maandag 30 december 2013

Gered door de crisis - preek over Hanna op zondag 29 december 2013


Beluister de dienst op Kerkomroep

Als een engel van de Heer aan de herders verschijnt, zegt hij: 'Vandaag is in de stad van David voor jullie een redder geboren.' Bekende woorden zijn het. En ze klinken hoopgevend. Maar hoe gaat die redding in zijn werk? U zult ongetwijfeld een gevoel hebben bij deze woorden. Ze kunnen in zichzelf al troostend zijn. Maar wat zegt die engel eigenlijk? Als de herders aan Jozef en Maria vertellen wat de engel heeft gezegd zijn ze stomverbaasd. Dat mogen wij minimaal ook zijn. Probeer maar eens uit te leggen wat dit betekent, dat er voor ons een redder is geboren.

Om erachter te komen wat de engel eigenlijk zegt moeten we te raden gaan bij de profeten. Want zij hebben de verwachting gewekt dat er een redder geboren zou worden. En dan hoeven we niet eens zo ver te zoeken. Een vertegenwoordigster van de profeten komen we vandaag in het verhaal van Jezus tegen: Hanna. Want de evangelist Lucas zoekt het dichtbij huis. Hij gaat niet meteen de wijde wereld in met Jezus. Hij blijft dichtbij huis. Meer specifiek: in de tempel. De verwachting van Jezus' geboorte al werd daar gewekt. In de tempel verscheen een engel aan Zacharias die de geboorte van Johannes de Doper aankondigde. Deze zal het volk gereedmaken voor de Heer, zei hij. En na de geboorte van Jezus brengen zijn ouders hem naar de tempel om hem rein te laten verklaren, overeenkomstig de wet van Mozes. Door de aandacht op de tempel te vestigen wil Lucas benadrukken dat de redding van God allereerst gestoeld is op het onderhouden van de wet. Jezus is 'kosjer' zogezegd. Hij is rein, hij is zuiver. Hij is in die zin dus ook te vertrouwen, want hij is van onbesproken gedrag en houdt zich aan de wetten en geboden vanaf het vroegste begin van zijn leven. Lucas vindt het erg belangrijk om Jezus' levensbegin te omlijsten met tempelverhalen. Daar, van waaruit God ons leven inkadert, leert hoe het leven goed is, daar klinkt het startschot van Jezus' leven, en van de redding door God van ons.

donderdag 26 december 2013

Komt allen tezamen! - preek Kerstmorgen 25 december 2013


Luister de dienst op kerkomroep

Er is veel gezegd over de reclamespot op tv van onze landelijke kerk om aandacht te vragen voor de verschillende kerstvieringen in de protestantse kerken. Of het veel mensen die nooit naar de kerk zouden komen naar de kerk heeft gebracht weet ik niet. Wat het in ieder geval teweeg heeft gebracht is dat we als gelovigen meer samen optrekken, uit welke gemeente je ook komt, en werkelijk allen tezamen komen rondom hetzelfde verhaal van hetzelfde feest. Kerst is bij uitstek een feest om bij elkaar op bezoek te gaan, samen hetzelfde feest te vieren en elkaar zo beter te leren kennen. Dat is winst.

Voor wie het in de reclamespot van onze kerk ontgaan was: vanmorgen zijn we allen tezamen gekomen om de geboorte van Jezus te vieren. En het geboorteverhaal lezen we vandaag eens niet uit het Evangelie naar Lucas, maar uit dat van Mattheüs. Want het verhaal kent vele kanten. Het verhaal van Mattheüs is alleen op z'n zachtst gezegd wat ingewikkeld. Veel ingewikkelder dan dat van Lucas, dat we bijna kunnen dromen: over die volkstelling, die tocht naar Bethlehem, die herberg en die stal, en het hemelse engelenkoor dat de herders ertoe aanzet naar het kind op zoek te gaan. Ja, die drie wijzen zijn wel van Mattheüs, maar daar zijn we nog niet.

De genesis van Jezus 
Mattheüs trekt een heel hoofdstuk uit over alleen de geboorte van Jezus. Of nee, eigenlijk niet eens de geboorte, maar het ontstaan van Jezus. In het Grieks de genesis van Jezus. Net als in het eerste hoofdstuk van het eerste bijbelboek van het Oude Testament spreekt Mattheüs in het eerste hoofdstuk van het eerste bijbelboek van het Nieuwe Testament over de genesis, en nu van Jezus. En waar gaat het dan om in die genesis? In het Oude Testament gaat het over de schepping van de hemel en de aarde. En in het Nieuwe Testament, ja, over de schepping van Jezus. En net als in het begin van het Oude Testament gaat het er niet om hoe die schepping is gegaan. Het lijkt alsof de bijbelverhalen dat vertellen, maar daar geven ze nauwelijks iets van prijs. De bijbelverhalen over de schepping van de hemel en de aarde, en van Jezus geven meer vragen dan antwoorden. Dus blijkbaar gaat het er niet over hoe hemel en aarde, en hoe Jezus zijn ontstaan. Het gaat erom van waar het is ontstaan. Wat is de oorsprong? En waarom wil je dat weten? Omdat je dan weet wat het doel is. Hoe de aarde is ontstaan is niet interessant. Wat interessant is wat het doel van dit alles is. Wij staren ons altijd blind op hoe iets zo is gekomen. Veel interessanter is wat nu het doel is van wat er gebeurd is. Waartoe is de wereld geschapen, de dieren, de mens, man en vrouw, waartoe is de rustdag geschapen, en: van waar kwam Jezus en waartoe kwam hij op aarde? Wat is het doel van zijn leven, wat bedoelt God hiermee?

