zaterdag 31 december 2011

Voor vertrouwen zorgen - oudejaarspreek

Tekst: Mattheüs 6: 24-34

Podcast/geluidsfragment

Wat zullen we terugblikkend op het afgelopen jaar zeggen? Met welk gevoel gaan wij dit jaar 2011 uit? De Oudejaarsavond gaat traditioneel gepaard met woorden van psalm 90, die ons oproepen tot een zekere relativering van ons drukke bestaan. Het zijn woorden die ons bepalen bij het werk van God in ons leven, dat aan de basis staat van het werk van onze handen, dat Hij moet bevestigen.

Maar waar zijn we in dat bestaan in deze tijd nu concreet zo druk mee? Waar maken wij ons druk om? U zult voor uzelf de nodige zorgen kunnen opnoemen. Zaken die u aan het hart gaan, of zorgen die heeft om mensen, of uzelf. En als ik breder naar de samenleving kijk en een gemeenschappelijke noemer zoek, dan kom ik toch wel uit bij de financiële crisis. De crisis van banken, de euro, maar ook in diverse huishoudens, door ontslagen en ziekten, en aankomende en dreigende bezuinigingen domineren ons nieuws. En daarmee ook ons zicht op de werkelijkheid.

Het is een waagstuk om hier iets over te zeggen in een overweging in de kerk. En daarom heb ik mijn overwegingen ook gedeeld in diverse columns op internet deze week, en heb ik een aantal gemeenteleden gesproken. Ik ben ze daar dankbaar voor. De verkondiging van het evangelie kan alleen maar landen als je weet waar de goede boodschap aan gericht is. Het is nu niet mijn bedoeling om als zoveelste deskundige mijn analyse te geven over de crisis. Ik zoek richting en bemoediging aan het einde van het jaar.

Mensen die het kunnen weten vertellen me dat de financiële crisis ontstaan is omdat we met zijn allen teveel hebben verwacht van wat ons geld doet als we het op de bank zetten of investeren. Geld leek zichzelf te vermenigvuldigen. Op een spaarrekening, maar al helemaal in beleggingsrekeningen. Maar ook werden onze huizen steeds meer waard, net als allerlei bedrijven steeds meer waard werden, waarin wijzelf of anderen voor ons belegden. We hebben geloofd in luchtkastelen, gouden bergen zo je wilt. En als we er zelf niet actief in waren, dan waren anderen dat voor ons. Of het gebeurde gewoon, omdat onze levensstandaard in het algemeen steeg. We hebben onze uitgaven aangepast op die gouden inkomsten en de verwachte stijging daarvan. En zo kon het gebeuren dat toen de zeepbel barstte, veel mensen in de problemen kwamen, en hele landen, ook het onze.

Kijken we naar de bijbel, dan is er helemaal niet zoveel mis met een hogere levensstandaard en moeten we deze crisis niet uitbuiten om uit te varen tegen rijkdom. Maar er is wel iets anders: de gelijkenis van de talenten leert ons dat je iets met je talenten moet doen en dat ze zich niet zomaar verdubbelen. Drie mannen kregen respectievelijk 5, 2 en 1 talent staat er, afhankelijk van wat ze aankonden. De mannen met 5 en 2 talenten verdubbelden hun talenten, maar de man met 1 talent hield het angstvallig verborgen. De veroordeling van die man zit hem erin dat hij er niets mee doet. Had hij het desnoods op de bank gezet, dan was het ook goed geweest. Maar het gaat erom: doe er iets mee. En een goede bankier zou tegen de man gezegd hebben: hoe wilt u het op de bank zetten? Niet om het bedrag zo hoog mogelijk te laten worden, maar met welk doel wilt u het op de bank zetten? Met andere woorden: het gaat niet om de talenten op zich, maar om wat je ermee doet. Het doel van je talenten is niet de beurs, maar het leven zelf. En dan is het veel minder belangrijk hoe het rendeert, wat de winst is.

De man echter was bang, bang voor zijn heer. Omdat deze maait waar hij niet heeft gezaaid en oogst waar hij niet heeft geplant. En de Heer ontkent het niet eens. En waarom niet? Omdat het zo is. Geld blijkt helemaal niet iets dat van vaste waarde is en alleen maar vermeerdert. Geld is niet iets voorspelbaars. En het is al helemaal niet in de hand te houden. Onverwachte uitgaven, tegenslagen laten dat zien. Maar hoe houd je het dan in de hand? Net zo min als dat je het leven in de hand houdt. En ook voor het leven geldt: doe er wat mee. Ook dat leven wordt niet zomaar meer; nee, het kan ook zomaar minder worden. Maar waar het om gaat is welk doel je met je leven stelt. En kun je wat je aan leven gegeven wordt inzetten om nu terug te kunnen kijken en te zeggen: daar heb ik iets goeds achtergelaten. Niet om je op de borst te slaan, maar om te zien dat je wat waardevols van je leven hebt kunnen maken, hoe klein je talent ook is.

