omdat ze haar kind moet missen, als haar kind maar blijft leven. Liever dan dat haar kind in haar eigen armen sterft. En dat is een drama. Ik moet hierbij denken aan de verhalen die we bij het programma Spoorloos kunnen zien van moeders die hun kind ter adoptie aan moesten bieden; en de emoties die je in de ogen ziet en de onverstaanbare taal hoort als ze beseffen dat hun kind goed terecht is gekomen. Maar de Bijbel laat het niet bij dit drama. Het oordeel van koning Salomo, waar het spreekwoordelijke  Salomonsoordeel vandaan komt; dat oordeel is vrijspraak. Vrijspraak voor het kind, omdat het een echte moeder heeft en niet geclaimd wordt.

Dat je kinderen niet hebt, maar dat zij jou hebben, betekent dat je goed moet stilstaan bij de verwachtingen die je hebt van een kind, om ze daarna meteen los te laten. Want kinderen voldoen per definitie niet aan jouw verwachtingen; het zijn kinderen. Ja, het zijn jouw kinderen en de appel zal misschien niet ver van de boom vallen. Maar een kind is niet een miniatuurversie van jou of jullie, geen mini-jij. Een kind is een kind, in zijn of haar eigen wereld, en het is jouw taak het kind goed toe te rusten zichzelf te kunnen en durven zijn in de grote mensen wereld.

Maar met die grote mensen wereld gaan we zelf heel dubbel om. We zijn geneigd om onze kinderen tegen die wereld te beschermen, die tegelijkertijd onze wereld is. Een extreem voorbeeld dat waarschijnlijk ver van je af staat is een reactie op de schietpartij op een basisschool in Amerika, waarbij onder andere 20 kinderen van 6 en 7 jaar oud omkwamen. Een afschuwelijk drama. En er zijn mensen die het verstandelijk vermogen hebben om hieruit een redenering op te zetten dat er dús meer wapens op school moeten komen om deze kinderen te beschermen. Elke school moet volgens deze mensen een bewapende beveiliger hebben. Want, luidt de redenering: tegenover elk slecht mens met een wapen moet een goed mens met een wapen staan. Volgens deze zienswijze is niet het wapen slecht, maar kunnen mensen er slechte dingen mee doen. Achter deze zienswijze zit een visie op vrijheid waar het recht van wapenbezit bij hoort om die vrijheid te verdedigen. En je mag niet te snel oordelen over cultuurverschillen. Maar waar deze zienswijze mank gaat is hierin: niet of een wapen wel of niet slecht is, maar dat ieder mens in staat is iets slechts te doen met een wapen. En dat de kracht juist uitgaat van het weerloze. En dat raakt me juist zo in deze discussie, nu het om kleine kinderen gaat: de toekomst van kinderen waarborg je niet door ze te beschermen tegen alles wat slecht is in de buitenwereld. De toekomst van kinderen waarborg je door de buitenwereld veiliger en toekomstvoller te maken. En die buitenwereld, dat is onze wereld.

Hoe gaat God daarmee om? Misschien een onverwachte vraag, maar Hem noemen we toch onze Vader. En uit het Oude Testament klinken beelden van een moeder. Het woord barmhartigheid verwijst daarnaar: het gevoel van een moeder in haar schoot voor een kind. Voor God is het helder: het is Zijn wereld, zijn schepping. En ja, het is niet zo geworden als wat Hij ervan gehoopt had, en zoals Hij het wil. En toch, het is Zijn wereld. En zo moet het ook voor ons zijn: al zijn wij geen Schepper; we zijn toch wel scheppers van wat we zelf van ons leven maken. En al is die wereld niet zoals we hem zouden willen laten zijn; we kunnen er wel het beste van maken en hoe het je ook wendt of keert: het is ónze wereld.

En wat doet God dan in Zijn wereld om er het beste van te maken? Hij komt in de wereld als een kind… En niet zomaar als een kind. Nee, nota bene in een stal lazen we zojuist weer en in doeken gewikkeld. Het is een teken, zegt de engel: dit pasgeboren kind dat in doeken gewikkeld in een voederbak ligt is de redder, en de messias. Dus: om Zijn wereld te redden stuurt God een kind. De omgekeerde wereld. Wat reddeloos is moet de wereld redden. En hij is de messias, dat is de gezalfde, een koning. Maar wat valt er van een ingebakerd kind voor machtigs te verwachten? Het kind kan geen kant op. Dit kind stapt zo kwetsbaar als het is een gevaarlijke wereld binnen. En toch is dat de manier om deze wereld te redden, vindt zijn Vader, onze God. Niet om dat kind te gebruiken, maar om te laten zien hoe je in kwetsbaarheid de wereld wint.

