zaterdag 29 september 2012

Zin in Zaterdag (5): Attractiepark Slag (om) Haren

In de afgelopen week buitelden vele experts over elkaar heen over wat er nu precies wat misgegaan in Haren. Een verjaardagfeest was per ongeluk door een 16-jarig kind als publiek evenement op Facebook gezet, waarna anderen ermee aan de haal gingen en hun vrienden, maar vooral zichzelf, uitnodigden voor wat 'Project X' is gaan heten. De massale toestroom van mensen leidde uiteindelijk tot hevige rellen, plunderingen en mishandelingen. Wat een 'sweet sixteen' party had moeten worden, werd een bittere ervaringen voor politie en bestuurders, maar vooral voor de inwoners van Haren.

In de dagen daarop volgend wisten velen schuldigen aan te wijzen. Dit zouden excessen zijn van de nieuwe ((a?)sociale) media. De oude media hadden de massa opgehitst door er voortdurend over te berichten. De burgemeester was naïef geweest en had niet alert genoeg ingegrepen. De politie verloor de controle over wat 'tuig' werd genoemd. En het 'tuig' had deze open uitnodiging aangegrepen om te plunderen, te rellen, en zelfs inwoners te mishandelen.

Nu het stof langzaamaan wat is neergedaald en opgeveegd in Haren, moeten we de rijen weer sluiten en ons afvragen wat er met ons werkelijk is misgegaan. Met ons? Ja, met ons. Zoveel analyses doen weinig meer dan schuldigen in een hokje douwen zonder nieuw perspectief. Het heeft weinig zin om te wijzen naar de nieuwe media, omdat het een vraagstuk is van alle tijden: hoe houd je een massa in de hand die zichzelf heeft georganiseerd om de boel eens lekker op zijn kop te zetten? Of dat dan nu via radio, telefoon, sms of Facebook en Twitter gaat is niet zo relevant. Dat de oude media er verslag van doen, is hen toch moeilijk aan te rekenen? En zouden alle stuurlui aan wal vooraf in de schoenen van de burgemeester hebben durven gaan staan? Het enige zinnige dat ik heb gehoord is de analyse dat deze jongeren, op de 'professionele' hooligans na, geen tuig waren, maar onze jongeren. En wat ging er met hen, en dus met ons mis?

Een inwoner van Haren beleefde het volgende met onze jongeren: nadat verderop in de straat al een vlaggenmast gesneuveld was, was een groep jongeren aan het sjorren aan zijn vlaggenmast. Hij schreeuwde vanaf het dak: 'Laat dat!' De jongeren schreeuwden terug: 'Wie zegt dat?!' De man riep terug: 'Ik! Die vlaggenmast is van mij!' Het antwoord van de jongeren daarop was: 'O, sorry meneer.' En ze vertrokken.

Is dit tuig? Nee, dit zijn vertegenwoordigers van de grenzeloze generatie. Motivaction heeft daar onthullend en verbijsterend onderzoek naar gedaan. Deze generatie, geboren na 1986, is grootgebracht met het idee dat alles kan, alles mag en niets consequenties heeft. Ze hebben geen grenzen meegekregen en hebben daardoor een laag normbesef. Wat deden deze jongeren in Haren? Veel jongeren gingen daar naartoe om eens te gaan kijken wat er ging gebeuren. En eigenlijk, vonden ze, had er een alternatief feest moeten worden georganiseerd in plaats van af te wachten. Misschien had dat de situatie beheersbaar gehouden. Maar bij mij rijst nog steeds de vraag wat deze jongeren bezielde om met duizenden in een dorp te gaan kijken wat daar zou gebeuren. Wat hadden ze daar nu werkelijk te zoeken? Het besef dat in dat dorp ook mensen wonen net als in je eigen dorp of stad, en dat je van andersmans spullen afblijft, was totaal verdwenen. In een wereld zonder grenzen was Haren ineens een pretpark geworden waar alles kon, alles mocht en niets consequenties had.