Het is die vraag die Mattheüs wil beantwoorden: waar komt Jezus vandaan, waar komt Hij uit voort? Dan weten we ook meteen wat de bedoeling van dit alles is. Dat maakt zijn verhaal wel ingewikkeld. Want net als in het eerste bijbelboek van het Oude Testament komt hij met twee genesisverhalen, twee ontstaansverhalen. Vandaag lezen we het tweede, maar die kun je niet begrijpen zonder het eerste. Daar hebben we de afgelopen weken voor uitgetrokken. Het is een heel geslachtsregister met drie maal veertien generaties, vanaf Abraham via David naar Jozef, de verloofde van Maria. Het lijkt een heel letterlijk verhaal over het ontstaan, de afkomst van Jezus. Via de vaderlijke lijn horen wij zijn voorgeslacht. Het wonderlijke alleen zijn twee dingen: het eerste is dat er vier of eigenlijk vijf vrouwennamen opduiken in het mannelijke geslachtsregister, en het tweede is dat het er eigenlijk helemaal niet toe doet, of: dat op zijn minst hier niet alles mee verteld is.

De vrouwen in Jozefs familie 
Allereerst die vrouwennamen. In het mannelijke geslachtsregister van drie keer veertien generaties worden vijf vrouwen genoemd. Volstrekt overbodig zou je zeggen als je over die mannelijke lijn wilt vertellen. De vrouwen die genoemd worden zijn Tamar, Rachab, Ruth, Batseba en Maria. De vijf vrouwen van wie een schilderij hier hangt. Vrouwen met ieder een eigen verhaal, dat van de eerste vier is terug te vinden in het Oude Testament. Maar hun rol in het verhaal is dezelfde. Steeds is er een moment waarop God de geschiedenis met zijn volk bijstuurt. Dat doet hij op momenten dat de mens het laat afweten, verzaakt, zoals bij Tamar, of wanneer er een doorbraak moet komen in de geschiedenis, zoals bij Rachab, of wanneer het leven dood lijkt te lopen, zoals bij Ruth, of de mens het leven in eigen hand neemt, zoals bij Batseba. En God stuurt dan bij. Hij breekt de lijn niet af. Hij stuurt bij. Zelfs daar waar de mens, koning David in dit geval, de vrouw zelf inbrengt, door haar van haar man af te pakken, daar stuurt God bij. En komt er toch een kind. Alleen dat al is een hoopvolle geschiedenis. Wanneer wij het af laten weten, een doorbraak uitblijft, het leven dood lijkt te lopen, of zelfs wanneer we het leven in eigen hand nemen wat tot mislukken gedoemd is, omdat je het leven nooit kunt hebben maar alleen kunt zijn, ook dan blijft God een uitweg zoeken. En die gaat dan niet via de geijkte paden, al is het maar omdat wij zijn afgedwaald. En zo wordt in die lange lijst van drie keer veertien generaties al duidelijk dat het misschien dan letterlijk de mens is die zich voortplant, maar dat het God is die de geschiedenis doorgang geeft en door laat gaan. Want als het erop aankomt brengen we niets in, gaat God zijn eigen heilige gang, en hebben we dus ook niets in te brengen.

Wat heeft Jozef met Jezus te maken?
En zo komt Mattheüs bij het tweede gedeelte van zijn ontstaansgeschiedenis. Daar zit een breuk. Of eigenlijk een overlap. In het geslachtsregister vertelt Mattheüs dat bij Maria Jezus werd verwekt. Ja, ze was de vrouw van Jozef, maar de verbinding tussen Jozef en Jezus is Maria. Jozef en Jezus lijken niet zelf met elkaar verbonden, zoals dat normaal wel zo is tussen een vader en een zoon. Een maagdelijke geboorte dan, zoals de kerk belijdt, of een Romeinse soldaat die Jozef voor was, zoals in de literatuur nogal eens gesuggereerd wordt? Misschien wel geen van beide. Mattheüs zegt er niets over. En dat betekent nu juist dat we niet moeten speculeren, want als een bijbelverhaal iets niet vertelt, dan is dat blijkbaar niet belangrijk. En wij moeten dat dan ook niet belangrijker maken dan dat het is. Want wat wil Mattheüs hier wèl vertellen? Twee dingen: het gaat er niet om hoe Jezus ontstaan is in de menselijke zin, maar dat God hier het initiatief genomen heeft. En: het kan niet zonder ons, zonder de mens, want tenslotte gaat het om vrede op aarde.

We zeiden net: als het erop aankomt brengen we niets in, gaat God zijn heilige gang, en hebben we dus ook niets in te brengen. Ja, Jozef staat erbij en kijkt ernaar. Dat wil zeggen: Mattheüs wil vertellen dat Jezus' geboorte Gods initiatief is. En dat wij dus niet moeten denken dat wij Gods heil voortbrengen. Hoe de verwekking ook precies heeft plaatsgevonden: het is God die de geschiedenis van het geluk voor alle mensen op voor ons onkenbare wijze voortgang laat vinden. Gelukkig, het hoeft niet van ons te komen! Als je toch om je heen kijkt, en in de krant leest, dan denk je toch, met verdriet, met schuld, met schaamte, met boosheid en andere emoties: daar kan het toch niet vandaan komen. Van ons kan het toch niet komen? Hoe moet het dan wel goed komen met de wereld? Dit verhaal geeft het antwoord: het komt goed omdat God het initiatief neemt.

En God doet dat niet buiten ons om. Dat was het tweede. Want je zou bijna denken dat Mattheüs dan dat eerste gedeelte voor niets heeft verteld. Al die namen die leiden naar Jozef doen er toch niet toe als Jozef uiteindelijk niets in te brengen heeft in de verwekking van Jezus? Nogmaals, daar gaat het verhaal niet over. Jozef is nodig. Niet voor niets is Jezus zelf de veertiende in de derde rij mannen die genoemd worden. Dat is dus de overlap tussen de verhalen. Jezus wordt zowel genoemd in het eerste scheppingsverhaal als in het tweede. Hij is de veertiende. En Jozef, hij heeft de belangrijkste rol in het tweede scheppingsverhaal van Jezus dat Mattheüs vertelt. Maria horen we niet en zien we hier alleen zwanger zijn en een zoon baren. En alles wordt hier in het werk gesteld om Jozef erbij te houden. Omdat hij er niets mee te maken heeft lijkt hij zich terug te willen trekken. Nee niet omdat het een slappeling is, maar omdat hij een vrome gelovige is. Hij wil haar ook niet in opspraak brengen door haar voor het gerecht te dagen vanwege overspel. Hij denkt haar ook niet te kunnen trouwen, want dan pleegt hij zelf echtbreuk, omdat zij al met een ander geweest zou zijn. Dus dan kan hij maar beter met de noorderzon vertrekken en in stilte van haar scheiden. Dan heeft zij nog een leven. Zo is hij een vrome Jood. Wetsgetrouw én fatsoenlijk. Geen farizeeër voor wie de wet voor de mens gaat. Hoe zij zwanger kan zijn? Hij weet het ook niet. En de engel maakt hem duidelijk dat dat er ook niet toe doet. Het kind komt, en is een kind van God. En het wórdt een kind van Jozef.