Hoe gaat Maria daarmee om, zijn moeder? Maria moet hem kind laten zijn in haar en onze wereld. En dat zal niet zonder pijn gaan. Simeon wijst haar daarop als hij eerst het jonge gezin zegent, dat allereerst, en daaraan toevoegt aan Maria, dat zij ‘als door een zwaard doorstoken zal worden’. Het zal niet goed aflopen met haar kind, en toch kan ze het er niet voor behoeden dat dat gebeurt. Niet omdat God het zo nodig wil, maar omdat dit de wereld is. Je kunt niet doen alsof de wereld, onze wereld, niet slecht is. Een kind moet zo kunnen leven dat het de gezindheid van de mensen leert kennen. En ja, dat kan soms heel verkeerd uitpakken. Maar een kind kun je, om het echt mens te laten worden, er niet voor behoeden. De toekomst van het kindje Jezus ligt ook niet in een hek om de stal heen met gewapende bewakers aan de toegangspoorten.

De toekomst van kinderen waarborg je niet door ze te beschermen tegen alles wat slecht is in de buitenwereld. De toekomst van kinderen waarborg je door kinderen een veilige en vooral ook eigen leefruimte te geven waarin ze dat leven kunnen ontdekken. Daarom is een goede en veilige omgeving nodig waarin kinderen kunnen opgroeien, en is dus ook goede jeugdzorg nodig. Maar ook onderwijs dat is toegesneden op kinderen die extra hulp nodig hebben. De kansen van kinderen liggen juist hierin ze niet te beschermen tegen wat ze niet kunnen, maar ze vertrouwen te geven in wat ze wel kunnen. En daarbij zullen ze vallen, maar ook weer opstaan. Want dat kunnen kinderen goed. De kracht van kinderen zit hem hierin dat ze weerloos zijn. En als er één weet wat weerloosheid betekent, dan is dat wel dat Kind uit die kribbe, die zijn hele leven lang weerloos is gebleven, is gevallen… maar ook weer opgestaan.

Wees niet bang om weerloos te zijn. En wees niet bang om los te laten. We bewapenen onszelf en onze omgeving te veel om de diepe weerloosheid van het kind, maar daarmee ook de toekomst te voelen. Het is niet altijd makkelijk, de wereld lijkt zo slecht. Maar wij maken er net zozeer deel vanuit als ieder ander in die wereld. En we beschermen de wereld toch ook niet tegen onszelf? Dus we moeten doen wat we kunnen, niet om het kind te beschermen, maar om een veilige weg te effenen in de wereld. Een betere wereld voor een kind begint bij jezelf.

Ik bewonder de initiatieven om kinderen echt kind te laten zijn. Om kinderen, die wij bijzonder noemen en wat extra aandacht nodig hebben, niet als een van de velen te zien, maar het beste in ze naar boven te halen door te kijken naar wat ze kunnen en niet naar wat ze niet kunnen.
Ik bewonder diegenen, die ook durven zeggen dat natuurlijk alle kinderen bijzonder zijn en aandacht nodig hebben, maar dat ze niet allemaal prinsesjes en prinsjes zijn als vervulling van onze dromen, en dat ze gewoon kind mogen zijn en het goed doen.
Ik bewonder die ouders die durven loslaten, ook als hun kind het niet dreigt te redden. Die bij wijze van spreken weer een touwtje door de brievenbus doen van de voordeur, waardoor hun kind altijd mag thuiskomen.
Ik bewonder diegenen, die kinderen die lastig of moeilijk gevonden worden, een luisterend oor geven, een steuntje in de rug, hulp om niets, en misschien voor niets, omdat ze geloven dat het kind er mag zijn, en het zin geeft ze dat gevoel, al is het maar even, te geven.
Ik bewonder mensen, die kinderen onder hun hoede nemen die elders niet veilig kunnen opgroeien, en die kinderen als hun eigen kinderen liefhebben.
Ik bewonder de ouders, die geen kritiek leveren op het alcoholgebruik van hun kinderen, maar vragen naar wat jongeren bezighoudt, en vragen stellen bij het beleid van de horeca en de drankenindustrie die dat faciliteert.
Ik bewonder mensen, die niet blijven bij het klagen over hangjongeren en overlast op straat, maar initiatief nemen en initiatief steunen om ze een plek te geven, om ze aan te spreken, om ze op te voeden.
Ik bewonder ouders, die hun kinderen opvoeden, ze grenzen durven stellen, en zo overzicht en orde in de chaotische impulsieve wereld leren scheppen.
Ik bewonder kinderen, die spelen en fantaseren, die durven vallen, en weer opstaan; die onvoorwaardelijk lief kunnen hebben, die de wereld eindelijk wat lichter kunnen maken, zoals dat ene Kind deed voor ons allemaal.