Die vraag welk doel je jezelf stelt kan ook beangstigen: wat heb ik bij te dragen? Heel veel! Maar het leven is onzeker, ja dat klopt. En dan? Dan gaat het om vertrouwen. En het is dat vertrouwen dat Jezus wil geven in de passage uit de Bergrede die we lazen. De passage begint met de woorden: ‘Niemand kan twee heren dienen: Jullie kunnen niet God dienen én de Mammon’. Het gaat er hier niet om dat geld niet goed zou zijn, maar het moet niet heersen. Uiteindelijk gaat het niet om de cijfertjes die omhoog en omlaag gaan, maar om ons leven.

Maar Jezus laat het daar niet bij. Hij kent onze zorgen. Of het nu onverwachte uitgaven zijn, of kortingen op pensioenen, aangekondigde en dreigende bezuinigingen, stijgende zorgkosten en noem maar op; het kan je behoorlijk wat kopzorgen geven. En het vervelende is dat die extra kosten altijd ook bovenop elkaar lijken te komen. En dan kan het onzekere gevoel je bekruipen: wat staat me nog meer te wachten? Maar het is niet het één en al. Geld blijft uiteindelijk een ruilmiddel, dat ons ten dienste staat om, voor zover we er de beschikking over hebben, het in te zetten om wat van ons leven te maken. Dan kan het je nog steeds zorgen baren, natuurlijk. En Jezus bedoelt ook niet te ontkennen dat je die zorgen kunt hebben. Maar verlies het vertrouwen niet. God voorziet in wat we nodig hebben. Dat is een hele riskante uitspraak voor wie minder bedeeld zijn. Maar zoals wij allen iets te geven hebben in ons leven, zo geeft God ons ook allemaal iets om mee te leven.

Volg dat leven, en laat je gedachten eens gaan over wat je met je leven zou kunnen doen, als doel op zich, en niet om je middelen te vergroten. ‘Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden’, zegt Jezus. ‘Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last.’

vrijdag 30 december 2011

Vertrouwen in de oudejaarspreek


De afgelopen dagen heb ik gestoeid in mijn blogs met de financiële crisis, en wat ik daarover zal zeggen in de Oudejaarspreek. Gisteren had ik mijn eigen crisis: mijn fiets is gestolen in het centrum van Waalwijk. Ik fiets graag, en veel; en voor de gemeente alleen al meer dan 1000 km per jaar. Dus een klein persoonlijk drama. Maar ook in enige mate financieel. Zie maar weer eens de middelen bij elkaar te krijgen voor een nieuwe tweedehands.

Ik realiseerde me echter toen dat het in de financiële crisis uiteindelijk híerom gaat: dat er onverwachte dingen gebeuren die maken dat onze financiële positie zwakker wordt, en, en dat is belangrijker, ons onzeker maakt. Want wat komt er hierna? Iedereen is in meer of mindere mate wel voorbereid op onverwachte uitgaven en op mindere tijden. Maar als er teveel dingen tegelijk gebeuren als een korting op het pensioen, een onverwachte autoreparatie, ziektekosten die niet vergoed worden, schoenen of kleding die moeten worden gerepareerd, de wasmachine die vervangen moet worden of wat niet al meer kan gebeuren; dan wordt ons vertrouwen danig op de proef gesteld. De cijfertjes van ons vermogen blijken geen vertrouwen meer te geven.

Zo kom ik erop uit dat vertrouwen het hoofdthema zal zijn van de preek. Waarbij ik hoop dat een kritisch geluid gecombineerd kan worden met bemoediging en sterken in het vertrouwen. Voor de laatste maal wijzig ik de lezing: Mattheüs 6: 24-34. Hierin komt zowel het gebruik van geld, als de zorgen en het vertrouwen aan bod. En ik vermoed dat de talenten ook nog wel terugkomen.

Met voldoende vertrouwen op een goede afloop kan ik nu gaan schrijven:).

Wees welkom: morgenavond, 31 december, 19.30u in de Ambrosiuskerk Waalwijk.

donderdag 29 december 2011

Over Tulpenbollen en andere bubbels met Oudjaar


Naar aanleiding van mijn vorige blog over de Oudejaarspreekvoorbereiding ontving ik twee leuke reacties. Gisteren heb ik met die mensen 'live' eens verder gepraat. En dat levert weer nieuwe gedachten op de ik hier wil verwerken.