De geboorte van Jezus is een onkenbare wending van God in onze wereld 

Soms vraag je je wel eens af hoe er uit onze wereld, uit ons leven nog iets goeds moet komen? Maar iets anders is er niet. En God liet zien in die geslachtsgeschiedenis dat hij een beslissende en doorslaggevende wending kan geven aan onze geschiedenis om hem ten goede te keren. En dat doet Hij nu weer, met de geboorte van Jezus, en definitief. Op een onkenbare manier, we hoeven het niet te begrijpen, geeft God ons leven een beslissende wending. En klinkt die onverwachte boodschap van vrede op aarde, in een wereld van zoveel oorlog en onvrede. Die hoop op vrede, en dat het met ons leven goed komt, komt niet uit onze wereld op, maar bloeit wel in onze wereld op, als een roos die ontluikt uit barre wintergrond. In dit kind herkennen we God, die met ons is. Laat dat je met hoop vervullen, en blijf tezamen komen om die hoop en elkaar vast te houden.

woensdag 18 december 2013

Een metgezel naar Bethlehem - preek derde Advent 15 december 2013 over Ruth


Luister de preek op Kerkomroep

Er gebeurt veel in onze gemeente en in onze omgeving in de aanloop naar Kerst dit jaar. We moeten van veel mensen afscheid nemen, ieder met hun eigen verhaal en achtergrond. En niet alleen binnen onze gemeente is dit zo. Ook in onze andere wijkgemeente moet men van veel mensen afscheid nemen; mensen die wijzelf vaak ook kennen. En ook breder om je heen hoor je het veel dat er mensen overlijden. Daarnaast zien we veel mensen om ons heen die kampen met ziekten of hun eigen levenseinde zien naderen of dat van hun liefste medemensen. Het is veel. Dat hoor ik veel mensen zeggen. En ja, dan zijn we er voor elkaar. En we zorgen samen voor de dingen die gedaan moeten worden, en we krijgen daar kracht voor, maar al met al is het veel, heel veel. Het valt me op hoe veerkrachtig onze gemeenschap is. Ik zie dat we elkaar ondersteunen, en dat mensen zich aanbieden om een extra tandje bij te zetten. Dat is bemoedigend. En soms is er ook even het gevoel pas op de plaats te moeten maken. Om door te kúnnen gaan. Ook dat is goed. We moeten zuinig zijn op elkaar en op onszelf. Onszelf niet voorbij lopen, juist om de ander ook te kunnen zien. Even pas op te plaats maken kan zorgen dat je niet struikelt. Ook daarin kunnen we elkaar afwisselen en ondersteunen, en elkaars last opvangen. En als dat ergens niet goed gaat, dan moeten we dat met elkaar bespreken, want ieder is van goede wil. En zo zullen we doorgaan. Al is het wel veel.

En toch zijn we tegelijkertijd op weg naar Kerst. En dat gaat dus niet bij iedereen van harte. Kerst ademt een hele andere sfeer, van vrolijkheid, van toekomst, van vrede, van gezelligheid, van familie en vrienden. Tja, dat kan schuren. En de een beleeft dat minder sterk dan de ander, en dat is goed. Maar zo gaan we wel naar Kerst, want dat komt er aan, hoe dan ook. Maar hoe kunnen we daar naartoe gaan? Hoe vinden de weg naar de toekomst van Kerst? Hoe vinden we de weg naar de toekomst van Kerst, zodat we die kunnen inslaan?

Ook Bethlehem is nog niet klaar voor Kerst. Het provinciestadje in de uithoek van het Romeinse Rijk, waar in een stal achteraf Jezus geboren zal worden, omdat er geen plaats was in het nachtverblijf van de stad; in deze stad, Bethlehem is alles nog leeg, en levenloos. We hebben het over de tijd dat het verhaal van Ruth begint. 'In de tijd dat de rechteres het volk leidden, brak er een hongersnood uit in het land. Een man trok daarom met zijn vrouw en zijn twee zonen weg uit Bethlehem in Juda, om een tijdlang in de vlakte van Moab te gaan wonen. De naam van de man was Elimelech, die van zijn Noömi, en zijn twee zonen heetten Machlon en Kiljon; het waren Efratieten uit Bethlehem in Juda.' In Bethlehem was geen leven te vinden. Het voelde er leeg en toekomstloos. Daarom zocht het gezin Elimelech zijn heil in den vreemde. Ze wisten eigenlijk niet waar ze het zoeken moesten. En het wordt nog erger: in den vreemde overlijdt Elimelech. Zijn naam betekent 'God is koning', maar in alle leegte en in den vreemde kun je het besef gauw kwijtraken dat God je leven regeert, een plan met je heeft, iets met je leven voor ogen heeft. Nee, het leven stopt voor mij. Laat anderen maar verder gaan. En dus trouwt de volgende generatie, de twee zonen van Elimelech en Noömi: Machlon en Kiljon. Maar ja, wat moet je aan toekomst verwachten van de Afgeschrevene en de Ziekelijke, zoals ze heten. Ook daar zit geen toekomst in. En de vrouwen met wie ze trouwden, alle twee vreemdelingen uit het land Moab, blijven achter samen met hun schoonmoeder Noömi. Scherper gezegd: Noömi bleef achter samen met haar schoondochters. Om Noömi gaat het. En zo staat het er ook: zij bleef achter. In den vreemde, met twee vreemdelingen die haar geen toekomst kunnen geven, omdat zij niets meer te bieden heeft, nu haar man, én haar zoons zijn overleden. Voel je de leegte? Hij is welhaast voelbaar in een tijd van zoveel verlies. We tellen onze zegeningen en proberen weer door te gaan en het leven weer op te pakken, maar soms voelt het ontstellend leeg.