Kunnen we dat deze jongeren aanrekenen? In eerste instantie natuurlijk wel. Maar wie heeft ze het gevoel van grenzen aan wat kan en mag, en van verantwoordelijkheid nemen voor eigen daden (niet) meegegeven? Hoe is het mogelijk dat bij het antwoord van de vlaggenmastbezitter de jongeren zich zelfs verontschuldigen en vervolgens ook nog vertrekken? Waarom zijn hen niet eerder grenzen bijgebracht? En dan ook nog: hoe kan het toch bestaan dat ouders zich verontschuldigen dat ze hun kinderen van 15 en ouder niet thuis kunnen houden? Wat is dat voor waanzin? Ik ben geen voorstander van een autoritaire opvoeding, en verbieden is geen optie, maar als je je kinderen toch waarden en normen bijbrengt, dan snappen ze toch ook wel, op het moment dat ze willen vertrekken of dan toch maar in Haren zelf, dat dit foute boel is? Natuurlijk, jongeren zetten zich tegen hun ouders af en willen zelf bepalen wat ze doen, maar hoe kun je jongeren verwijten geen gevoel van grenzen aan wat kan en mag en een gevoel van verantwoordelijkheid te hebben als ze dat niet meekrijgen?

Het heeft weinig zin ons te verliezen in de angst voor een zogenaamd onbeheersbare beweging van jongeren die op Project X feesten afkomen. Het enige wat zin heeft is ons te richten op de basis. Het leven is geen pretpark, en het dorp van een ander, het huis van een ander, en de supermarkt van een ander zeker niet. Ouders, voed je kinderen op door ze grenzen aan te geven. Dat is wat anders dat ze autoritair van alles te verbieden, maar het is ook wat anders dan ze vrij te laten en alles zelf te laten ontdekken. Deze wereld vraagt om grenzen. Dat verlang je toch ook van anderen in hoe ze met jou omgaan? En bovendien: hoe vaak ga je naar een feestje dat is afgelast??

dinsdag 25 september 2012

Omarmd door de Vader -preek 23 september 2012





Uit de drukte van ons leven komen we hier in de kerk. Uit de drukte van ons leven, waarin we van alles moeten doen en kiezen, komen we hier in de kerk, om even geleid te worden. Het is eigenlijk een raar uurtje als je het zo bekijkt. Normaal bepalen we zelf wat we doen, of ondergaan we gelaten wat er moet gebeuren, maar hier kiezen we er even voor om zelf geleid te worden. De orde van dienst is voorgegeven. De liederen komen voort uit onze traditie. De lezingen komen van het leesrooster. En we zijn er stil van, of zingen mee, of bidden mee; we luisteren. En alles wat we doen, inclusief de overweging, komt voort uit die voorgegevenheden waar we ons aan overgeven. Omdat we geloven dat het zin heeft. Omdat we geloven dat buiten al onze eigen gedachten, drukte en afwegingen het zin heeft om even te luisteren naar de Bron van ons bestaan.

Dat is wat anders dan de leerlingen doen. Zij lopen Jezus achterna naar Kafarnaüm. Maar het is bepaald geen navolging van Jezus. Ze redetwisten met elkaar. Als Jezus dan vraagt waaróver ze redetwisten, dan zwijgen ze. Want het is niet bepaald verheffend waarover de leerlingen redetwisten. Ze hadden namelijk met elkaar ruzie gemaakt over wie de belangrijkste van hen was. Ze zwijgen erover, maar Jezus heeft wel door waar het over ging, en hij geeft antwoord. Hij plaatst een kind in hun midden en zegt: ‘Wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op; en wie mij opneemt, neemt mij niet op, maar hem die mij gezonden heeft.’

Om dit gedrag van de leerlingen nu af te doen als haantjesgedrag is te makkelijk. Het gaat dieper. Het gaat niet simpel om ego’s die met elkaar strijden, al gaat het wel om de ego’s. Het gaat er hier om dat de leerlingen kennelijk vanuit de overtuiging leven dat je zelf een plekje in de wereld moet veroveren. Desnoods ten koste van anderen. Dat laatste, daar zijn we het gauw over eens, kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn. Alhoewel, is het niet zo dat we ons eigen plekje moeten veroveren, en ja, dat er dus ook slachtoffers bij vallen als onbedoelde maar onvermijdelijke bijwerking?