dinsdag 8 januari 2013

Waar vinden we de pasgeboren Koning? - preek Driekoningen 6 januari 2013




Drieëndertig jaar na zijn geboorte stond Jezus oog in oog met Pilatus. En Pilatus vroeg aan hem: ‘Bent u de Koning van de Joden?’ Een wonderlijke titel: Koning van de Joden. Een titel die Jezus nooit voor zichzelf zal gebruiken. Hij bevestigt noch ontkent dat hij de Koning van de Joden is. Als Pilatus vraagt: ‘Bent u de Koning van de Joden’, zegt Jezus: ‘U zegt het.’ Hij had nog eenvoudiger ja of nee kunnen zeggen, maar dat deed Hij niet. Ja, Hij is de Koning van de Joden, maar het gaat er niet om dat Hij het zegt. Het gaat erom dat de mensen het zeggen. Dat wij het zeggen. En het hele Mattheüs Evangelie draait daarom: om de erkenning van Jezus als Koning van de Joden. Kijk maar naar het einde: drie keer, en dat is niet voor niets, klinken de woorden ‘Koning van de Joden’: uit de mond van Pilatus. Daarna uit de mond van de soldaten die met Jezus spotten: ‘Gegroet, koning van de Joden’. En daarna dat bord bovenaan het kruis, een aanklacht, of: wat is het eigenlijk? Maar de woorden zijn: ‘Dit is Jezus, de Koning van de Joden.’ 

Drieëndertig jaar eerder komen drie magiërs, die onder invloed van verschillende profetieën koningen zijn gaan heten, aan de poort van het paleis van koning Herodes, en ze vragen: ‘Waar is de pasgeboren koning van de Joden?’ Waren de magiërs de ster een beetje kwijt dat ze aan de poort van het paleis aanklopten? Of was het meer uit logica dat ze natuurlijk naar het paleis gingen? Geen van beiden. Het Mattheüs Evangelie vertelt op een bijzondere manier het verhaal over Jezus. Je zou het een getuigenis kunnen noemen, omdat het verhalen over Jezus vertelt die voor ons als waard om te geloven moeten overkomen. Maar meer nog vraagt het van alle personen in het verhaal, en van ons, om positie in te nemen. Jezus kan zoveel zeggen: uiteindelijk gaat er het erom of wíj hem erkennen als Koning van de Joden. Dus Herodes kan hier niet buiten blijven. Jezus’ geboorte en zijn Koning-zijn is een aanklacht tegen Herodes. Het hele verhaal van de drie wijzen uit het oosten is een verhaal waarin de verschillende personen hun positie innemen, zoals ook iedereen in deze wereld positie inneemt tegenover Jezus. Erken je Hem wel of erken je Hem niet?

Nog vóór Herodes is er nog een andere Koninklijke lijn die zijn positie moet bepalen. En dat is de lijn van Koning David. Deze wordt uitgewerkt in het geslachtsregister van het eerste hoofdstuk. Deze enorme lijst van namen toont het volgende: dat in de hele lijn van Abraham tot aan Jozef nogal wat breuken zitten. Het is geen vanzelfsprekende vader op zoon stamboom. Er is sprake van een aantal onvruchtbare aartsmoeders, van vrouwen die het recht in eigen hand nemen, zoals Tamar, of die van buiten komen, zoals Ruth, maar ook overspel, zoals bij David en Batseba, maakt deel uit van deze hele geslachtslijn. Deze geslachtslijn is dus een samenspel van goddelijk en menselijk initiatief, en dus geen vanzelfsprekendheid. En steeds is daarbij de vraag dus: erkennen we dat in deze lijn God doorklinkt? Met andere woorden: is Jezus een zoon van David? Jozef is degene die daar een antwoord op moet vinden. En Jozef heeft het moeilijk om een zoon te erkennen die niet van hem is. Of toch wel? Is Jezus de drager van Gods beloften die in de lijn van Abraham via David naar Jozef doorklinkt? Het gaat hier dus om meer dan om de erkenning van Jezus door Jozef als kind. Het gaat hier om de erkenning van Jezus als zoon van David, als Koning van de Joden. Deze wonderlijke zwangerschap staat helemaal in de lijn van dat ongewone geslachtsregister. Uiteindelijk is het God die de lijn voortzet, ondanks wat de mensen doen en nalaten. En hier is het wel erg extreem: de mensen komen er niet eens aan te pas. En toch is het Kind de drager van Gods beloften. Zegt Jozef. En hij neemt Maria als zijn vrouw en het Kind als zijn zoon. En noemt Hem Jezus.