Geld. Een gevoelig onderwerp. Gaat het mij er nu om of je geld mag hebben of niet? Nee. Het gaat er mij om wat je ermee doet. Ik realiseer me goed dat mijn stelling 'geld is een ruilmiddel, geen levensmiddel' gedachten oproept als zou geld niet goed zijn. Alsof je het niet zou mogen verdienen. Ook niet met winst maken, of rente vragen voor leningen en hypotheken.

Dat is inderdaad mijn punt niet. Het gaat mij er veel meer om dat we het idee lijken te krijgen dat geld zichzelf vanzelf vermenigvuldigt en een doel in zichzelf is.

Dus inderdaad: geld moet je verdienen. Of in bijbelse taal: je moet werken om je talenten te verdubbelen.

Waar het weer is misgegaan, is dat we bepaalde zaken mateloos overwaarderen, weer. Ik heb inmiddels begrepen dat dit een terugkerend iets is sinds de middeleeuwse tulpenbollenmanie, waarin gespeculeerd werd op een drastische waardestijging van bepaalde tulpensoorten. Voor opties daarop werden exorbitante bedragen geboden, waarna mensen dan weliswaar niet met de gebakken peren, maar dan wel met (alleen maar) tulpenbollen zaten. In feite doen we dat weer. We geven dingen hoge waarden, die het eigenlijk helemaal niet hebben. Veel mensen wonen inmiddels in huizen van rond of boven de 1 miljoen Hollandse guldens... Nee, dit is geen pleidooi voor terugkeer naar de gulden, maar wel een manier om ons bewust te worden hoezeer de huizenprijzen zijn gestegen, terwijl de huizen niet zijn veranderd, vergroot of wat dan ook.

We zijn met het idee gaan leven dat de waarden van bepaalde zaken vanzelf verdubbelt. En dat je er niet meer voor hoeft te werken in die zin.

Mensen die op een of andere manier beleggen hebben dat ook meegemaakt. De spaarrente was niet hoog genoeg en daarom zijn mensen of hun vertegenwoordigers gaan investeren in hoog renderende pakketten, waarvan je je af kunt vragen welke waarde die nu werkelijk vertegenwoordigen.

Er is een verhaal dat in dit verband vaak wordt verteld: Chuck kocht een paard, maar voor de levering bleek het paard dood. Chuck wilde het paard niet meer hebben, maar kon niet meer terug. Wat te doen. Hij besloot het paard te verloten? Verloten? Ja, maar hij zei er niet bij dat het paard dood was. Uiteindelijk verkocht hij 500 loten van 2 euro, waarmee hij exact de prijs van het paard terug had gewonnen. Oké, hij heeft wel 2 euro teruggegeven aan degene die het paard wel gewonnen had, maar het in dode staat niet wilde hebben. Per saldo heeft Chuck maar 2 euro verlies.

Moraal: er was een paard, maar het was het niet (meer) waard, maar deze 500 mensen hebben wel geloofd dat het waard was, en staken hun goede geld erin.

Met andere woorden: het lijkt er wel eens op dat geld uit het niets geschapen wordt, als je de verhalen van centrale banken hoort die geld 'bijdrukken' en over de grote rendementen. Maar dat is niet zo. Het uitgeven van geld levert een schuld op. Of: er is wel degelijk iets dat de waarde vertegenwoordigt. Maar het is veel te veel overgewaardeerd. Het zijn luchtkastelen, bubbels, waar we steeds weer intrappen. Luchtbellen die een keer moeten knallen.

De vraag is alleen wat ik hiermee kan in mijn preek? Ik denk dat ik af moet stappen van het verhaal van de tempelreiniging, maar eerder naar de gelijkenis van de talenten zou moeten. Ik zou me dan kunnen focussen op twee zaken: 1. je moet werken om je talenten te verdubbelen (en je ene talent op de bank zetten is helemaal niet slecht) en 2. het zou niet moeten gaan hoeveel meer geld je hebt na een belegging of na sparen, maar wat je ermee wilt doen. Wat is je doel? Waar wil je het voor gebruiken of aan ten goede laten komen? Dus niet een zo hoog mogelijk rendement (kwantiteit), maar een zo hoog mogelijke kwaliteit. En dan maakt het eigenlijk helemaal niet zoveel uit wat je kwantitatieve rendement is.