De beide teksten van vandaag gaan tegen dat levensgevoel in. Ze spreken tegen dat je leven bedoeld is om tot jezelf veroordeeld te zijn. En dat je dus jezelf maar moet zien te redden, desnoods ten koste van anderen. En het gaat er daarbij pas in tweede instantie om dat anderen daar slachtoffer van worden. Het gaat er allereerst om dat God ons niet het leven heeft gegeven om tot onszelf veroordeeld te zijn. Maar dat is niet wat veel mensen voelen in deze tijd. De jongste generatie is volgens onderzoek opgevoed in vrijheid en voorspoed. Fantastisch natuurlijk. Wie wil dat nou niet? Maar de keerzijde ervan is dat er geen stop op deze generatie zit. Ze wordt door onderzoekers de grenzeloze generatie genoemd. Alles kan, alles mag en niets heeft consequenties. Hun ouders leven vanuit het idee dat ze voor altijd jong blijven, en dat dus alles mogelijk is, als je maar wil. De andere kant van de medaille van deze onbegrensde mogelijkheden is dat je wel erg op jezelf bent aangewezen. En wat als je dat niet lukt? Nee sterker nog, onderzoek onder deze jongeren wijst uit dat de samenleving weliswaar helemaal erop is ingericht grenzeloze mogelijkheden te bieden aan mensen die zichzelf kunnen redden, maar dat de helft van de jongeren daarin niet mee kan. Terwijl alles in werk en inkomen gericht wordt op vrijheid en flexibiliteit, is er geen plaats voor mensen die gewoon structuur nodig hebben, grenzen. Ook om ervoor te zorgen dat als er mensen buiten de boot vallen, zij niet op zichzelf aangewezen zijn. Maar wie neemt er verantwoordelijkheid voor anderen, als mensen niet eens verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf?

Wat ik hier zeg is niet extreem, helaas. Maar het is ook geen veroordeling. Kijk maar naar Jezus’ reactie op het twistgesprek tussen de leerlingen om wie de belangrijkste is. Jezus pakte een kind op en zette het in het midden neer. En dan, staat er, sloeg Hij zijn arm eromheen… In vergelijkbare verhalen in Matteüs en Lukas doet Jezus dat niet. Hier bij het oerverhaal van Marcus wel. Deze kinderknuffel is de reactie van Jezus op de ambitie van de leerlingen om groot te zijn. En het moet welhaast een peuter zijn geweest of in ieder geval een jong kind, want hoe snel weren we een omhelzing van een volwassene al af, omdat het niet stoer is. We willen onszelf profileren, we willen ‘ik’ zijn. En we profileren onszelf in wat in plaats van een economie een egonomie wordt genoemd, met mooie profielen op sociale media, waarin we aan iedereen die het wil weten willen laten zien hoe goed we het voor elkaar hebben. Ja, ik ben echt niet blind voor de keerzijde, hoezeer ik er zelf in actief ben.

Hou me ten goede, het is niet slecht om jezelf te ontwikkelen. Daarin kom je als kind van God tot je recht. Een zeker individualisme bevrijdt ons van de te strakke grenzen die een gemeenschap kan opleggen. Maar laten we met het badwater het kind niet weggooien. In de omarming van dit kind nodigt Jezus ons uit om ons over te geven aan hem. Geloof je werkelijk dat alles van jezelf moet komen? Arm kind toch. Dat hoeft toch niet? Echt niet? Nee, natuurlijk niet. Je bent een kind van God en dat zul je altijd blijven. En een kind gedijt het best bij grenzen. Niet omwille van de ouders, maar omwille van het kind.