Hoe kun je dan weer terug naar Bethlehem. Die stad waar we later toch de hoop verwachten te vinden? Noömi gaat terug, met lege handen. Ze kan niet anders. Ze moet wel. En Opra en Ruth gaan mee. Dat wil zeggen: niet allebei van harte. Noömi, die arme vrouw, op het dieptepunt van haar leegheid zegt ze tegen haar schoondochters dat ze maar naar hun eigen land terug moeten gaan. Wat heeft zij nog te bieden? En Opra, haar naam betekent nek: ze laat haar schoonmoeder haar nek zien. Ze keert haar de rug toe, zegt gedag en verdwijnt.

En Ruth? Ruth wijkt niet van de zijde van haar schoonmoeder. Let wel, haar vreemde schoonmoeder. Maar Ruth gaat niet terug naar het vertrouwde. Ze blijft. Ook als Noömi aandringt. 'Vraag me toch niet langer u te verlaten en terug te gaan, weg van u. Waar u gaat, zal ik gaan, waar u slaapt, zal ik slapen; uw volk is mijn volk en uw God is mijn God. Waar u sterft, zal ik ook sterven, en daar zal ik begraven worden. De Heer is mijn getuige: alleen de dood zal mij van u scheiden.' Een trouwbelofte. Een belofte van onvoorwaardelijke levenslange trouw. Ruth, zij wordt voor Noömi wat haar naam betekent: metgezel. Zij zorgt er praktisch voor dat Noömi niet alleen hoeft te gaan. Ze gaat met haar mee. Maar ze doet meer. Via Ruth opent zich Noömi's toekomst weer. Door haar huwelijk met Boaz geeft Ruth aan haar schoonmoeder de kinderen die haar toekomst geven. Ze geven haar letterlijk bestaanszekerheid. De vrouwen zeggen tegen Noömi bij de geboorte van haar kleinzoon: 'Geprezen zij de Heer, de jou vandaag iemand gegeven heeft die voor je zorgen zal.' Wij zeggen vaak: kinderen hebben de toekomst. Maar in de tijd van dit verhaal, en die tijden liggen nog helemaal niet zo lang achter ons, zijn kinderen ook je bestaanszekerheid voor de toekomst, als je ouder wordt en zelf niet meer kunt werken.

Maar zoals altijd gaat een bijbelverhaal dieper. In een levensloze, lege situatie, waarin een gezin uit Bethlehem vertrekt, geen heil meer in Bethlehem verwacht, en de ellende nog dieper kan en dieper voelt, God ver weg schijnt, zijn plan met ons leven duister schijnt, en alles om ons heen afgeschreven en ziekelijk voelt, daar komt uit den vreemde een vrouw op die met Noömi meegaat, onvoorwaardelijk. En die haar leven aan dat van Noömi verbindt. En zo gaan ze terug naar Bethlehem. Door Ruths metgezelschap groeit in Noömi opnieuw het vertrouwen dat er weer toekomst mogelijk is. Dit verhaal is in de bijbel terecht gekomen omdat mensen het gevoel hebben gekregen dat in deze vreemdelinge God naar zijn volk omzag. Ruth verbindt haar leven met dat van Noömi, de vrouw uit Bethlehem. En zo verbindt God zich met ons lot, juist op dit plek waar het ons duister schijnt wat zijn plan nu met ons leven is. Elimelech, God is koning, is dood. Het gevoel dat God ons een plan had, kan weg zijn als alles je uit je handen geslagen wordt, of het minimaal heel moeilijk wordt het allemaal vast te pakken en aan te pakken. Soms voelt het leven alsof het tussen je vingers doorglipt. Maar daar komt God, onverwacht via een vreemdelinge, als metgezel, die de toekomst openbreekt en van Bethlehem weer maakt zoals de stad heet: Broodhuis, een huis om in te leven dus.

Dat is de reden dan de Evangelist Mattheüs Ruth expliciet noemt als de moeder van Obed, die de grootvader is van koning David. Zo werd Bethlehem de stad van David, waarin onze redder is geboren. Een wonderlijke zwangerschap leerde ons dat het Kind van God kwam. Hij trok zich ons lot aan, Hij verbond zich met ons leven, en brak de toekomst open. Omdat de dood niet meer het laatste woord heeft. De weg naar Kerst hoeven we niet alleen te gaan. We vinden in God onze metgezel, juist wanneer het duister schijnt wat nu allemaal de bedoeling van ons leven is als het ons ontvalt, juist om mee te gaan in ons leven, vandaag, en alle dagen van ons leven.


woensdag 11 december 2013

Rachabs hart voor moed - preek vesper tweede Advent 8 december 2013

Tekst: Jozua 2

Onder de titel 'Vrouwen met toekomst' passeren in deze Adventstijd een aantal vrouwen de revue. Het zijn vrouwen die genoemd worden in het geslachtsregister van de Evangelist Mattheüs. U kent het wel, dat stuk dat we altijd liever overslaan. Dat van die drie keer veertien generaties, die Mattheüs optekent, vanaf Abraham, via David tot aan Jozef, die met Maria is verloofd. In dat verhaal klinken de namen van vier vrouwen. Eigenlijk vijf, maar één is er niet bij name genoemd, maar in haar relatie: de vrouw van Uria. Batseba ja, zo kennen we haar; die vrouw die koning David afpakt van haar man Uria, en om van hem af te komen hem te dood in stuurt. Zij is eigenlijk de passieve van de vijf. Zij doet niets, maar is het slachtoffer van een machtsspel. Maar desondanks wordt ze wel de moeder van Salomo, langs wie de geslachtslijn van Jozef verder gaat. Zo houden we vier vrouwen over: Tamar, Rachab, Ruth en Maria.