Jozef zorgt dus in het verhaal voor een erkenning van binnenuit, een erkenning vanuit het volk Israël. En dat is belangrijk in het Evangelie van Mattheüs, omdat Mattheüs voor de Joden schrijft. Dat is zijn publiek. Daarom bouwt Mattheüs zijn introductie ook op Jozef, en niet op Maria, zoals Lucas. Erkennen de Joden zelf hun Koning. Om te beginnen Jozef wel. Maar wat doet het volk? Als de drie wijzen aan de paleispoort staan en vragen waar de pasgeboren Koning van de Joden is, schrikt niet alleen Herodes, maar ook heel Jeruzalem met hem,staat er. Je staat nauwelijks stil bij deze bijzin, maar ook hier zie je dat het Mattheüs niet alleen om een paar individuen is bedoeld, maar om de gehele wereld, en dus ook om ons. Het ging niet om Jozef als individu, maar om Jozef als nazaat en spreekbuis van de koningslijn van Koning David, die teruggaat op aartsvader Abraham, de oergelovige. Het gaat niet alleen om Herodes, maar het gaat om heel Jeruzalem, waar Herodes over heerst. Wat doet het volk? We horen er niets over, maar we weten maar al te goed hoe later, voor het oog van Pilatus, en opgehitst door de Joodse leiders, het volk ervoor kiest Jezus te kruisigen. Steeds stelt Mattheüs met zijn verhaal over Jezus de vraag: en waar sta jij?

Wij hebben misschien niet zoveel boodschap aan Jezus’ Koningschap over de Joden. Misschien vind je dat maar een interne kwestie, of wil je je niet branden aan de verhouding tussen Joden en Christenen. Maar vergeet niet: Jezus was een Jood, en het heil komt uit de Joden, zei Hij zelf. En dus moeten we het daar zoeken. Net als de wijzen uit het oosten. Het is typisch voor de relatie tussen God en Israël dat God vaak mensen van buiten laten komen om Israël duidelijk te maken wat er binnen haar volk gebeurt. In het geslachtsregister zagen we dat al, maar ook in deze wijzen. Ze doen denken aan het visioen uit Jesaja, waarin de volken van de aarde in drommen op de Koning van de Joden afkomen, en de rijkdom van deze vreemde volken in zijn schoot valt. Een vloed van kamelen die het land zal overspoelen, beladen met rijkdommen, goud en wierook. Maar ook mirre, vertelt Mattheüs, omdat immers een Koning wordt geboren. En mirre gebruik je om koningen te zalven.

Waar Jozef staat voor de erkenning van Jezus als Koning van de Joden van binnenuit, staan de wijzen voor de erkenning van Jezus als Koning van de Joden van buitenaf. En aan het volk van Jeruzalem, maar ook aan ons is het om onze keuze te maken. Is hier een Koning geboren? En verwachten wij daarvan de redding van ons leven? Van dat ingebakerde kind, dat later even weerloos in Zijn graf in doeken gebonden ligt. Ben je bereid, om na het mooie romantische verhaal van dat Kind, dat zo veilig en beschermd in de kribbe lag, dat kind te volgen? Door alle weerbarstigheid van het leven heen? Het leven biedt veel meer schijnbare zekerheid in grote machten, machtsspelletjes, eigen gelijk en eigen controle. De weg van de Koning van de Joden is een breekbare, een kwetsbare, een levensweg, die nooit voltooid is voor we herenigd worden met God. De weg met Jezus is geen weg van veilige huisjes. De weg van Jezus is er één van de gekruisigde zoeken, en opstaan voor mensen die aan het leven en aan anderen onderdoor dreigen te gaan. Dat is de weg die de wijzen ons voorgaan. Naar de stal. En we hebben veel te bieden: goud, wierook en mirre. Ieder van ons heeft wat te bieden in de navolging van Jezus. Wees daartoe dan ook bereid. Hier ligt de pasgeboren Koning van de Joden. En Hij heeft nog een hele toekomst voor zich. En wij met Hem.