En in Deuteronomium stelt God duidelijke grenzen. De tekst klinkt ons, geïndividualiseerde mensen, erg beknellend in de oren. We maken zelf wel uit wat goed is. En wie is dat voor een God, dat Hij ons zoveel grenzen en geboden oplegt? Het antwoord is heel simpel: die God is je Vader. En hoe je het ook wendt of keert, Hij is en blijft je Vader. Je kunt je Vader nooit inwisselen. Ga zo met deze tekst om. Niet als een woord van iemand die jou in zijn kamp wil krijgen en haatdragend is tegenover het vijandige kamp, maar als een woord van een omhelzende Vader. En je hebt maar één Vader, sterker nog: er is maar één Vader. Onvervangbaar. Wat iemand anders ook zegt, en hoe mooi hij het ook voordoet; wanneer iemand zichzelf op de voorgrond zet met mooie praat waarin the sky the limit is, en hij wil je meekrijgen, bedenk dan dat iemand nooit je Vader kan vervangen. Dat is de vertaling van dit Bijbelstukje in onze tijd. Ja, onze God is een jaloers God, maar zou je dat als moeder en vader niet zijn als je kind een andere vader of moeder denkt te hebben gevonden? En is dat dan egoïsme? Nee, natuurlijk niet. Het gaat om het kind.

De omhelzing van het kind door Jezus is een uitnodiging aan ons om ons over te geven. Het is een omhelzing van Onze Vader. Jezus zegt: ‘Wie in mijn naam één zo’n kind bij zich opneemt, neemt mij op; en wie mij opneemt, neemt niet mij op, maar hem die mij gezonden heeft.’ We zijn niet tot onszelf veroordeelt, maar laten we daar dan ook niet teveel heil van verwachten. Het is goed jezelf te ontwikkelen, ook in je individuele persoonlijkheid, maar vergeet niet waar je vandaan komt. Ervaar het niet als een beklemmende omhelzing van God, dat Hij grenzen en richtlijnen stelt, maar ervaar die omhelzing als een kind, van God. Deze richtlijnen zijn wegen, die verder lopen dan de wegen die we zelf bedenken, en die dood lopen. Wat blijft er dan aan vrijheid over? Een heleboel, want een goede Vader laat zijn kinderen uitvliegen, zijn eigen successen boeken, maar ook zijn eigen fouten maken. Denk wat dat betreft aan het beeld van de Vader in de gelijkenis van de verloren zoon. Eén zoon bleef dicht bij zijn vader, de ander vloog uit en verbraste alles. Maar hij werd thuis door zijn Vader met open armen ontvangen.

Zo zijn wij kerk. Niet van eigen individuele regels en voorkeuren, maar samen, in de naam van Jezus. Niemand is boven een ander gesteld, en de ambtsdragers zeker niet. Zij zijn dienaars, van het Woord, van de gemeenschap, of van de Tafel, waaraan wij delen om uit te delen. Geven wij onze individualiteit daarmee op? Nee, wij geven ons over, en zeggen even, dit uurtje of misschien nog wel meer momenten in de week: dit is mijn leven, God, omarm het met uw zegen. Zonder dat kunnen we niet. Dan worden we gedragen door Zijn zegen, en zullen we tot zegen zijn in de wereld.

dinsdag 18 september 2012

Energie voor vrede - overweging in de vredesweek 2012


Dit jaar is het thema van de Vredesweek Energie voor vrede. Dit jaar wordt onze aandacht gevraagd voor hoe grondstoffen grond kunnen zijn tot conflicten. En we willen nadenken over hoe deze juist bron van vrede kunnen zijn.

We weten allemaal hoe belangrijk het is dat mensen voldoende te eten en te drinken hebben. Dat zijn de grondstoffen die we nodig hebben om te leven. Zonder voldoende voedsel en drinkwater kun je erop wachten dat er conflicten uitbreken vanwege schaarste.

Maar overvloed kan eveneens een bron tot conflict zijn, namelijk als de overvloed op de ene plaats gewild is op een andere plaats waar er schaarste is. Dan wordt de overvloed op de ene plek een heel waardevol bezit. Ook daar kun je wachten op conflicten tussen mensen die de macht willen krijgen over dat waardevolle bezit.

De overeenkomst tussen deze twee voorbeelden van schaarste en overvloed is dus dat mensen strijden om dat wat heel veel waard is en gewild is in de wereld.

We focussen ons vanavond op grondstoffen die veel waard zijn in de wereld, waar veel vraag naar is in de wereld, maar die een bron tot conflict zijn op de plek waar deze stoffen in de grond zitten. Aan welke kant staan wij in dit verhaal? Wij staan aan de vragende kant. Wij hebben die grondstoffen nodig voor de producten die wij willen kopen en de levenswijze die wij erop na willen houden.