Hier stoppen mijn gedachten even. Het moet een bemoedigend verhaal worden waar we aan het eind van het jaar even over nadenken en hopelijk met goede voornemens of gesterkt het nieuwe jaar ingaan. Morgen ga ik schrijven; tot dan zijn ideeën van harte welkom. Bij voorkeur via mail, want blijkbaar komen reacties onder deze blog niet aan.

dinsdag 27 december 2011

Waar gaan we in de Oudejaarsdienst naar toe? Overwegingen bij de voorbereiding


Komende zaterdag is het Oudjaarsdag. En traditioneel is er dan in onze kerk ook een Oudejaarsdienst. Voor mij pas de tweede keer dat ik daarin voorga. De laatste keer is alweer vijf jaar geleden, in 2006. Collega's gingen voor in de tussenliggende jaren. Ik weet nog dat ik vijf jaar geleden niet goed wist waar ik het over moest hebben, en wat we eigenlijk op Oudjaarsavond zoeken in de kerk. Het antwoord op die vraag zal ik in een volgende blog nog eens zetten.

Maar ook dit jaar vraag ik me weer af wat ik zal gaan zeggen. Voor de handliggend is een overweging te houden bij psalm 90, de traditionele oudejaarspsalm. Die zal dit jaar ook wel weer de toon zetten. Maar als schriftlezing denk ik niet, maar als psalmgebed aan het begin ja, dat lijkt me mooi. Maar als schriftlezing mag er toch wel iets kritisch klinken? Kritisch en bemoedigend, in die combinatie. Niet op een humoristische manier zozeer, zoals een oudejaarsconferences, maar wel met eenzelfde luchtigheid, want de oliebollen vallen al waar genoeg; daar hoeft niet ook nog een preek bij. Maar wel scherp, wel een gevoel gevend dat de juiste dingen zijn overdacht en even op hun plek gezet. Ik vond het bij de kerstpreek eng om scherp te zijn, maar met Oudejaar heb ik dat minder.

Waar zou het dan over moeten gaan? Over de dominantie van de economische crisis wat mij betreft. Over geld dus. En hoe belangrijk we dat zijn gaan vinden, of misschien meer nog: hoezeer we dat als iets op zichzelf zijn gaan beschouwen. Geld is geen ruilmiddel meer, maar een levensmiddel. Lezing: de tempelreiniging, omdat daar volgens mij de kern van de misdaad niet het handelen op zich is, maar het feit dat met geld geld wordt verdiend, zonder daar iets voor te doen. Romeins geld werd daar geruild voor tempelgeld, waar een wisselkoers voor was, waar flink aan verdiend werd. Volgens mij staat dat symbool voor veel situaties waar mensen aan niets geld verdienen, en mensen dus ook aan niets geld verliezen.

Ik lees hiervoor in de voorbereiding ook een column waar mijn in München woonachtige zus mij op wees uit de Süddeutsche Zeitung van Heribert Prantl. Een column al uit 2008 toen de crisis begon, maar wat is er sindsdien allemaal gebeurd en wat is er echt veranderd?

Wat mij betreft gaat de Oudejaarsoverweging over ons idee dat we geld kunnen verdienen met geld zonder dat we er iets voor hoeven doen. Of scherper nog: dat we geld kunnen verdienen met geld dat we niet hebben zonder er iets voor te hoeven doen.

De bemoediging moet er dan in zitten dat geld slechts een ruilmiddel is, waar we mooie dingen mee kunnen doen, alles op zijn tijd. En dat dat ons doel is, en niet het geld. En met een kritische blik: geef de keizer wat des keizers is, en aan God wat God toebehoort, maar ook aan de medemens wat hem toebehoort.

Vandaag meldt Nu.nl dat de banken een recordbedrag stallen bij de Europese Centrale Bank. Dat betekent dat ze het liever stallen bij de ECB, dan dat ze het elkaar uitlenen. Een vertrouwenscrisis dus. Maar zou jij een ander geld uitlenen? Ik vrees dat veel mensen verwijzen naar banken, die daar soms hoge renten voor vragen.

Over rente gesproken: zou je iemand die van jou geld leent rente vragen? Zo ja, waarom mag het jou niets kosten dat je iemand met een geldlening helpt?

Eens kijken of een wandeling in de Loonse en Drunense Duinen wat orde aanbrengt in al deze gedachten. Of jij met je commentaar?

Volg het Kind (kerstpreek 2011)

Tekst: Jesaja 52: 7-10 en Lucas 2: 1-20

Podcast/geluidsfragment

Hoe welkom is de vreugdebode
die over de bergen komt aangesneld,
die vrede aankondigt en goed nieuws brengt,
die redding aankondigt en tegen Sion zegt:
‘Je God is koning!’