Waarom staan deze vrouwen in dit geslachtsregister, dat toch over de mannelijke lijn gaat? En specifieker: waarom staat Rachab erin? Ik bedoel daarmee dit: Tamar; dat verhaal kennen we. Haar actie om Juda aan zijn belofte te houden dat zij nakomelingen zou krijgen, zorgt ervoor dat de mannelijke lijn door kan gaan. Ook al gaat het via een zijweg; Tamar is onontbeerlijk, en dus noemenswaardig om de lijn voort te zetten van Abraham tot Jozef. Het verhaal van Ruth is dat ook. Het leven van haar schoonmoeder Noömi loopt dood. Haar man is dood, haar zonen zijn dood. Schoondochter en eveneens weduwe Ruth vindt in Boaz iemand die de draad weer oppakt, de lijn voortzet en zorgt Noömi niet kleinkinderloos sterft. Bethlehem, dat broodhuis betekent, wordt zo een plaats die leven geeft, de stad van de later geboren David. Het verhaal van koning David kennen we ook, en van zijn scheve schaats met Batseba. En dan zijn we bij Maria, die op een wonderbaarlijke wijze zwanger raakt, wat Jozef even doet afvragen: doe ik er nu wel toe met mijn hele geslachtslijn, of eigenlijk niet?

Tot zover is te volgen dat die vrouwen genoemd zijn in de geslachtslijn. Hun aandeel aan de voortgang van de koningslijn is onontbeerlijk. Zonder hen zou die afgebroken zijn. En daarom zijn ze noemenswaardig. Maar Rachab dan? Haar verhaal is ook wel opgetekend. En we hebben het zojuist gelezen. Maar haar positie in het geslachtsregister is op zijn minst discutabel. Er staat in vers 5: 'Salmon verwekte Boaz bij Rachab, Boaz verwekte Obed bij Ruth'. Rachab wordt hier neergezet als de moeder van Boaz, de man die uiteindelijk Ruth kinderen gaf. Nergens in de bijbel vinden we deze connectie. Nergens vinden we een verhaal dat Rachab het leven geeft aan Boaz. En toch staat ze erin.

Dat is geen foutje van Mattheüs. Want Mattheüs is juist heel berekenend. Die hele geslachtslijn van drie keer veertien generaties is ook te mooi om waar te zijn; modern gezegd het resultaat van creatief boekhouden. Maar dat is niet erg, en al helemaal geen geschiedvervalsing. Mattheüs wil hier kennelijk iets mee vertellen. Mattheüs laat deze vrouwen oplichten omdat ze onontbeerlijk zijn om het verhaal van het ontstaan van Jezus te vertellen. Voor die reden moeten we niet te ver gaan zoeken. Van Rachab en de anderen wordt vaak naar voren gehaald dat hun omgang met seksualiteit op het randje of eroverheen is. Rachab is in die lijn prostituee. Maar van Ruth kun je dat niet zeggen, dus misschien is dat niet eens zo belangrijk. Dan misschien dat al die vrouwen buitenlanders zijn. Tja, het is een mooie gedachte, maar juist bij Rachab is niet met zekerheid vast te stellen dat ze een buitenlandse was. Ja, de vrouwen kwamen van elders, en beïnvloedden van buitenaf de geschiedenis van Israël, maar als de bijbelverhalen dat niet heel duidelijk zo zeggen, is dat niet de doorslaggevende reden om die vrouwen op te nemen in het geslachtsregister van Jozef. Zo zien we maar weer: je moet altijd goed zoeken in de verhalen zelf naar aanknopingspunten en niet teveel gissen of te snel conclusies trekken.

Want wat staat er wel in het verhaal over Rachab? Een groot getuigenis. 'Ik weet', zegt Rachab, 'dat de Heer dit land aan jullie gegeven heeft. We hebben gehoord dat de Heer de Rietzee voor jullie heeft drooggelegd.' Enz. En dan: 'De Heer, jullie God, is immers een God die macht heeft in de hemel en op aarde'. Dat gaat dus niet meer om een machtsstrijd - Rachab stelt die claim van God niet ter discussie; het gaat om de erkenning dat er maar één macht is. Dat er maar één God is, en dat die God de hele wereld toebehoort, of, minder hebberig gezegd, dat de hele wereld onder de heerschappij van die ene God valt. Er is geen andere. Waarom zou je het volk van deze God níet toelaten tot het door hem beloofde land? Dat opent het perspectief ook voor de rest van de wereld, buiten het Joodse volk en het beloofde land: God is een God van en voor de hele wereld. Zijn goede boodschap is voor iedereen! En zo komt Jezus ook van die ene God vandaan, voor iedereen!

Rachab geeft met haar moedige houding doorgang aan het volk van God. En niet omdat ze eieren voor haar geld kiest, of vanwege haar hoer-zijn altijd haar eigen macht opzoekt, nee: vanwege haar geloof. Zo wordt ze ook herinnerd in de brief van Jakobus en in de brief aan de Hebreeën, vanwege haar gelóóf. En dan gaat het niet om een paar vierkante kilometer land, dat is aan mensen om dat uit te vechten. Het gaat om de belofte. Van God. En die krijgt ergens een plek, daarin dat land Kanaän. Om gezegend te zijn en vandaar uit een zegen te zijn voor de wereld. Door voor de bespieders de toegang te openen naar de stad, zet Rachab eigenlijk ook de toegang open tot de wereld. Zij brengt in herinnering dat God de God is van de hele hemel en de hele aarde. Een God die de Rietzee drooglegde, die bevrijding geeft. Die de mens een plekje belooft onder zijn hemel om in de wereld en voor de wereld een zegen te zijn.