Het bekendste voorbeeld is natuurlijk olie, dat slechts op bepaalde plekken in de wereld te vinden is, maar overal in de wereld nodig is om economie en ons in beweging te houden. En dan gaat het ons nu niet om de vraag of de grootmachten van deze wereld ingrijpen in bepaalde gebieden omdat ze ook belang hebben bij de olie die er wordt gewonnen. Het gaat ons erom dat intern in deze gebieden de aanwezigheid van olie bron kan zijn tot conflict tussen mensen. En dat geldt niet alleen voor olie. Dat geldt ook voor bepaalde metalen die nodig zijn voor de accu’s van onze mobieltjes en van de nieuwe elektrische auto’s. En het geldt voor steenkool, dat gebruikt wordt voor de opwekking van onze elektriciteit. En vergeet ook de edelmetalen niet als goud. Of edelstenen als diamanten, waarvan de mijnen plaatsen van conflicten zijn.

Dat deze conflicten uitbreken is toch eigenlijk vreselijk zonde. En dan doel ik nog niet eens op het kwaad op zich, maar op het feit dat deze grondstoffen toch eigenlijk gratis rijkdommen zijn, bodemschatten worden ze terecht genoemd, waarmee landen zich juist zouden kunnen ontwikkelen. Dankzij die bodemschatten zouden landen zich zo kunnen ontwikkelen dat kinderen naar school zouden kunnen gaan en mensen de mogelijkheid zouden kunnen krijgen  om zich te ontplooien. Het is toch eeuwig zonde dat behalve schaarste, ook overvloed, dat behalve armoede, ook rijkdom, bron tot conflict is. Het is toch zonde dat van de opbrengsten van deze grondstoffen in conflictgebieden in plaats van eten, kleding, onderwijs en gezondheidszorg, wapens worden gekocht om de grondstoffen te verdedigen of nog meer te bemachtigen?

Gaan wij helemaal aan deze schuld voorbij? Niet helemaal. Hoezeer wij ook weinig aandeel hebben in de keuzen die de krijgsheren en de multinationals maken, doordat we mee profiteren van de grondstoffen worden we wel medeplichtig. Dat is heel moeilijk, want probeer er maar eens wat aan te doen. Je kunt een bank kiezen die niet investeert in conflictgebieden, overstappen op groene stroom in plaats van stroom uit kolen, maar daar houdt het wel zo’n beetje mee op? En, los van het milieuaspect, zit het hem niet in de grondstoffen zelf, maar in het systeem eromheen, of de chaos die door conflicten wordt gecreëerd.

Maar we kunnen ons wel ervan bewust worden en langzaam het tij keren, waar we mensen die er wel wat aan kunnen doen kunnen bewegen om hun energie in vrede te steken, en niet hun winst uit conflicten te halen. Daarom is het vredeswerk ook zinnig om te steunen. We kunnen en hoeven het niet alleen te doen. Laten we ons ervoor inzetten dat we wijs omgaan met onze rijkdommen, en dat het ten goede komt aan mensen.

Het boek Job is op zoek naar die wijsheid. Job ziet de mens zoeken naar bodemschatten, naar rijkdom. Maar, zegt hij: waar is de wijsheid te vinden? Waar moet je die zoeken? Wijsheid staat, als ik het heel kort zeg, voor de geestkracht van God. Vrouwe wijsheid, een vrouwelijk beeld, is het beeld voor de Geest van God, die in het Oude Testament ook vrouwelijk is. Zonder de wijsheid, zonder de Geest is er niets. Het is de Geest die over de oervloed zweefde. Die maakte de wereld zinvol. Die maakte dat de wereld meer was dan een hoop materie. De Geest schiep er orde in. En zo kreeg alles een zin, een doel. Daarom geloven we dat het leven niet te vinden is in grondstoffen op zich, want we zien hoeveel conflicten erdoor kunnen ontstaan. Er is wijsheid voor nodig om ze goed te benutten. En dán, en alleen dán, kunnen mensen er werkelijk een goed leven door krijgen.