We hebben hem gevonden, onze koning. In de afgelopen weken van voorbereiding stond die zoektocht naar de koning centraal. Mensen zijn door de eeuwen heen altijd op zoek geweest naar koningen. En we zijn dat nog steeds; op zoek naar koningen. Met koningen zijn dan mensen bedoeld die houvast geven. Leiders die in woelige tijden beschermen en bedreigingen en aanvallen afweren. Leiders die ons pantseren tegen waar we bang voor zijn. Leiders die bestaanszekerheid geven. Ze moeten ons verzekeren dat onze veiligheid is gewaarborgd, en dat we beschermd worden tegen andere culturen. Dat onze banen behouden blijven. Dat we verzekerd blijven van zorg. En dat er duidelijke regels zijn in de omgang. Een helder voorspelbaar systeem waarin je weet waar je aan toe bent.

En zo vreemd is dat niet: het leven is bij tijd en wijle tamelijk onzeker. Tijdens crises staan banen op de tocht, worden tegenstellingen tussen mensen op scherp gezet. Ook wordt het dan voelbaarder dat het ontbreekt aan duidelijke waarden en normen, die worden samengevat in een duidelijke collectieve identiteit. Het is allemaal niet zo gek dat we voorspelbaarheid zoeken. Ook wie de uitdaging zoekt in minder voorspelbare dingen, heeft rust nodig en dingen waar hij van op aan kan. We hebben houvast nodig. En dus zoeken we leiders die dat bieden.

Het probleem is alleen: dit soort leiders wil er altijd iets voor terug. En wat je ervoor in moet leveren is vrijheid, of misschien nog meer: leven. Leven laat zich niet in een keurslijf drukken. Het leven is ónvoorspelbaar, onverwacht. Is verrassend, is verwonderend. Zoals je je om elk nieuwgeboren kind verwondert, zo is het leven ook. Verwonderend. Je weet nooit wat er gaat gebeuren. Maar we leveren het leven toch graag in voor voorspelbaarheid. Dan weet je waar je aan toe bent. En zeg niet te snel dat dat voor jou niet zo is. Stel jezelf dan eerst de vraag: wat heb ik in de afgelopen jaren toegegeven om verzekerd te zijn van het leven dat ik nu heb? En in hoeverre stel ik alles in het werk om het zo te laten? En zo hebben we allemaal ons eigen koninkrijkje rondom ons eigen huis, ons eigen gezin, onze eigen carrière, ons soort mensen, onze vermeende talenten, onze eigen kerk.

Mensen zoeken dus koningen. En in het Oude Testament neemt die zoektocht een centrale plaats in. Al vanaf dat het volk in het Beloofde Land gaat wonen na de Uittocht uit Egypte. En dan zijn er in de vroegste tijd van Israël geen koningen, maar rechters. Dat zijn niet zozeer mensen die recht spreken, maar mensen die richting wijzen. Die wijzen naar waar het op aankomt. Maar die ook wijzen op wat er mis is. Vaak geven we onze leiders de schuld van wat er mis is, zoals voetbaltrainers de schuld krijgen als het team niet goed presteert. Maar deze rechters wijzen terug. Elk verhaal over een rechter begint met het refrein: En weer deden de mensen wat slecht is in de ogen van de Heer. En daarom werden ze uitgeleverd aan een ander volk, dat hen onderdrukte. Daarmee wordt bedoeld dat het volk zichzelf uitleverde aan anderen. Geen eigen verantwoordelijkheid nam. Zich zelfs liet leiden door andere waarden en normen, omdat die tenminste bestaanszekerheid gaven. Zo kwamen ze onder druk te staan van heersers van andere volken en hadden ze niets meer over zichzelf te vertellen. Het leven was voorspelbaar ja, maar goed leven was het niet. De mensen van Israël wilden daaruit bevrijd worden en zochten eigen koningen. Maar die kregen ze niet. De rechters wezen terug naar hun eigen verantwoordelijkheid. Uiteindelijk moeten we, hoe moeilijk ook, ook zelf verantwoordelijkheid nemen voor ons leven. Hoe onvoorspelbaar het leven ook kan zijn; zo is het nu eenmaal. Het leven is onvoorspelbaar.

In de bijbel bleef het verlangen naar een koning levend. Uiteindelijk geeft God toe aan de wens van het volk naar een koning, maar erg succesvol is dat niet, althans niet op de lange termijn. Het koninkrijk valt uiteen en komt onder de heerschappij van verschillende buitenlandse machten.

Maar dat koninkrijk heeft wel de droom gevoed naar een echte koning: Gods koningschap. En Jesaja zingt daarover. En deze droom werd eeuwen later werkelijkheid. Lucas schrijft daarover. Maar in tegenstelling tot wat mensen misschien verwachtten, is dit geen koning die alles voorschrijft en zijn macht laat gelden, die het leven in een voorspelbare mal duwt, maar deze koning is een kind. Een hulpeloos, afhankelijk kind. Mag ik dat zeggen van Jezus? Ja, dat mag ik zeggen. Want als God mens wordt, is hij niet ineens een superbaby, en bedoelt God ook als kind in deze wereld te komen.