Daarom staat Rachab als een soort getuigenis in het geslachtsregister van Mattheüs op weg naar de geboorte van Jezus. Ja, als moeder van de man van Ruth. In de Joodse traditie worden hun namen bijna in één adem genoemd, en daarom staan ze waarschijnlijk zo dichtbij elkaar. Rachab wordt wel de moeder van de profeten genoemd. Omdat ze de moed heeft op te staan, de weg vrijmaakt voor het volk van God, en uiteindelijk dus ook voor de komst van Jezus. Het kan bevrijdend zijn om vastgelegde patronen te doorbreken en gewoon te doen wat je hart je ingeeft, omdat je gelooft. Zo komt God op onverwachte ogenblikken ineens om de hoek kijken, waar je het niet had gedacht. Bij deze vrouwen, en bij die ene, in die verre uithoek van het Romeinse rijk, in die stal, in de stad van David.

vrijdag 6 december 2013

Advent? Nu?! - preek Eerste Advent 1 december 2013: Tamar


De preek is ook te beluisteren via Kerkomroep

Vandaag begint de Adventstijd. Wat bedoeld is als een tijd van hoop en verwachting, begint nu op een moment dat velen van ons rouwen om de dierbare mensen die we in korte tijd moesten verliezen, en waar we afscheid van moeten nemen. Het treft families in onze gemeente, vele bevriende gemeenteleden, gemeenteleden die jarenlang met elkaar optrokken, ook in alle kerkelijke activiteiten en vergaderingen. We zullen ze erg missen. En dan voelt het een beetje ontijdig om nu van hoop en verwachting te spreken. Het wrikt een beetje. Ja, het is nu eenmaal Advent, dus vooruit: we beginnen eraan. Ja, het leven gaat door, en we moeten nu eenmaal verder, maar verwachten we nog iets? Kunnen we nog iets hopen? Ja, natuurlijk. Juist de gemeenschap van gelovigen die elkaar zo ondersteunt deze dagen is een getuigenis van die hoop. Hoop dat het niet blijft bij wat het leven ons brengt en hoe het leven loopt en afloopt. Hoop dat het uiteindelijk niet van ons komt, en niet afhangt van wat wíj winnen én verliezen. Hoop dat God ons leven ten goede keert. Ook al lijkt wat er in ons leven gebeurt dat te weerspreken.

Zo begint Mattheüs zijn evangelie eigenlijk ook. Wat heeft de geschiedenis van Israël nu eigenlijk gebracht? Ja, het leven ging door van vader op zoon, maar veel verder zijn ze er niet mee gekomen. Het lijkt een saai eerste hoofdstuk. En het lijkt niet zoveel te vertellen te hebben. En de ironie is: dat is ook eigenlijk zo. Als Mattheüs het geslachtsregister van Jezus vertelt gaat deze uit van de mannelijke lijn, dus van Jozef. En met wat creatief boekhouden komt de evangelist uit op drie keer veertien generaties tot en met Jozef. Maar dan, staat er: bij Maria werd Jezus verwekt... Hé, waar is Jozef nou? Nergens dus, want, vertelt Mattheüs twee verzen later: ze bleek zwanger te zijn van de heilige Geest. Dus als snelle eerste reactie zou je kunnen zeggen dat we dat hele geslachtsregister voor niets hebben gelezen. Want er zit een soort cesuur bij Maria. Een geestige onderbreking van de mannelijke geslachtslijn. Maar toch vertelt Mattheüs ons deze hele lijst.

Er zit een soort dubbele boodschap in dit eerste hoofdstuk, zoals Mattheüs ook twee keer in dit hoofdstuk vertelt over de afstamming of afkomst van Jezus. Eerst vertelt hij het hele geslachtsregister tot aan Jozef. En vervolgens begint hij bij Maria over de afkomst van Jezus in het tweede gedeelte waar wij gestopt zijn vandaag. Dan krijg je het hele verhaal van Maria die zwanger is van de heilige Geest, en Jozef, die zijn knopen telt, en zich afvraagt of hij zich hiermee in wil laten. Die twee lijnen kunnen niet zonder elkaar: de lijn van de mens, door de eeuwen en de generaties heen, en de lijn van God via de heilige Geest. Maar wat doet die lijn van de mens hier dan in? Het lijkt zo nutteloos, en als je al die mannen bekijkt en hun levensgeschiedenissen leest, ook zo hopeloos. Wat komt er uit ons leven op, waaruit hoop kan ontstaan? Het leven lijkt zo vaak dood te lopen, en hoe kan je dan verder? Juist daarop geeft die lijn door de generaties heen juist een eerste aanzet tot een antwoord.

Want deze geslachtslijn, hoe mooi geconstrueerd in drie keer veertien generaties, is juist een lijn van breuken en cesuren, en van doorgang waar niemand het had verwacht, of mensen het onmogelijk hadden gemaakt om nog verder te kunnen. Er was zelfs al sprake van een valse start. Abraham, weet u nog, waar deze geslachtslijn mee begint, kon geen kinderen krijgen. Dat wil zeggen: zijn vrouw werd voor onvruchtbaar gehouden. Het was zelfs zo erg, dat zijn vrouw Sara een zijweg voorstelde via Abrahams bijvrouw Hagar. Maar tegen alle verwachting in werd Sara zelf zwanger, al geloofde ze het zelf nog niet, en lachte ze God uit. God pakte haar terug en gaf hun zoon de naam 'Hij die lacht', Izaak. God heeft humor en leert zo ons mensen een lesje.

Daarna is het eigenlijk niet veel anders gegaan. Mensen zochten meer of minder actief hun eigen weg. En die leidde nogal eens af van de hoofdweg, en dan was er enige bijsturing nodig. En dan waren het juist vrouwen die goed kaart konden lezen, en de mannen weer terugbrachten op het rechte pad. Vrouwen nota bene, die allemaal buitenlanders zijn. Dat wil zeggen, niet Israël eigen. Juist omdat Israël zijn heil ergens anders zocht, een eigen weg ging, maar op de zijweg iemand ontmoette die hen terugzond naar de hoofdweg.

Zo'n rol heeft Tamar ook. Zij is de eerste die wordt genoemd. Terugbladerend in de bijbel komen we bij die roman uit over Jozef en zijn broers. Dat verhaal van die zonen van Jakob, die ook wel Israël genoemd wordt. Het volk Israël in het klein. Twaalf zonen, en een dochter. Die dochter heeft geen zussen om mee ruzie te maken; haar broers liggen eens te meer met elkaar overhoop. Een goed begin voor Israël. Kleine Jozef kan zijn dromen niet op waarde schatten, die een visioen zijn voor het volk, en de broers achten zichzelf belangrijker dan elk visioen waarin een ander het voor het zeggen heeft, en het eigenlijk God is die uiteindelijk de doorslag geeft. En in dat gekissebis rondom die put doemt Juda op als degene die dan tenminste een enigszins redelijke uitweg biedt door voor te stellen Jozef te verkopen als slaaf. Ja, menselijk is het niet, maar het jonge volk van twaalf zonen, en een dochter, blijft ongeschonden. Het leven gaat door, en uiteindelijk breekt het visioen door dat God met zijn jonge volk voor ogen had, als Jozef als onderkoning voor de wereld een zegen is. Zo wil God dat zijn volk is: een zegen voor de wereld.