En die wijsheid, die is bij God te vinden. En daarom zijn we dus ook hier. We worden er vandaag weer aan herinnerd dat je geen goed leven vindt door enkel te denken hoe je zoveel mogelijk winst uit bodemschatten kunt halen. Economische groei moet niet betekenen dat de aarde, en dus ook de schepping wordt uitgeput. Onze energie en onze geestelijk groei moeten we halen ontzag voor God, vertelt Job. Dat is wijsheid. Het kwaad mijden – dat is inzicht. Korte termijn winst weegt niet op tegen het verlies van zoveel meer langduriger geestelijke winst als we goed omgaan met de bodemschatten die we gratis krijgen.

Die langduriger geestelijke winst kunnen we behalen door ontzag voor de Heer en het kwaad te mijden, zegt Job. Jakobus maakt dat heel concreet door te zeggen: minacht elkaar niet op basis van armoede. Kijk dus niet naar een ander met een blik van wat er bij hem te halen valt. Nee, heb uw naaste lief als uzelf. Dat is het Koninklijke gebod, zegt Jakobus. Als een mens dus wijsheid zoekt en vindt bij God, dan moet ons dat actief maken. We moeten laten zien wat de wijsheid inhoudt. Jakobus zegt: zonder daden is geloof zinloos. Geloven dat het beter zou zijn als we anders met grondstoffen om zouden gaan, maar ja, we kunnen er niets aan doen, dus laat anderen maar goed doen, en wij leven gewoon door; dat is geen geloof zegt Jakobus. Als iemand zegt: ‘De een gelooft, de ander doet’, dan antwoordt Jakobus: Laat mij maar eens zien hoe je kunt geloven zonder daden. En: Wilt u het bewijs dat geloof zonder daden nutteloos is? Werd het onze voorvader Abraham niet als een rechtvaardige daad toegerekend dat hij zijn zoon Isaak op het altaar wilde offeren? U ziet hoe geloof en handelen met elkaar hand in hand gaan, en hoe het geloof vervolmaakt wordt met daden.

Het gaat hier niet om de moeilijk te verkroppen vraag van God aan Abraham zijn zoon te offeren. Het gaat er wel om dat God Abraham rechtvaardig verklaart om wat hij doet, en niet alleen omdat hij gelooft.

Voor ons betekent dat dat ons leven betekent ons bewust te worden van onze rijkdom en hoe we die gaan inzetten. Dat vraagt misschien om offers, maar het is de grondstof van ons geloof, en daarmee van ons eeuwig leven. 

zondag 2 september 2012

Visioen van de toekomst - preek 2 september 2012





Waar gaan we in het nieuwe seizoen naartoe? In de afgelopen week is het kerkblad uitgekomen en heeft u een programma gekregen van allerlei activiteiten die rondom ons geloof worden georganiseerd. Ook vond u in het kerkblad een vooruitblik op de Startzondag. We zijn immers niet alleen een gemeente rondom kerkdiensten, maar we delen met elkaar ons geloof. En we geloven dat dat geloof relevant is voor ons dagelijks leven. Nu is dat geloof constant in beweging, omdat ons leven constant in beweging is. Elke fase in je leven stelt nieuwe vragen, elke gebeurtenis in je leven ook. En tijden veranderen. De manier waarop mensen met elkaar om gaan en met elkaar communiceren. De vraagstukken die in de wereld spelen. De staat van het land waar we in leven. En het geloof beweegt mee in de tijd. Als het goed is, zeg ik er meteen bij. Ook al heeft geloof iets wereldvreemds, en legt geloof zich niet altijd neer bij wat er in de wereld gebeurt, het is wel belangrijk dat geloof een boodschap heeft aan de wereld om een boodschap te hebben voor de wereld. Hier moeten wij ons geloof leven. Met alles wat wij meemaken en waar we voor staan in het leven van alle dag. Het geloof gaat over jouw leven en over mijn leven, en de zin die het daaraan geeft, omdat God ons dit leven heeft gegeven. Korter kan ik het niet zeggen.