Zo wijst God ons op twee dingen: allereerst op onze eigen verantwoordelijkheid. Dat klinkt misschien gek als we in Jezus juist onze Redder zien. Maar zoals je verantwoordelijk bent voor een kind, zo ben je ook verantwoordelijk voor het leven. Het is waar dat er zoveel in het leven kan gebeuren dat je daaruit gered wilt worden, en dat zal ook gebeuren, maar het kindje Jezus wijst ons ook op onze eigen verantwoordelijkheid hierin. Willen we het leven terugvinden en voluit kunnen leven dan moeten we ons niet overleveren aan allerlei andere zaken die zo belangrijk lijken, maar bij dat kind blijven en kijken wat dat ons brengt.

Dat brengt ons meteen bij het tweede waar God ons op wijst in het kind: namelijk dat het leven onvoorspelbaar is. God komt niet als een voorspelbare sterkte leider, maar als een onvoorspelbaar kind. Wie kinderen heeft ervaart hoe onvoorspelbaar het leven kan zijn, en hoe je het kind moet volgen om het tot zijn recht te laten komen. Maar, en nu komt het, voor het kindje Jezus is geen plaats. Geen plaats in de herberg, en ze moeten uitwijken naar een stal. Ik verbind deze twee aan elkaar omdat ik me wel eens afvraag of er voor onze kinderen wel plaats is? In onze maatschappij, in de levens die we zorgvuldig voorspelbaar hebben vormgegeven. Vaak moet je stoeien met je tijd. Het valt niet mee om rond te komen en alles rond te krijgen. Maar werk, oppas, ouders, kinderen, boodschappen, vrienden, sporten, hobby’s en nog zoveel meer moeten zo op elkaar worden afgestemd dat je wel eens vreest dat de kinderen het kind van de rekening zijn. Allereerst begin je al niet met kinderen, zij beginnen met jou. Verder kun je je in plaats van of kinderen in jouw leven passen, je afvragen of jij past in het leven van een kind? Ik heb ooit een moeder horen uitroepen in alle drukte die ze ervoer, dat ze geen eigen leven meer had. Waarop iemand tegen haar zei: Je hebt geen eigen leven, je bént leven. Hoeveel kinderen zijn een verlengstuk van óns leven? Of, in de twee termen van verantwoordelijkheid en onvoorspelbaarheid gezegd: hoeveel kinderen maken we niet verantwoordelijk voor de onvoorspelbaarheid van óns leven? Kinderen zijn niet verantwoordelijk. Ze zijn kind. Waarom moeten ze mee in de grillen van ons leven? Nee, het kind staat centraal. Anders moet je er niet aan ‘beginnen’. Een kind is niet ‘leuk’, en een kind past evenmin in een strak schema dat jij bedenkt om alles wat je wil of moet voor elkaar te krijgen.

Ik kom hierop omdat God ons in het kind laat zien dat zijn Koningschap er niet één is waarin wij in een mal worden geperst van onvrijheden en regels, maar dat we zijn Koningschap vinden als we dit kind volgen. Het klonk daarnet misschien allemaal wat negatief en onvrij, maar in wezen is het een oproep om los te laten dat het kind jou volgt, en dat jij in plaats daarvan het kind volgt. Zo werkt het bij alle kinderen, en zeker bij dit kind. En juist dat kan ons verlossen van de onmacht om alles op elkaar afgestemd te krijgen en alle ballen in de lucht te houden en alle wensen te vervullen. Wanneer je het leven van een kind volgt, zul je veel meer van het leven ontdekken, dan wanneer het jou volgt. Het is dus een belofte. Elk kind is een belofte.

God komt in de wereld als een kind. En we zien dat er geen plaats voor is. Het is moeilijk om een kind de plaats te geven dat het nodig heeft, omdat we afgeleid worden door tal van dingen die we belangrijk vinden. Ook omdat we zoeken naar een structuur waarin alles past, en waarin we het hoofd boven water houden. Maar God komt niet voor niets in de wereld als een kind. Wanneer we het kind volgen, dan komt die structuur vanzelf. Wanneer we het kind Jezus volgen, zien we vanzelf wat belangrijk is om te doen en te laten. En hebben we daar geen strenge God voor nodig. Dan vinden we het leven, zoals het bedoeld is, zo puur als het kind zelf. Zo kan dit kind onze Koning zijn, die ons leidt als we volgen, naar een beloftevol en vrij leven, waarin ieder tot zijn recht komt.

dinsdag 13 december 2011

Het Zonnekind doorbreekt de duisternis (preek 3e Adventszondag 2011)

Tekst: Richteren 13 en Lucas 1: 5-17

Podcast/geluidsfragment

Vandaag is de kleur in de kerk iets anders dan tijdens de andere Adventszondagen. De kleur van Advent is paars. Deze kleur staat voor bezinning. En die bezinning is niet zomaar bedoeld als een soort interessante studie. Het is een bezinning op wat er ontbreekt in ons leven. Bezinning op waar gaten vallen, waar mensen buiten de boot vallen. Maar ook op waar het ontbreekt aan moed en troost. En waar toekomst ontbreekt. En waar mensen elkaar en zichzelf te kort doen, en God niet in de laatste plaats. De kleur paars is dan ook de kleur van het lijden.