Maar in het verhaal waarin wij vandaag belanden is het zover nog niet. Wel is duidelijk dat deze Juda een hoofdrol krijgt. Naast Jozef. Jozef, die gaat de wereld in, zal onderkoning worden en de wereld redden van hongersnood. Juda, hij blijft bij Israël en zal Israël redden. Via zijn lijn komt de redding van binnenuit, via al die namen uit het verhaal van Mattheüs, waarvan koning David, en Jezus toch de voornaamsten zijn.

Juda dus. Hoofdrolspeler. Binnen Israël. En ook maar een mens. Hij daalt af, staat er in het begin. Oei. Dat is geen goed teken. Wanneer een mens afdaalt dan wordt hij erg laag bij de gronds. Daar waar er minder licht is, en een mens zijn eigen weg heel goed denkt te kunnen vinden. En wie ziet nou wat hij allemaal doet? U heeft het hele verhaal zojuist gehoord. Maar bij Tamar gaat het niet zoals hij had gedacht en zoals hij het wil. Ja, het is goed met dat zwagerhuwelijk. Ze kreeg er al twee voor de prijs van één. Die derde krijgt ze niet als bonus. Het leven heeft hem al twee zoons gekost. Hij legt de schuld bij Tamar lijkt hij te suggereren. Terwijl wij lezen dat het zijn eigen vlees en bloed is dat afwijkt van de goede weg. Het leven van zijn eerste twee zoons loopt dood. En Tamar stuurt hij naar haar ouderlijk huis. Maar een paar jaar later grijpt ze in. Omdat ze ziet dat ook Juda's leven doodloopt als hij weduwnaar is geworden. En zij is degene die door het zwagerhuwelijk alsnog op naam van Juda's oudste zoon een nakomeling ter wereld kan brengen, waardoor de lijn van Juda doorloopt, hoezeer hij ook zijwegen bewandelt.

Op één van die zijwegen ontmoet Juda Tamar, die zich onherkenbaar heeft vermomd. Zijn seksualiteit is niet meer op voortplanting gericht, maar op zijn eigen genot. Op zich niets mis mee, maar hier nou juist wel. Omdat Juda zijn positie niet voor zichzelf moet houden. Het leven moet doorgaan, ook na hem. Want uit Israël zal een redder geboren worden. En nee, dat weet hij natuurlijk niet. Maar de belofte aan Abraham was wel dat het volk gezegend zou worden met nakomelingen zoveel als er sterren zijn, om een zegen voor de wereld te zijn. En Juda, juist Juda, die man die binnen Israël de richting aan moet geven, juist hem wordt het te heet onder de voeten en hij zegt: ik kap ermee. Te riskant. Twee zoons verloren. Het is genoeg geweest. 

Zo kan het leven door wat je overkomt, dankzij en ondanks jezelf, je soms het gevoel geven: ik doe niet meer mee. Hier stopt het. Genoeg is genoeg. Ik ga mijn eigen weg wel, en dan loopt die maar dood. En het mooie is dat God dat nog accepteert ook. Op die zijwegen waar we even afdwalen of juist schuilen voor wat het leven ons kost, komt God ons tegemoet. Dat laten de vrouwen die Mattheüs in zijn geslachtsregister noemt zien. Allemaal voorkwamen ze dat het leven doodliep. Allemaal op hun eigen wijze en met hun eigen verhaal.

En toch, toch gaat God niet helemaal in onze lijn mee, want dan ineens is Maria zwanger. Zonder Jozef. Los van hoe dat biologisch kan, is de bedoeling van Mattheüs dit, dat hij ons wil verlossen van het idee dat we zelf iets in te brengen hebben. Het zou ons maar hoogmoedig maken en denken dat het onze verdienste is. Nee, juist niet. We hebben zelf niets in te brengen en staan zo vaak met lege handen, terwijl het leven ons als het ware als zand door de vingers glipt.

En daarom mag dit verhaal van Mattheüs een bemoediging zijn. God gaat met ons mee op weg, zoals Hij al meeging met Abraham. En hij volgt ons naar waar het leven ons brengt. En of we er zelf nu deel aan hebben als ons leven doodloopt, of het ons overkomt, en God mag weten waarom: uit ons, bij ons, onder ons, wil God een redder geboren laten worden, een uitweg bieden, een troostvol en hoopvol perspectief bieden, dat ons leven en het leven van wie wij verloren niet vergeefs is, maar dat het doorgaat.


Kunnen wij nu hopen en verwachten, in deze tijd? Misschien niet. Maar God steekt het licht aan. Hij gaat met ons door. Hij laat ons niet zitten. Hij gaat met ons op weg, in ons leven, door ons verdriet en door alle pijn, van en door onszelf, op weg naar dat Kind, dat we enkel maar hoeven te ontvangen, omdat Hij voor ons kwam, om ons Zijn vrede te geven.

woensdag 4 december 2013

Over de grens - preek gedachteniszondag 24 november 2013


Ook te beluisteren via Kerkomroep

Vandaag gedenken we onze overledenen. We doen dat op de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Volgende week begin de Adventstijd, de verwachtingsvolle tijd voor Kerst. Maar dat voelt nu nog ver weg. Nu staan we op de grens. Een grens die wij niet over kunnen. We zijn dierbare mensen verloren, zij zijn over die grens heengegaan, en wij blijven achter. Op allerlei manieren en in een verschillende intensiteit voelen we dat het leven niet meer zo is als dat het was. We vinden onze weg er wel weer in, o jazeker wel, zo goed en soms zo kwaad als het gaat, maar soms stuiten we weer even op die grens.