Maar hoe staan we daar dan in als kerk? Dat gelovigen meedeinen en meebewegen in de veranderende tijden zien we, maar hoe antwoorden we als kerk daarop? Dat is nog niet zo makkelijk. Veel in de kerk is zo geworden als het nu is: de liturgie, de taal waarin we spreken in de kerk, de omgangsvormen, de communicatievormen, en noem maar op. En dat is ons dierbaar. Tegelijk zien we ook dat veel uitingen van de kerk niet meer aansluiten bij het leven van veel, vooral jongere, mensen. En hoewel onze gemeente heel open en gastvrij is en met beide benen in de wereld staat, lopen ook wij het gevaar de aansluiting te missen. Nee, laat ik het positief zeggen: onze gemeente heeft door haar open en gastvrije houding, en omdat ze met haar beide benen in de wereld staat, de potentie om veel meer mensen aan te spreken dan we nu doen. Maar dat is niet iets dat ons aan komt waaien. Dat vraagt om gericht te zoeken naar waar en hoe mensen leven, wat ze in hun leven tegenkomen en meemaken. Met andere woorden: waar geloof over gaat. Dat klinkt misschien gek. Alsof mensen bepalen wat we geloven. Maar dat bedoel ik niet. Ik denk hierbij altijd aan Jezus. Hij haalde zijn gelijkenissen altijd uit het leven van mensen; de zaaier, de koning, een bruiloft, een verloren zoon, en noem maar op. En hij kwam naar mensen toe, zoals vandaag naar een blinde. In al die situaties van mensen in het leven van alledag liet Hij blijken waar het geloof over gaat. En daar moet het in de kerk over gaan: wat betekent het geloof voor jou als kind, als jongere, als jongvolwassene, als alleenstaande, als getrouwde, als moeder, als vader, als werkende, als verzorgende, als werkloze, als opvoeder, als gepensioneerde, als opa, als oma, als iemand die verliest, als iemand die wint, als iemand die rouwt, als iemand die het leven terugvindt? Het geloof gaat over jouw leven en over mijn leven, en de zin die het daaraan geeft, omdat God ons dit leven heeft gegeven.

We gaan dit jaar met elkaar van start met het maken van een beleidsplan. Dat gaan we samen maken. Het gaat daarbij niet om een stoffig, of diepdoordacht theologisch stuk. Maar om een plan dat we met elkaar gaan maken hoe we verder gaan met onze gemeente. Hoe ziet onze gemeente van de toekomst eruit, om plaats te geven aan onszelf en de manier waarop wij geloven, en om plaats te geven aan zoveel meer mensen, die ook zin zoeken te geven aan hun leven en rust zoeken in de hectiek van alledag?

Toen ik deze week dit alles overdacht na gesprekken over het beleidsplan, kreeg de lezing van Zacharia ineens een andere lading. Het werd ook een visioen voor mij voor ons kerk-zijn. Zacharia spreekt in een tijd, waarin een deel van het volk Israël terugkeert uit ballingschap en het land en haar tempel weer probeert op te bouwen. Maar er heerst teleurstelling. Het herstel zet niet echt door, het blijft zelfs uit. Het is maar een magere bedoening, die wederopbouwbeweging. In de profetie van Zacharia wil God de mensen oproepen tot vertrouwen en roept hij op tot inkeer. Inkeer wil zeggen dat ze bij zichzelf te raden gaan welke kracht er in geloven schuilt. En om het vertrouwen te wekken schetst God in Zacharia het beeld van een voorspoedige periode in het vooruitzicht. 

Dat visioen is ook toepasbaar op de kerk. Een ander beeld dan vaak wordt geschetst. Vaak wordt of een beeld geschetst van de kerk waarin het alleen maar minder wordt. Of er klinken hoopvolle berichten en zien we hoopvolle initiatieven waar maar beklijft er weinig van. En een gevoel van teleurstelling kan zich van ons meester maken. Ondanks alle goede wil lijkt er maar niet een echte doorbraak te komen. Is zo’n doorbraak wel mogelijk? Ja, natuurlijk wel! ‘Dit zegt de Heer van de hemelse machten: Opnieuw zullen er op de pleinen van Jeruzalem oude mensen zitten, steunend op hun stok vanwege hun hoge leeftijd, en de straten zullen krioelen van de kinderen. Dit zegt de Heer van de hemelse machten: Ook al lijkt het jullie, die van dit volk nog over zijn, nu onmogelijk, waarom zou het voor mij onmogelijk zijn? – spreekt de Heer van de hemelse machten.’