En als het dan om verwachting gaat in de Adventsperiode dan gaat het niet om een blijde verwachting die ons nieuw leven geeft in de Circle of Life, maar dan gaat het om de verwachting van iemand die onze tekorten opvult. Die onze machteloosheid opheft. Die onze fouten vergeeft en ons feilen draagt. Die onze wonden geneest en ons verzoent met elkaar en met God. Die ons troost en nieuwe moed geeft. Die ons vergezichten laat zien die we voor onmogelijk hielden.

Vandaag beleven we alvast een doorkijkje naar het uitkomen van die verwachting. Daarom is het vandaag roze zondag. Het paars van het lijden is vermengd met het wit van het komende feest. Vandaag schijnt de het witte licht door het donkere paars. Vandaag schijnt de zon door de donkere paarse wolken van dat wat onaf is zwaar op ons drukt. En dit jaar schijnt op deze zondag een hele bijzondere zon: Simson, het zonnekind.

Zijn geboorte wordt aangekondigd in het verhaal uit Richteren van vandaag. Hij is de derde en laatste richter die in deze Adventsperiode aan bod komt. Maar hij is tevens de meest bijzondere. Hij is in het boek Richteren de twaalfde en laatste richter. En twaalf is een belangrijk getal in de bijbel. Dat maakt de groep rechters compleet. De beste voor het laatst. Maar hij is ook bijzonder omdat zijn hele leven aan zijn taak is gewijd. Andere rechters werden tijdens hun leven geroepen, maar deze rechter Simson is vanaf de aankondiging van de geboorte al gewijd aan zijn taak. Hij is een Nazireeër, iemand, wiens leven aan God is gewijd. Dat is ook te merken aan zijn levenswijze. Hij drinkt niet en hij eet geen onrein voedsel. En bovendien mag zijn haar niet afgeschoren worden Een bijzonder mens dus. En ik durf wel te zeggen: onder de rechters uit Richteren degene met een messiaans karakter. Hij moet met zijn leven laten zien hoe God met ons om wil gaan. Hij leeft het voor, nee sterker nog, hij draagt het, tot in de dood.

Oké, hier effe pauze. Hebben we het nog steeds over Simson, die man van die vrouwen en die ezelskaak en die massamoord op de Filistijnen?

Ja, we hebben het nog steeds over die Simson. Maar vergeet je nu niet iets? Vergeet je nu niet dat wat hij deed een terecht oordeel was over de samenleving van toen?

Veertig jaar lang waren de Israëlieten overgeleverd aan de Filistijnen omdat ze kwaad deden in de ogen van God. Nee, geef nou eens niet God de schuld dat Hij de Israëlieten overleverde. Dat deden ze toch echt zelf. Wie zich van God afkeert levert zich over aan andere machten. Die zoekt heil in andere dingen. In een zelfgemaakte god, in bijgeloof, of in het geloof in eigen kunnen. Wie zich van God afkeert past zich aan aan de machthebbers om er het meeste voordeel bij te hebben. Die past zich aan wat het snelle geld van je vraagt, of, zoals bij de Filistijnen, aan de Filistijnse houding ten opzichte van vrouwen. Want de Filistijnse samenleving was een bijzonder vrouwonvriendelijke samenleving. Want vrouwen tellen in de Filistijnse samenleving niet mee. Ze worden ingezet op tal van terreinen waarop ze nuttig zijn of handig in gebruik. Hun lichamen zijn hebbedingetjes. De Filistijnse samenleving is uiteengereten door de overwinning van de mannelijk kracht en verkrachting op de vrouwelijke beminnelijkheid en gelijkwaardigheid, van het mannelijke nemen op het vrouwelijke ontvangen.

Als Simson met zijn leven wil laten zien hoe God met ons om wil gaan, dan laat hij dat dus juist zien in zijn houding tegenover vrouwen. Simson zoekt in zijn liefde de gelijkwaardigheid en hij wil de liefde van God delen.