Dit jaar gedenken we niet alleen onze overledenen, we voelen ons ook heel sterk verbonden met verschillende gemeenteleden die hun levensgrens zien naderen of daarvoor vrezen. We voelen wie we nog niet willen missen, en we zien hun gevecht. Het raakt ons. En het verbindt ons aan elkaar. We houden elkaar vast, we bidden voor elkaar, we sturen elkaar kaartjes. Maar het is wel veel. En hoezeer we elkaar vasthouden; het voelt ook alsof het leven tussen onze vingers doorglipt. Want we weten: uiteindelijk hebben we niets in te brengen. Helemaal niets. En welke weg moet je dan gaan?

Jezus lijkt over die grens te kunnen heenkijken. Hij kijkt aan het eind van zijn leven vooruit. Over de grens van zijn heengaan heen. 'Wees niet ongerust', zegt hij, 'maar vertrouw op God en op mij.' Poeh. Vertrouwen willen we wel, maar wat moeten we dan nu? Als Jezus achter de grens verdwijnt van waar wij kunnen komen, hoe putten we daar dan moed uit? Het is als horen roepen: 'Ik ben er hoor' maar die persoon niet zien. Waar hou je je aan vast als je zelf op die grens staat en wel hoort roepen, maar niet weet waar vandaan en waarheen? 'Jullie kennen de weg toch waar ik heen ga?' zegt Jezus. Ja, we hebben er van gehoord, maar kunnen Thomas goed begrijpen als hij zegt: 'Wij weten niet eens waar u naartoe gaat, Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen wijzen?' En ondertussen zien we wat we achterlaten, en dan kan het verlies soms groter zijn dan het vertrouwen. Je weet wat je achterlaat, maar niet waar je heen gaat.

En ook voor wie achterblijven is het soms een schrale troost te weten dat onze dierbare overledenen bij God zijn, en voel je je eerder verweesd. Soms ook letterlijk, als je laatste ouder, of je laatste grootouder is overleden. Dan schuiven alle generaties een stapje op, en gaat er iets van geborgenheid onder het dak van die oudere generatie verloren. Dat is best even confronterend. De oorsprong van het woord wees is niet helemaal duidelijk, maar het heeft iets te maken met uiteengaan, in tweeën gaan, inderdaad een band die verbroken wordt. Uiteengaan. Omdat een dierbare een grens is overgegaan, waar je zelf niet overheen kunt gaan, noch kijken.

Jezus probeert ons wel over die grens heen te laten kijken, maar echt geruststellen doet het nog niet. Hij zegt: 'In het huis van mijn Vader zijn veel kamers; zou ik anders gezegd hebben dat ik een plaats voor jullie gereed zal maken? Wanneer ik een plaats voor jullie gereedgemaakt heb, kom ik terug. Dan zal ik jullie met me meenemen, en dan zullen jullie zijn waar ik ben. Jullie kennen de weg waar ik heen ga.' Mooi. Geruststellend, ja. Er is een plaats voor ons aan de andere kant van de grens. Ontroerend. Geborgen. Maar die grens blijft er liggen. Wat voor zekerheid, wat voor houvast geeft dat nu?

De enige wijze waarop Jezus ons gerust kan stellen is om een omgekeerde beweging te maken. Van over de grens naar ons nu hier. Ons geloof is geen eenrichtingsverkeer. Niet een verrekijker naar over de grens met een vaag beeld waarin we maar moeten vertrouwen. Nee, ons geloof is tweerichtingsverkeer. Jezus belooft een pleitbezorger te sturen. Dat is iemand die naast je staat, het voor je opneemt, je bijstaat. De Geest van de waarheid noemt Jezus hem. Blijf niet te lang bij dat woordje waarheid hangen. Het is het antwoord op die vage blik die wij hebben over de grens, als we al een blik hebben. Het antwoord wil geruststellen. De Geest vertelt geen zoethoudertjes, maar erkent de hardheid van het overgaan van de grens, bemoedigt ons ook dat het daarmee niet ophoudt.

Ja, wij kunnen niet verder kijken dan die grens. We kijken er tegenaan, we zien er tegenop, of het is een onmogelijke horde om te nemen. Maar het houdt daar niet op. Vorige week vertelde collega Nienke van Andel het verhaal van Jezus waarin hij zegt: 'God is geen God van doden, maar van levenden, want voor hem zijn allen in leven.' De grenzen die wij zien in het leven, en ook tegenop zien; de grenzen tussen mensen en in het leven bestaan niet voor God. Voor hem gaat het verder. Ja, we lopen in ons leven tegen onbegrijpelijke en onmogelijke grenzen aan. Dat kan welhaast wanhopig maken. Want we proberen het te vatten; het lijkt onze enige manier om ons staande te houden. Waarom moet ons dat dan gebeuren en hoe houden we ons staande?

Jezus sust ons daar niet in, alsof we maar moeten vertrouwen en dat is het dan. Nee, hij laat ons niet als wezen achter, met een gevoel dat onze God ver weg is, nee. Totdat Jezus terugkomt heeft hij de Geest gezonden. Hij woont in ons en zal in ons blijven. Van over de grens die wij zien en ervaren, en soms zo intens en bij zovele dierbare mensen; van over de grens zendt Jezus de Geest en leeft God zo met ons mee. Letterlijk, nee niet van een afstandje, maar van binnenuit. De Geest woont in ons.


Jezus zegt: 'Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan. Maak je niet ongerust en verlies de moed niet.' Laten we in alles wat ons overkomt elkaar blijven bemoedigen en troosten. Vertrouwend op de bron in ieder van ons dat de Geest in ons woont en bij ons blijft. Laten we elkaar vasthouden en daarmee een getuige zijn voor elkaar en voor de wereld dat we zeker voelen dat het leven behoorlijke hobbels, drempels en grenzen kent, maar dat het leven niet ophoudt bij die grens, en God met ons meeleeft, wat er ook gebeurt. Neem deze woorden mee: 'Wees niet ongerust, maar vertrouw op God en op mij. Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan. Maak je niet ongerust en verlies de moed niet.'