Ik vind het een mooi beeld, dat van die oude mensen die op de pleinen zitten. Zij horen erbij in dat visioen. Nog voordat er over kinderen gesproken wordt. Zij hoeven geen plaats te maken in het visioen. Zij waren er eerst. En dan zijn er de kinderen. Het krioelt ervan staat er. Wat een mooi beeld, dat doet denken aan het kinderkerstfeest en de kerk en schoolviering. Het typische van dit visioen is wel dat er één groep ontbreekt. De groep in het midden. De kinderen van de ouderen, de ouders van de kinderen. De mensen die opvoeden, verzorgen en werken. Zij zijn verondersteld. Maar vanzelfsprekend zijn ze niet. Zij zijn de sleutel tot dit visioen. Zonder een sterke middengroep zitten ouderen niet zorgeloos te kijken naar de kinderen die spelen. De middengroep van de kinderen van de ouderen en de ouders van de kinderen is cruciaal en de sleutel tot dit visioen van de ouderen op het plein die toekijken hoe het krioelt van de kinderen. Zo heeft ieder zijn plaats in het ene visioen.

Het visioen eindigt in hoofdstuk 8 met een beeld van tien mannen uit verschillende volken met verschillende talen, uit de hele wereld dus, die een Joodse man bij de slip van zijn mantel grijpen met de woorden: ‘Wij willen ons bij u aansluiten, want we hebben gehoord dat God bij u is.’ Het is een beetje Pinksteren; het feest waarop mensen van allerlei volken het verhaal van Jezus horen in hun eigen taal. Pinksteren is als het ware de allereerste Startzondag. Het verhaal van die Startzondag op Pinksteren is het verhaal van de kerk als beweging van gelovigen, die over de hele wereld het verhaal van Jezus vertelt en ieder aanspreekt in zijn eigen taal. Daarmee wordt het geloof dus heel persoonlijk. Want het verhaal van Jezus wil jou aanspreken, in jouw taal, in het leven dat jij leeft, met wat jij meemaakt en beleeft. En dan kunnen er hele bijzondere dingen gebeuren.

Dat zien we in het verhaal van Markus, als Jezus een blinde geneest. En zoals altijd gaat het niet om het wonder op zich, maar om de manier waarop het verteld wordt. Wat opvalt is dat Jezus de man na de genezing waarschuwt het dorp niet in te gaan. Een uiting van het vaker genoemde Messiasgeheim in de verhalen van Markus. God laat zich zien in het verborgene. God is geen God van spektakel, maar van de menselijke maat, van een persoonlijke benadering. Geloof is persoonlijk. En wat er in jouw relatie met God gebeurt is ook persoonlijk. Verhalen van wat een ander in zijn gelovige relatie met God beleeft zijn mooi, maar het gaat uiteindelijk om wat het verhaal van het geloof in jouw leven te weeg brengt. Wanneer we daarnaar op zoek gaan, naar wat het geloof in ieders levensverhaal kan betekenen, dan komt er een beweging op gang waarin ouderen niet meer het geloof als iets van voornamelijk hun generatie hoeven te zien, waarin kinderen niet meer hoeven te zoeken als naar een spelt in een hooiberg naar leeftijdgenoten en waar werkende en verzorgende mensen niet het gevoel hebben dat zij het allemaal moeten dragen met een kleine restgroep.

Het visioen van Zacharia is verteld in een tijd dat een kleine restgroep als happy few probeerde Jeruzalem en de tempel weer op te bouwen, en teleurgesteld was in het uitblijven van de echte doorbraak. God zet daar het visioen tegenover van een beweging van mensen uit alle windstreken die bij die Joodse man willen horen, omdat ze hebben gehoord dat God bij hem is. Die God blijkt hen aan te spreken in hun leven, in hun eigen taal. Daar mogen wij de spreekbuis van zijn naar elkaar en naar anderen. En we mogen het zelf horen, en zien, zoals de blinde man eerst bomen zag lopen, en daarna mensen, of zoals Paulus zegt in zijn liefdesgedicht: ‘Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben. Ons rest geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.’