Dat die liefde bij Delila hem uiteindelijk fataal wordt, ligt niet aan Delila. Zij wordt in de geschiedenis vaak afgeschilderd als een femme fatale die zijn geheim ontfrutselt met haar slimme streken en zijn haar afscheert. Maar in wezen is zij de Judas uit het Simson verhaal. Zij kan niet met hem meegaan tot in de dood, en moet hem wel verraden. En Simson, hij wordt gevangen genomen en schreeuwt in het hol van de leeuw nog één keer om de kracht van God om het kwaad dat de Filistijnen belichamen in het hart te raken. En met die kracht duwt hij twee pilaren omver als een kruisiging, waarin het kwaad met hem ten onder gaat.

Met recht wordt hij dus het Zonnekind genoemd, Simson, bij de aankondiging van zijn geboorte. ‘Hij zal een begin maken met de bevrijding van Israël uit de greep van de Filistijnen.’ Dat hij ongelegen komt en zelfs aanstootgevend is beleefde hij bij leven, toen zijn eigen volk hem in de steek liet, maar beleven we ook nu nog als mensen over hem vertellen. Maar dat ondergaat iedereen die de vinger op de zere plek legt. Neem Johannes de Doper, ook zo’n rauwdouwer. Hij bakt geen zoete broodjes, maar is een sprinkhaneneter in kamelenharenpij. Maar beide mannen heeft God nodig, om de duisternis te doorbreken. En dat gaat onverwacht en op een onconventionele manier. Zowel bij Simson als bij Johannes de Doper lezen we over een onvruchtbare vrouw en over een engel die aankondigt dat ze een kind krijgt. Via de achterdeur, waar niemand het verwacht, brengt God licht in het donkere bestaan van Israël. En de aankondiging gaat nota bene via de vrouw, terwijl mannen de gang van Gods geschiedenis graag zelf in de hand houden. We kennen Zacharias die stomverbaasd was dat zijn vrouw zwanger zou worden. En hij had het daarna even niet meer voor het zeggen.

Maar let ook eens op de vader van Simson, Manoach. De arme man is gepasseerd door de engel, die aan zijn vrouw de goede boodschap van de verwachting van hun zoon doorgeeft. En hij is zo op zijn mannelijkheid getrapt dat hij er geen genoegen mee neemt totdat hij het zelf van de engel heeft gehoord. Maar de engel laat zich niet van de wijs brengen en verwijst steeds weer naar wat hij aan zijn vrouw heeft gezegd. Zij is degene aan wie de engel een opdracht gegeven heeft, niet aan haar man. En als de engel het aanbod om te blijven eten afslaat en aanraadt een offer te brengen en verdwijnt, heeft de arme Manoach helemaal het nakijken. Nee sterker nog, is hij nog bang ook dat hij doodgaat omdat hij God heeft gezien. Het is zijn vrouw die hem tot de orde van God roept: luister eens even jongen, God gaat ons toch niet ombrengen als hij eerst belooft dat wij toekomst hebben? Zie hier de wijsheid van de vrouw. Zij draagt, net als Elizabeth en Maria de toekomst van Israël. ‘De vrouw bracht een zoon ter wereld en noemde hem Simson – Zonnekind. De jongen genoot de zegen van de Heer en groeide voorspoedig op. Tussen Sora en Estaol, waar de Danieten hun tenten hadden opgeslagen, werd hij voor het eerst door de geest van de Heer tot daden aangezet.’

Zo verging het later Jezus, die voorspoedig opgroeide en door de Geest tot daden werd aangezet bij de bruiloft te Kana. Toen begon zijn reis, die eindigde op Golgotha, waar Hij het kwaad op zich nam.

Zo is met de verwachting van de geboorte van Jezus net als met de die van de geboorte van Simson een kritische blik gegeven. Het is niet zomaar nieuw leven of nieuwe toekomst. Het is het doorbreken van oude patronen. Het is het doorbreken van duisternis. En dat geeft een kritische blik op het leven van vandaag. Waar laten wij het leven liggen? Waar vallen gaten? Waar doen we onszelf, anderen en God tekort? Waar verliezen we het leven?

Daar antwoordt God met de verwachting van nieuw leven. Het hoeft niet van ons te komen. Van onze wijze van leven, van onze patronen, van onze structuren. Nee, uit onverwachte hoek, via de achterdeur, komt nieuw leven binnen, waar niemand het verwacht. Dat mag tot bescheidenheid aanleiding geven, en verwondering, zoals dat past bij elke baby. Meer nog dan onze kenmerken draagt elke baby het stempel van zijn maker, onze God. En zeker bij dit ene kind in het bijzonder, Jezus Christus, van God gegeven door de maagd Maria. Maar daarover gaat het de volgende keer.